Deze website gebruikt cookies. Ik ga akkoord met de privacy policy
OK

Veiliger voedsel voor Arusha

Een groeiende stad van veilig voedsel voorzien en boeren voor hun inspanningen belonen. Dat is de uitdaging waar Arusha voor staat. 

Dieter De Cleene

Redacteur voor Eos - schrijft vooral over milieu, landbouw en voeding.

“Pesticiden zijn niet het probleem, het verkeerd gebruik van pesticiden is het probleem”, vat Eric Mwesigwa de situatie samen. Mwesigwa is voedselveiligheidscoördinator bij TAHA, de Tanzaniaanse Vereniging van Tuinbouwers. TAHA is één van de partners waarmee Rikolto boeren in en rond Arusha helpt om beter en veiliger voedsel te produceren. Het doel: winst voor de boer én de consument. 

Arusha ligt in het noordoosten van Tanzania, aan de voet van Mount Meru, en is de uitvalsbasis voor beklimmingen van de Kilimanjaro en safari’s naar de Serengeti of één van de andere talrijke natuurreservaten in de omgeving. De stad telt ongeveer 400.000 inwoners, een aantal dat jaarlijks met enkele procenten toeneemt. Groenten en fruit voor de stadsbewoners komen voornamelijk uit de directe omgeving.

Om de kwaliteit en veiligheid van die producten te garanderen, lanceerden Rikolto en TAHA in 2018 het Arusha Food Safety Initiative, geleid door het stadsbestuur. Diverse ngo’s en overheidsinstellingen werken mee. Vier keer per jaar komen alle betrokken partijen samen om prioriteiten en oplossingen te bespreken. “Iedereen heeft zijn eigen sterktes en expertise”, zegt Shukuru Tweve, projectcoördinator voor het Food Smart Cities-programma in Arusha. “Door iedereen te laten samenwerken vergroten we de impact. Het geheel is meer dan de som der delen.” Een van de betrokken partijen is het Tropical Pesticide Research Institute (TPRI). Onderzoek door het TPRI wees uit dat groenten en fruit soms te hoge concentraties pesticiden bevatten. “Sommige boeren spuiten vandaag, en oogsten morgen”, zegt Mwesigwa. “De situatie is alarmerend.”

"Landbouwers reserveren een klein stukje grond voor hun familie, waarop ze niet spuiten. Maar daarmee blijven de boeren en hun families niet van blootstelling aan pesticiden gespaard"

Te weinig en te veel

Zo’n 80 procent van de Tanzaniaanse bevolking is actief in de landbouw. De boerderijen zijn klein – gemiddeld een paar hectare – en de opbrengsten laag. Veel boeren beschikken niet over machines, irrigatie, goede zaden, meststoffen of pesticiden. Wie toch gewasbeschermingsmiddelen gebruikt, doet dat niet altijd op de juiste manier. “Boeren weten vaak niet hoe ze producten veilig moeten gebruiken”, zegt Kapelaka Jones, die blootstelling aan pesticiden onderzoekt aan het TPRI.

Jones ging bij boeren kijken wat de vaakst voorkomende problemen zijn. Overmatig gebruik is er daar één van. “Specifieke producten werken tegen specifieke plagen, maar boeren mengen soms twee of drie producten op goed geluk. Het mengsel kan toxischer zijn, maar even goed niet meer werkzaam. Opdat hun producten zo lang mogelijk in goede staat zouden blijven, spuiten boeren vaak vlak voor de oogst.” Sommige landbouwers zijn zich bewust van de risico’s. “Ze zijn slim”, glimlacht Jones. “Ze reserveren een klein stukje grond voor hun familie, waarop ze niet spuiten.” Maar daarmee blijven de boeren en hun families niet van blootstelling aan pesticiden gespaard. “Het zijn doorgaans de vrouwen die de pas bespoten producten oogsten. Ze doen dat onbeschermd en brengen lange tijd op het veld door”, weet Jones. “Kinderen spelen in de velden en tussen de bestrijdingsmiddelen. Lege verpakkingen komen in het milieu terecht.“ Jones onderzocht de concentraties pesticiden in het bloed van consumenten en boeren. “Bij beide groepen hebben we verontrustende waarden gemeten.”

Pesticidenresidu’s zijn niet het enige probleem. “Voedsel kan ook besmet raken met bacteriën door irrigatie of spoelen met vuil water”, zegt Mwesigwa. “Een vrachtwagen kan vandaag rot vlees vervoeren, en morgen mango’s. Er is dus niet alleen aandacht nodig voor veiligheid bij de productie, maar ook tijdens de opslag en het transport.” Boeren die hun producten exporteren moeten eerst een certificeringsproces doorlopen om te bewijzen dat ze zogenoemde ‘goede landbouwpraktijken’ toepassen (Good Agricultural Practices, of kortweg GAP). Het is een uitgebreide lijst regels die doorheen de hele keten moet worden gevolgd voor een garantie op veilige werkomstandigheden, een minimale impact op het milieu en een kwaliteitsvol en veilig eindproduct. Voor boeren die alleen voor de binnenlandse markt produceren, bestaat zo’n gedragscode niet. Samen met het Tanzania Bureau of Standards zetten Solidaridad, Rikolto en de lokale partners hun schouders onder een lokale Code van Goede Landbouwpraktijken (GAP). “We kunnen niet zonder groenten en fruit”, zegt Jones. “Onze enige optie is boeren te helpen om ze veilig te produceren.”

“Een vrachtwagen kan vandaag rot vlees vervoeren, en morgen mango’s. Er is dus niet alleen aandacht nodig voor veiligheid bij de productie, maar ook tijdens de opslag en het transport”
Links: Kapelaka Jones, onderzoeker aan het TPRI en Rechts: Eric Mwesigwa, voedselveiligheidscoördinator bij TAHA

Betere prijs?

Iedereen is gebaat bij veilig voedsel, maar hoe zorg je ervoor dat de boer voor zij extra inspanningen wordt beloond? Zijn consumenten bereid meer te betalen voor producten die aan de hoogste standaarden voldoen? In een land waar tot meer dan helft van het gezinsinkomen naar voedsel gaat, is dat niet vanzelfsprekend. Voor veel mensen is de grootste zorg bovendien dát er überhaupt iets te eten is.

“Mijn producten zijn altijd vers en schoon”, zegt Andrea Absalum, een 21-jarige marktkramer op de centrale markt in Arusha. “Daarom kopen mensen bij mij. Weinig klanten stellen vragen over de herkomst of de veiligheid van wat ik verkoop.” De centrale markt is één van de grote markten in de stad. Meer dan 3000 kraampjes in en rond het marktgebouw dingen naar de gunst van kooplustigen. Op deze en enkele andere belangrijke markten willen Rikolto en haar partners experimenteren met een kiosk waar consumenten informatie krijgen over het belang van veilig voedsel én waar tegelijk groenten en fruit worden aangeboden afkomstig van boeren die zich aan de lokale GAP houden. “Iedereen kan hierbij winnen”, zegt Tweve.

“Boeren die anders gaan produceren zullen veiliger werken en producten van betere kwaliteit kunnen aanbieden, met minder verlies en met een gegarandeerde afzetmarkt en betere prijzen tot gevolg. Ook de marktkramers kunnen profiteren van de hogere kwaliteit en eerlijke prijzen. En de consument krijgt beter en veiliger voedsel.”

“De producten in de kiosken zullen een beetje hoger geprijsd zijn, omwille van de extra kosten voor de boer”, zegt Mary Mkonyi, Country Manager bij Solidaridad, een organisatie die streeft naar duurzame productieketens. “Alles staat of valt met een goed businessmodel. Want anders werken, kost meer geld. Boeren moeten bijvoorbeeld investeren in goede opslag en transport.”

“Het probleem is dat het certificeringsproces voor de huidige, op export gerichte kwaliteitslabels duur is”, weet Mkonyi. “Kleine boeren vallen daardoor vaak uit de boot.” De uitdagingen zijn niet min. Hoe communiceer je met consumenten over de problematiek zonder paniek te zaaien? En hoe garandeer je dat boeren zich aan de regels houden? “Zo’n verandering vraagt tijd. We mogen niet te snel opgeven. Uiteindelijk zullen mensen wel begrijpen dat dit belangrijk is.”

De redactionele verantwoordelijkheid van dit artikel valt onder Rikolto. 

Bronvermelding