In het kader van het project Food Smart Cities van Rikolto bezocht Eos Tracé een aantal van de steden waar de ngo actief is. Het resultaat vind je in dit speciale Tracé en wordt ook als krant en boek uitgegeven.
Zoals je kunt zien lijkt het Tracé van Slimme Voedselsteden niet op de andere tracés die we publiceren. Je vindt deze keer geen informatie over de weg en impact van een voedingsmiddel. Wel zul je lezen over steden verspreid over de hele wereld die hun stedelingen nu en in de toekomst van gezonde en duurzame voeding willen voorzien.
De redactionele verantwoordelijkheid van dit speciale tracé valt onder Rikolto.
Wat is een Food Smart city? Een zoveelste buzzword, of zit er meer achter? Wat ons betreft dat laatste, en de artikels in dit tracé zijn er het bewijs van. Een Food Smart City is een stad die voedsel als hefboom gebruikt voor het zoeken naar oplossingen voor belangrijke uitdagingen van onze tijd.
Waarom Eos Tracé samen met Rikolto werkte aan een boek en krant over pionier-steden die zich inspannen om hun stedelingen nu en in de toekomst van duurzame en betaalbare voeding te voorzien.
Een groeiende stad van veilig voedsel voorzien en boeren voor hun inspanningen belonen. Dat is de uitdaging waar Arusha voor staat.
Arusha tekende in 2015 het Milaan Pact. Dat wil steden verenigen die zich samen willen inzetten voor een duurzaam voedselsysteem. “Een stad is geen eiland”, zegt Rebecca Mongi Chief Agricultural Officer in het stadsbestuur van Arusha. “Door het Milaan Pact te tekenen willen we leren van andere steden hoe we een duurzaam en veerkrachtig voedselsysteem op poten kunnen zetten.” Arusha kampt met verschillende problemen, vertelt Mongi. “Boeren hebben steeds vaker last van langdurige droogte. We verwachten dat dat op termijn een impact zal hebben op de voedselzekerheid. Daarnaast breidt de stad uit, en krimpt de oppervlakte landbouwgrond. Je ziet rond de stad veel reclame voor bouwprojecten. Waar gisteren een boerderij was, kan vandaag een groot huis staan.”
Het stadsbestuur heeft een ‘Masterplan 2035’ klaar, waarin ruimte is afgebakend die voor landbouw voorbehouden moet blijven. “We willen ook de productie verhogen met irrigatie en serreteelt”, zegt Mongi. Door in te zetten op intensieve stadslandbouw, streeft de stad meerdere doelen tegelijk na. “We organiseren demonstraties en trainingen voor de jeugd. En we voorzien voordelige leningen zodat mensen met weinig kapitaal toch kunnen investeren in een klein bedrijfje. Zo verhogen we niet alleen de voedselproductie, maar creëren we ook werkgelegenheid en helpen we mensen uit de armoede.”
Een duurzaam voedselsysteem betekent ook: goede arbeidsvoorwaarden, voor mannen én vrouwen. Daar zet Solidaridad, één van Rikolto’s partners zich voor in. “Vaak doen vrouwen op de boerderij het meeste werk”, zegt Mary Mkonyi (Solidaridad). “Veel mensen denken: als vrouwen bij het werk betrokken zijn, is het goed. Maar dat is niet genoeg. Vrouwen moeten beslissingen kunnen nemen, en daar knelt het schoentje vaak. Vrouwen werken op het veld, maar over wat er gebeurt met de inkomsten beslist de man naar eigen goeddunken. Samen werken betekent ook samen beslissen. Daar focussen wij op.” Vertegenwoordigers van Solidaridad praten met families over de rol van vrouwen. “Door allerlei culturele barrières hebben vrouwen te weinig vertrouwen in zichzelf. Ze krijgen de indruk dat mannen superieur zijn. Wij willen hen doen inzien dat ze net zo goed in staat zijn om de leiding te nemen.”
Even belangrijk is de jeugd te engageren. “Jongeren vinden de landbouw niet aantrekkelijk. Dat is een ernstig probleem. Wij proberen jongeren met demonstratieprojecten te motiveren. Tuinbouw is daarvoor bijzonder geschikt. Groenten en fruit leveren snel geld op. Zo zien jongeren dat landbouw een aantrekkelijke manier om te ondernemen kan zijn.”
Shukuru Tweve, Rikolto’s Food Smart Cities-coördinator in Arusha, bevestigt het belang van werken met jongeren. “De helft van de Tanzaniaanse bevolking is jonger dan 25. Die jongeren hebben het moeilijk om werk te vinden of een zaak op te starten. Tegelijk vragen duurzame voedselsystemen om een breuk met business as usual. Jongeren zijn het best geplaatst om met nieuwe en innovatieve oplossingen te komen en ervoor te zorgen dat Arusha zijn engagementen in het kader van het Milaan Pact kan nakomen.”
Boerenorganisatie Muvikiho helpt met steun van Rikolto kleine boeren de krachten te bundelen, en slimme ondernemers te worden.
Hoe teel je het best pompoenen of mais? Hoe sla je je graanoogst op zonder dat die bederft? Op een driedaagse bijeenkomst leren boeren van elkaar.
Wat in Arusha op de markt ligt, komt grotendeels uit het Arumeru-district. Groenten en fruit van dichtbij, granen van wat verder weg. Netwerkorganisatie Juwame brengt alle landbouwersverenigingen uit het district samen. “Onze missie is boeren de overstap te laten maken van traditionele naar commerciële landbouw”, zegt voorzitter Simon Ayo.
Dat doet de organisatie onder meer door een driedaagse bijeenkomst te organiseren waarop drie- tot zesduizend boeren afkomen. Specialisten in verschillende domeinen leren hun collega’s de kneepjes van het vak. Muvikiho vaardigt een delegatie af die de ervaringen met tuinbouw en export deelt. Anderen demonstreren graanteelt of kippen kweken. “Allemaal toegespitst op kleine boeren met weinig middelen”, zegt Ayo. De organisatie nodigt ook bedrijven uit om hun producten te demonstreren. “Zoals bijvoorbeeld zakken waarin je je oogst kan opslaan zodat die niet bederft, zonder er pesticiden op te moeten spuiten."
Juwame doet ook lobbywerk. “Zo hebben we het probleem van namaakpesticiden aangekaart”, zegt Ayo. “Daardoor voert de overheid nu controles uit bij verkopers. We verzetten ons tegen onrechtvaardige belastingen voor boeren en regels die export verbieden. Zo proberen we allerlei hindernissen die boeren in hun werk belemmeren weg te werken."
Kibiu-lid Santaeli Solomon Kaaya toont zijn bijna rijpe tomaten, onder het goedkeurend oog van zijn zoontje, dat er onderweg een paar oppeuzelt. “Binnenkort haal ik mijn vierde oogst van het veld, terwijl ik vroeger maar één keer kon oogsten”, vertelt hij tevreden. Sinds februari 2019 beschikt Santaeli over een irrigatiesysteem. Een vijgenboom voor zijn huis wijst op de aanwezigheid van ondiep grondwater. Dankzij een pompinstallatie, aangedreven door zonnepanelen op het dak van zijn boerderij, kan Santaeli dat water gebruiken om te irrigeren. “Dit voorjaar was het uitzonderlijk droog. Maar nu ben ik niet meer afhankelijk van de grillen van het weer. Ik kan mijn productie afstemmen op de marktvraag want ik weet dat er water zal zijn.” Naarmate de klimaatverandering tot meer weersextremen leidt, zullen dit soort maatregelen nog aan belang winnen.
Rikolto brengt in dit pilootproject bedrijven, kredietverstrekkers en boeren samen en biedt financiële ondersteuning. Bij succes is het de bedoeling de formule op grotere schaal uit te rollen.
Dat veel kleine boeren niet over meststoffen, pesticiden of andere technologieën beschikken, komt vaak doordat er geen geld is om daarin te investeren. Bovendien staat niemand te springen om geld te lenen aan boeren die in erg onzekere omstandigheden werken. Vaak is het een vicieuze cirkel: om een lening te krijgen moet je contracten met afnemers kunnen voorleggen en om een contract te kunnen afsluiten, heb je geld voor investeringen nodig. “Ervoor zorgen dat boeren toegang hebben tot krediet is één van onze taken”, zegt Shukuru Tweve. “We moeten enerzijds financiële instellingen ervan overtuigen dat het de moeite loont om boeren geld te lenen, en anderzijds boeren helpen zodat ze banken de nodige garanties kunnen bieden.”
Boerenorganisatie Muvikiho zette aanvankelijk een intern leningensysteem op poten, dat inmiddels is vervangen door een samenwerking met de Tanzaniaanse National Microfinance Bank (NMB), grotendeels in handen van de Tanzaniaanse overheid en de Nederlandse Rabobank. NMB geeft geen leningen aan individuele boeren, wel aan groepen. “Dat doen we om het risico te beperken”, vertelt Arishard Msangi (NMB). “Om te vermijden dat het geld verkeerd wordt besteed, geven we geen grote bedragen in één keer, maar betalen we in schijven, op de momenten waarop investeringen nodig zijn, zoals bij de veldvoorbereiding of het planten. Of we geven geen geld, maar betalen rechtstreeks aan bijvoorbeeld de meststofleverancier.”
Ook voor de bank lijkt dit een interessante formule. “Er zijn veel kleine boeren. Dit is voor ons een kans om een nieuwe markt aan te boren”, zegt Msangi. “Met dit pilootproject hebben we al meer dan 2000 mensen bereikt. Als het goed blijkt te werken – en dat is voorlopig zo – willen we dit graag opschalen."
Sinds maart 2019 heeft de Vietnamese stad Da Nang een voedselstrategie. Die stelt als doel om binnen nu en 2030 de omslag te maken naar een duurzaam en veilig voedselsysteem in en rond de stad. De ambities van de dynamische stad moeten een voorbeeld stellen voor andere grote steden in Vietnam zoals Hanoi en Ho Chi Minh-stad. Maar hoe zorg je voor veilig voedsel als je niet weet waar het vandaan komt?
Met haar voedselstrategie ‘Gent en Garde’ wil Gent een duurzaam voedselsysteem op poten zetten. De stad geeft daarbij zelf zo veel mogelijk het goede voorbeeld.
In de Gentse Brabantdam, op de hoek van het Glazen Straatje, baat Arno De Mol het biologische eet- en theehuis Lokaal uit, dat dit jaar zijn vijfde verjaardag viert. “Ik wil het zo duurzaam mogelijk aanpakken”, zegt De Mol. Hij kookt vooral plantaardig, met lokale ingrediënten. Die komen onder meer van zelfplukboerderijen in Gentbrugge en Afsnee, en via het platform Vanier uit de regio rond Gent. Dat is uiteraard complexer dan al je ingrediënten bij dezelfde groothandel bestellen. ”Ik maak het mijzelf wat moeilijk, maar moeilijk is vaak leuk. Ik vind het belangrijk dat de boer die mijn ingrediënten teelt een fatsoenlijk inkomen heeft. “
Vandaag staat er aardpeersoep en een plantaardige quiche als lunch op het menu. De Mol heeft naar eigen zeggen een lange weg afgelegd. “Ik groeide op in het dorpje Schellebelle”, vertelt hij. “Op zondag aten we kip met appelmoes en kroketten. Tot niet zo heel lang geleden had ik nog nooit een rode biet of aardpeer van dichtbij gezien. ”Door een abonnement op een wekelijks biologisch groentenpakket leerde hij met lokale seizoensgroenten te werken.
De actie Dagen Zonder Vlees hielp hem de plantaardige weg op. “Deze zaak is een leerschool geweest en ik denk dat wat ik in het begin maakte niet zo lekker was”, lacht De Mol. “Straf dat de mensen zijn blijven komen.” De jonge ondernemer houdt zijn prijzen bewust laag. “Ik wil het zo toegankelijk mogelijk houden.” Netto houdt hij elke maand 1000 euro over. “Dat mag op termijn wat meer zijn, maar ik prijs mijzelf nu al gelukkig. Ik leef hier voor en haal er heel veel voldoening uit."
Het Gentse Foodsavers-platform verdeelt voedseloverschotten aan meer dan honderd sociale organisaties. Dit jaar mikt het op duizend ton gerecupereerde producten.
“Gisteren nog in de grond, vandaag in je mond” is de leuze van het Groenselhof, een akkerbouwbedrijf in Lokeren, op 30 kilometer van Gent. Gert Bracke teelt er onder meer grondwitloof, asperges, aardappelen, prei, sla en diverse koolsoorten. Hij verkoopt vrijwel alles op de boerderij zelf, en via korte-ketenplatformen zoals Boeren&Buren en Vanier. Het geeft hem de mogelijkheid om kwaliteit boven kwantiteit te plaatsen. ”Smaak staat bij ons centraal”, vertelt Bracke in zijn hoevewinkel. Hij kiest bewust voor smaakvolle gewasvariëteiten, ook al leveren die een kleinere oogst op. “De smaak van onze producten is onze beste reclame, waarvoor de klanten graag een meerprijs betalen.”
“De prijzen die je op de veiling krijgt zijn een ramp”, vertelt Bracke. “Je krijgt de indruk dat ze de boeren met een hongerloontje net niet dood willen knijpen. Als je met eurocenten moet rekenen, moet je wel voor kwantiteit gaan. ”Ook collega-boeren klagen erover, maar aarzelen door de extra kosten die met lidmaatschap van een korte-keten-platform gepaard gaan, weet Bracke. “Ik besloot dat je zelf het heft in handen moet nemen, als je wil dat er iets verandert.”
Bracke sloot zich aan bij Vanier om zijn afzetmarkt uit te breiden. “Particulieren vinden steeds makkelijker de weg naar korte-keten-verkoop, maar voor de horeca en retail ligt dat moeilijker.” Inmiddels belanden zijn producten al op het bord in verschillende Gentse horecazaken. ‘s Avonds brengt Bracke ze naar een opslagcentrum net buiten de stad, en de volgende ochtend worden ze geleverd.
Dat hij aan de korte-keten-verkoop een beter inkomen overhoudt, is niet de enige motivatie. “Op de veiling ben je een nummer. Dit is dag en nacht hard werken: dan doet het deugd om van klanten te horen dat ze je inspanningen appreciëren. Het geeft je zin om verder te boeren.”
Met het GoodFood@School-programma streeft Rikolto samen met Fairtrade Belgium en Goodplanet Belgium naar een duurzaam voedingsbeleid in alle Vlaamse scholen tegen 2021.
Het programma vertrekt van School Food Labs: pilootscholen creëren tijdens een intensief 2-jarig begeleidingstraject ‘goede praktijken’ die andere scholen kunnen inspireren om zelf ook aan de slag te gaan. Leidende principes daarbij zijn onder meer het tegengaan van voedselverspilling, het matigen van vleesconsumptie, duurzame vis en lokale en duurzaam geproduceerde groenten en fruit uit het seizoen.
Leuven, Brugge en Gent hebben naast deze pilootscholen ook een School Food Council, een multi-actor-werkgroep die strategieën ontwikkelt om alle andere scholen actief te stimuleren om hetzelfde te doen. In Antwerpen en in Hasselt proberen een aantal actoren de handen in elkaar te slaan om hetzelfde te doen.
Het Gentse Nieuwen Bosch Humaniora en het Atheneum in Gentbrugge stapten in een tweejarig traject. In Gentbrugge kozen ze voor gelabelde producten zoals belegde biobroodjes in de cafetaria. De school heeft de ambitie PMD-vrij te worden, watertaps te installeren en de leerlingen een herbruikbare drinkfles aan te bieden. “Afval dat je niet creëert, moet je achteraf ook niet opruimen”, zegt directrice Sofie Vercoutere. Op het Nieuwen Bosch Humaniora lopen de leerlingen al rond met zo’n fles, deels gesponsord door de school. Het is één van de weinige scholen die nog een eigen keuken heeft.
Koken met lokale en seizoensgroenten bleek een uitdaging, net als vegetarische gerechten aanbieden die de leerlingen weten te smaken. Een opleiding vegetarisch koken voor grootkeukens moet daar verandering in brengen. De voedselverspilling werd in kaart gebracht, maar nog niet aangepakt. “Je botst snel op financiële en praktische beperkingen, in ons geval vooral een gebrek aan mankracht”, stelt adjunct-directeur Ulrik De Roover vast. “Toch willen we proberen om op basis van wat we tijdens het traject hebben geleerd veranderingen door te voeren. Maar een school is een tanker die je niet zomaar van richting verandert.“
Steeds meer scholen kiezen voor een externe cateraar. Op 30 april 2019 ondertekenden de 8 belangrijkste schoolcateraars, de koepel van de ouderverenigingen, Horeca Vlaanderen, de Unie van Belgische Cateraars, het Vlaams Instituut Gezond Leven, Rikolto en de verschillende onderwijskoepels, samen met Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits een charter waarin ze beloven zich te engageren voor gezondere en duurzamere maaltijden op school. Ook Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Jo Vandeurzen schaarde zich achter het charter. In een volgende fase zal een werkgroep met de ondertekenaars onder leiding van Rikolto werken aan een model-lastenboek met duurzaamheidscriteria voor warme schoolmaaltijden via openbare aanbestedingen.
Meer dan een derde van de kinderen in Indonesië heeft last van ondervoeding, vaak door een te eenzijdig dieet. Schoolmaaltijden zijn een eenvoudig en doeltreffend instrument om alle kinderen te voorzien van gezonde en kwaliteitsvolle voeding.
Gezonde voeding voor iedereen staat niet voor niks op de agenda van de stad Solo. Vandaag is dit nog verre van realiteit in de Javaanse stad en andere steden in Indonesië. Volgens de laatste cijfers (2018) heeft 36,4 procent van de kinderen onder de vijf in Indonesië een groeiachterstand. Daarmee staat Indonesië in de top vijf van landen met de meeste kinderen met een groeiachterstand, of stunting in het Engels.
Stunting is de verstoorde groei en ontwikkeling bij kinderen door slechte voeding, herhaaldelijke infecties en onvoldoende psychosociale stimulatie. In totaal zijn 8,4 miljoen kinderen in Indonesië uitzonderlijk klein voor hun leeftijd en lijden onder chronische ondervoeding. Niet de groeiachterstand is het echte probleem, maar wel de verminderde hersenontwikkeling die ermee gepaard gaat. Ook het risico op niet-overdraagbare ziekten (NCD’s) zoals diabetes en hartaandoeningen vergroten door groeiachterstand.
Die combinatie van verstoorde ontwikkeling en het hoge risico op niet-overdraagbare ziekten, wordt ook wel de ‘dubbele last’ van ondervoeding genoemd.
De Indonesische regering is zich hier wel van bewust, de vicepresident van het land heeft daarom in 2017 een nationale strategie uitgevaardigd om de strijd tegen groeiachterstand op te voeren door de voeding te diversifiëren. Daarnaast is er een vijfjarenplan in de maak voor 2020-2024 waarin groeiachterstand gereduceerd moet worden met 40 procent. Deze doelen zijn geformuleerd in het kader van Duurzame Ontwikkelingsdoelstelling 2 van de Verenigde Naties: Zero Hunger. Helaas bleek onlangs uit een rapport van de Wereldvoedselorganisatie (FAO), Unicef en andere hulporganisaties, dat het aandeel van mensen dat niet genoeg te eten heeft sinds 2015 blijft steken op 11 procent. In absolute cijfers neemt het cijfer zelfs weer toe.
Schoolmaaltijden voorzien wordt genoemd als een van de maatregelen om ondervoeding tegen te gaan, die doeltreffend is en relatief simpel om in te voeren.
“APOB staat voor Asosiasi Petani Organik Boyolali, oftewel Associatie Biologische boeren Boyolali”, vertelt Mr. Murbowo, hoofd van APOB. “De associatie bestaat uit zeven groepen boeren die samen een oppervlakte van 101 hectare rijst verbouwen. Daarvan voldoet 30 hectaren sinds 2013 aan de nationale standaard voor biologische rijst. Samen levert dat 11 ton rijst per maand op die wij verkopen aan drie grote kopers. Het zorgt ervoor dat de hardwerkende boeren een eerlijke prijs krijgen voor de rijst die ze verkopen. Dat maakt dat ze geen extra baan nodig hebben om aan een leefbaar inkomen te geraken."
"Helaas kunnen we slechts 30 procent van de biologische rijst aan die drie spelers verkopen. Voor de overige 70 procent hebben we nog geen markt gevonden. Dat betekent dat de boeren het merendeel van de rijst dus zelf moeten zien te verkopen, vaak aan een middleman, een tussenpersoon die niet de meerprijs voor biologisch geteelde rijst betaalt. Kopers vinden voor de biologische rijst is niet makkelijk. Veel Indonesiërs kunnen dat niet betalen; bovendien voldoet de rijst nog niet aan de nog strengere eisen voor de internationale markt. Verkopen aan een supermarkt, waar inmiddels meer en meer biologische producten te vinden zijn, betekent dat je pas twee maanden na de verkoop je geld ontvangt. Bij hotels krijg je hetzelfde verhaal, daar kan het zelfs drie maanden duren vooraleer ze overgaan tot betaling. De buffer om die periode te overbruggen, hebben we nog niet."
"Scholen zouden een goede afzetmarkt zijn voor APOB, omdat die meer en meer inzetten op gezonde, veilige voeding en vaak grote hoeveelheden nodig hebben. We zijn dan ook in overleg met Gita Pertiwi, Rikolto en de overheid om contracten met scholen vast te leggen. Hoe groter de afzetmarkt voor biologische rijst is, hoe meer hectaren er kunnen omschakelen naar biologisch. Mijn droom is dat al onze leden gecertificeerde gezonde of biologische rijst produceren, zodat we met APOB in de mogelijkheid zijn om alle rijst collectief te verkopen en we ervoor kunnen zorgen dat al onze boeren een eerlijk loon verdienen."
In slimme voedselstad Solo worden twee vliegen in één klap geslagen. Door voedseloverschotten op te halen en te doneren aan mensen met een laag inkomen, wordt niet alleen voedselverspilling tegengegaan, maar ook honger. Daarvoor mag de stad rekenen op de vrijwillige inzet van haar genereuze inwoners.
Indah Palace, een hotel met vier vestigingen in Indonesië, zet als een van de eerste hotels in Solo in op het voorkomen van voedselverspilling.
“Sinds 2013 zetten we actief in op het voorkomen van voedselverspilling, in eerste instantie uit financiële overwegingen. Ik dacht dat het me financieel zou opleveren als we efficiënter met onze voorraden om zouden gaan. Er is een overaanbod van hotels in Solo, waardoor we gemiddeld maar een bezettingsgraad van 40 procent hadden. Ook namen de voedselprijzen in die tijd sterk toe. Van al onze kosten ging 30 procent naar inkoop van voedsel. Dat is nu, 6 jaar later, nog maar 25 procent. Dat is een aanzienlijk verschil.”
“We werken met een minimale voorraad aan voedsel. Enkel wat we voor een dag nodig hebben kopen we in. Dat betekent dat we enkel kunnen serveren wat er op het menu staat en niet kunnen ingaan op speciale verzoeken. We leggen teleurgestelde gasten uit dat we dit doen uit ecologische overwegingen.”
“In dit hotel worden regelmatig evenementen georganiseerd waarbij wij instaan voor de catering. Bij buffetmaaltijden proberen we overschotten te vermijden door voor 80 mensen te koken als er 100 genodigden zijn. Als er dan toch niet genoeg is, koken we à la minute bij. We hebben ongeveer 10 procent voedseloverschotten per dag, die we verdelen via drie kanalen. Allereerst proberen we de overschotten mee te geven aan de gasten. We vertellen ze hoe ze het eten het best kunnen bewaren thuis. Als we dan nog eten over hebben, dan brengen we het naar daklozen of andere mensen met een laag inkomen. Daarvoor werken we sinds 2017 samen met Gita Pertiwi. Dat zijn meestal zo’n 10 porties per evenement. In 2018 hebben we 800 mensen met een laag inkomen kunnen bereiken met onze overschotten. De laatste optie is om de overschotten mee te geven aan ons personeel.”
“Door de begeleiding van Gita Pertiwi weten we nu ook beter waar we allemaal op kunnen inzetten. Zo hergebruiken we nu ook overschotten. Als er gesneden fruit op het buffet blijft liggen na het ontbijt, dan maken we daar salades of smoothies mee. En we bieden kleinere bordjes aan.”
“Inmiddels ben ik zelf ook steeds meer gaan stilstaan bij de milieu-impact van al dat voedsel dat moet worden geproduceerd en vervolgens wordt verspild. Thuis gooi ik ook geen eten meer weg. Voedsel is door God gegeven. Dat hoor je niet zomaar weg te gooien.”
Ondanks de vele onderlinge verschillen slaan alle betrokkenen bij het voedselsysteem in en rond de stad Quito voor het eerst de handen in elkaar. Ze zijn het er over eens dat de voedselvoorziening van de stad voor verbetering vatbaar is.
Een organisatie die actief is in het PAQ, is de Voedselbank van Quito. Zij hopen op een institutionele aanpak van de voedselverspilling in de stad, omdat Ecuador geldt als een van de grootste verspillers in Latijns-Amerika. Voor het zover is, pakken ze de uitdagingen op eigen houtje aan.
“Sinds 2003 kopen of krijgen wij voedseloverschotten van privébedrijven, markten en supermarkten. Sommige producten naderen de vervaldatum, anderen hebben een foutje in de verpakking. Onze vrijwilligers verwerken een deel van de producten tot bijvoorbeeld soep of confituur. Dankzij hen voorzien we meer dan 9900 mensen van voedsel. Dat alles dankzij visie en volharding. Onze oprichtster Alicia Guevara heeft een bepaald bedrijf twee jaar lang regelmatig moeten bellen voor ze met ons in zee gingen. Uiteindelijk zeiden ze ‘ja’.”
Wekelijks voorkomt de Voedselbank dat zo’n drie tot vijf ton eten in de vuilnisbak belandt.
Nieuwe initiatieven in en rond Quito verkleinen de afstand tussen boer en consument. Dat vergroot het wederzijds begrip en maakt de productie duurzamer, eerlijker en veerkrachtiger.
In de Belgische stad Leuven is een korte-keten-platform in de maak dat Leuvenaren meer lokale producten wil laten eten. Want waarom asperges uit Peru laten overvliegen, als ze ook op een steenworp in Haspengouw groeien? De landbouw kan hierdoor verduurzamen en voor boeren betekent het een betere prijs voor hun producten. Een eitje? Niet echt. “Je moet iedereen meekrijgen om dit voor de lange termijn te laten werken”.
Sinds 2018 kent de stad Leuven een lokale voedselstrategie, onder de titel Voeding Verbindt. Michele Jacobs, participatiemedewerker van ‘Leuven2030’, is een van de initiatiefnemers en auteurs van de strategie. Ze vertelt het belang van de voedselstrategie.
In Vietnam halen problemen met voedselveiligheid met de regelmaat van de klok de krantenkoppen en tv-journaals. De voorbije jaren zijn duizenden mensen ziek geworden door het eten van vergiftigde groenten. Hoe zorg je ervoor dat boeren minder pesticiden gebruiken? En hoe laat je de Vietnamees kiezen voor veilige groenten? Het alternatieve certificeringssys-teem PGS kan een oplossing bieden.