Deze website gebruikt cookies. Ik ga akkoord met de privacy policy
OK
Filter
Milieu Sociaal Gezondheid Dierenwelzijn toon alles

Hoe werkt dat, zo'n tracé?

In een tracé volg je al scrollend de weg die een product aflegt, van de teelt tot afval. In de menubalk bovenaan klik je op de verschillende stadia in het tracé om meteen te springen naar het stadium waarin je interesse hebt. 

Linksboven staan de vier categorieën Milieu, Sociaal, Gezondheid en Dierenwelzijn. Je kunt de informatie filteren op die categorieën.

Tijdens het scrollen kom je de knop 'Laad meer info over ...'. Druk daarop om alle informatie binnen een stadium te laden.

Tussen de informatieblokjes kom je ook artikels tegen waarin onze journalisten dieper ingaan op een opmerkelijk aspect binnen het tracé van het product. 

Onderaan deze pagina kun je reacties plaatsen over de informatie die je hebt gelezen. Ook op de Community-pagina vind je mogelijkheden om je mening, aanvulling, of compliment te geven.

Veel plezier met dit tracé!

sluiten

Tracé van Sla

hoe werkt dit?
Milieu
Sociaal
Gezondheid
Dierenwelzijn
Milieu
Sociaal
Gezondheid
Dierenwelzijn

Tracé van Sla

filter:

Intro

artikel

Van bodem (of hydrocultuur) tot bowl

Sla komt vaak als bijgerecht op het menu en is een erg populaire groente. Het kweken van sla gebeurt steeds vaker in hydrocultuur. Er wordt volop geëxperimenteerd met verticale teelt in verschillende lagen. Sla heeft de reputatie erg gezond te zijn, en terecht. Hier lees je de belangrijkste feiten uit het tracé van sla.

Toon Lambrechts

Journalist - Heeft een sterke interesse in het raakpunt tussen wetenschap en ecologie.

Teelt

Romeinse sla vormt geen kroppen. Credit: Rainer Zenz, Wikimedia

Kroppen en krullen

Sla staat met stip op één als de meest populaire bladgroente in ons dieet. De soort kent een rijke variëteit aan blad- en plantvormen, met een kleurenpalet tussen groen en rood. Men teelt sla om het blad van de plant, maar soms ook voor de stam of de zaden. Chinese sla bijvoorbeeld, erg geliefd in de Aziatische keuken, heeft een dikke stam die rauw of gekookt gegeten wordt.

Sla (Lactuca sativa), een eenjarig gewas, behoort tot de composietenfamilie, een uitgebreide plantenfamilie met naar schatting tot 25 000 soorten, waaronder nog een aantal andere belangrijke landbouwgewassen, zoals cichorei en zonnebloemen. Sla wordt in een vroeg stadium van de groei geoogst, wanneer de bladeren nog zacht van smaak zijn. Als men sla niet oogst, groeit het gewas uit tot een volwassen plant van wel een meter hoog, met gele bloemen vol pluizig zaad. De bladeren van zo'n 'doorgeschoten' sla zijn taai en bitter, en niet meer geschikt om te eten. De voorouder van sla, de kompassla (Lactuca serriola) komt ook bij ons voor.

Niet alle slavariëteiten vormen kroppen. Botersla of ijsbergsla doen dat wel, maar Romeinse sla bijvoorbeeld heeft lange, opstaande bladeren. Bij andere variëteiten zoals krulsla groeit het blad los rond de stam. Ook in de vorm van het blad zit een grote verscheidenheid, van vlak tot gekruld, zoals eikenbladsla. De kleur reikt van frisgroen tot dieprood.

Rucola behoort tot een andere plantenfamilie dan sla.

Gevarieerd slaatje

Niet alles wat in de salade gaat is sla is de botanische betekenis van het woord. Veldsla bijvoorbeeld behoort tot een heel andere plantenfamilie, net als rucola. Andijvie hoort wel tot dezelfde familie maar staat dichter bij witlof. De groep gewassen die in de keuken als bladgroenten in salades belanden is dus veel ruimer dan enkel de slavariëteiten. Heel wat saladegroenten die rauw worden geconsumeerd maken deel uit van de koolfamilie, zoals witte of rode kool, paksoi, boerenkool en Chinese kool. Daarnaast bestaat er een waaier aan minder gekende of half vergeten bladgroenten geschikt om als salade te eten, zoals zuring, postelein, raapstelen, warmoes of waterkers, allemaal uit verschillende plantenfamilies.

Alle variëteiten sla stammen af van dezelfde wilde plant, namelijk kompassla (Lactuca serriola).

Steppeplant

Alle verschillende variëteiten sla stammen af van dezelfde wilde plant, namelijk kompassla (Lactuca serriola). Kompassla is een één- of tweejarige, tamelijk onopvallende plant met stekels op de stengel en de bladrand. De plant is inheems in Europa, Noord-Afrika en delen van Azië, en kreeg haar naam omdat de toppen van het blad zich een kwartslag naar boven draaien gericht op de noord-zuidas. Dat doet de plant om zich tegen uitdroging te beschermen. Kompassla komt oorspronkelijk voor in steppevegetatie, maar doet het ook goed op droge, verstoorde gronden als pioniersplant. Kompassla was vroeger eerder zeldzaam in België en Nederland, maar komt hier sinds de jaren zestig vaker voor.

De domesticatiegeschiedenis van sla begon zo'n zesduizend jaar geleden ergens in de Kaukasus. Initieel kweekte men sla omwille van de olierijke zaden. Het waren de oude Grieken en de Romeinen die sla begonnen te gebruiken als bladgroente, en als medicinale plant. Daarmee sloeg de domesticatie van sla het pad in dat leidde tot de waaier aan variëteiten vandaag. De bladeren waren toen nog veel dikker, en werden eerst gekookt.

Genetische schatkamer

De grootste collectie genetische data van sla wereldwijd bevindt zich in het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGN), een genenbank onder de vleugels van Wageningen Universiteit. De CGN beheert een collectie van 23 000 rassen landbouwgewassen en verwante wilde populaties, waaronder zo’n 2500 slasoorten, ook wilde voorouders en cultuurvariëteiten die in onbruik raakten. Het doel van het CGN is om soorten te behouden die anders dreigen verloren te gaan. Veredelaars ontwikkelen continu nieuwe variëteiten, met als risico dat de bronsoort verloren gaat.

Een dergelijke verzameling genetische data is een goudmijn voor veredelaars, en van essentieel belang voor de toekomst van de teelt. Genen uit wilde soorten en oude rassen helpen om sla aan te passen aan veranderende omstandigheden, zoals de verandering van het klimaat of de komst van nieuwe pathogenen. Of bij het ontwikkelen van nieuwe variëteiten die inspelen op de vraag van de consument. Belangrijk is de opbouw van resistentie tegen ziekteverwekkers. Een strijd die nooit gestreden is, want die pathogenen muteren permanent. Valse meeldauw bijvoorbeeld, een vaak voorkomende schimmelziekte die de bladeren van de sla aantast, weet steeds opnieuw resistentie te omzeilen. Dat dwingt veredelaars om met steeds nieuwe variëteiten te komen met de juiste genetische opmaak die tegen valse meeldauw beschermt, zeker nu Europese regels het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen meer en meer aan banden legt.

Lactucarium wordt tegenwoordig gewonnen uit de gifsla (Lactuca virosa).

Sla-opium?

De traditionele geneeskunde kent sla een aantal medicinale eigenschappen toe. De oude Grieken gebruikten sla als een verdovend middel en om pijn te stillen. Ook middeleeuwse kruidenboeken dragen sla die werking toe. Het gaat dan vooral om het witte, stroperige melksap uit de stam en de nerven van de plant. Het sap bevat lactucine, dat een verdovend effect heeft. Ingedroogd melksap van sla staat in de kruidengeneeskunde bekent als Lactucarium, en werd tot in de 19de eeuw gebruikt als verdovingsmiddel, vaak vermengd met opium en andere kruiden. Romeinse sla bevat het meeste lactucine. Hedendaagse slavariëteiten maken veel minder melksap aan dan slasoorten uit de oudheid of de middeleeuwen. Dat sap zorgt immers voor een bittere smaak, en die stellen moderne consumenten weinig op prijs.

In de hedendaagse kruidengeneeskunde wordt Lactucarium nog steeds gebruikt. Het komt op de markt als tinctuur, of als plakken geconcentreerd sap. Het product wordt soms aangeprezen als 'sla-opium', omwille van zijn verdovende eigenschappen. Hoewel het etiket het vaak over een concentraat uit wilde sla heeft, klopt dat niet helemaal. Lactucarium wordt niet gewonnen uit kompassla, de wilde voorouder van commerciële slavariëteiten, maar uit een andere plant uit de familie, de gifsla (Lactuca virosa). Die botanische neef van kompassla bevat veel meer melksap, en dus meer lactucine.

Sla geteeld in hydrocultuur.

Van grond naar water

De teelt van sla in België en Nederland is de laatste twee decennia fundamenteel veranderd. Vroeger werd sla vooral op de akker in volle grond geplant, met een teeltseizoen van mei tot november. In de winter, van oktober tot mei, werd sla onder glas geteeld. Door de vraag naar een continue productie en oogstzekerheid verschoof de teelt naar een jaarrond teelt onder glas. Vandaag vindt veruit de meeste teelt onder glas plaats.

Ook in de kas kiezen sommige telers ervoor om sla in de volle grond te planten. Maar er is een sterke trend naar hydrocultuur, waarbij men sla op water teelt. Sla telen in hydrocultuur heeft een aantal voordelen. Omdat het om een gesloten systeem op water gaat, is de druk van ziekten en plagen lager dan bij teelt in volle grond. De opbrengst uit hydrocultuur ligt beduidend hoger dat bij vollegrondteelt, maar het vraagt wel een forse investering om dergelijke systemen te installeren.

Hoewel Belgische telers met een waaier aan bladgroenten aan de slag gaan, blijft klassieke botersla de belangrijkste soort. De opbrengst volstaat ruim voor de eigen markt, en tot zestig procent is bestemd voor de uitvoer. Ook triosla, waarbij drie verschillend gekleurde variëteiten in een kluit worden gekweekt, is een exportproduct, voornamelijk bestemd voor de Duitse markt. IJsbergsla komt meestal van elders, uit Nederland, en vooral in de koudere periodes van het jaar uit Spanje. Versneden sla zoals de dieprode radicchio, eigenlijk familie van witlof, wordt grotendeels ingevoerd uit het noorden van Italië.

Ijsbergsla geïnfecteerd met Bremia lactucae. Credit: Rasbak, Wikipedia Commons

Plagen

Een belangrijke plaag in de slateelt is de valse meeldauw (Bremia Lactucae), een protist die zich via sporen in de lucht verspreidt. Deze sporen komen op slabladeren terecht waar ze kiemen en gele vlekken veroorzaken op de bovenkant van het blad. Aan de onderkant van het blad ontstaan witte schimmeldraden, een poederachtig wit pluis. Ook Fusarium oxysporum formae speciales lactucae kan grote schade aanrichten. Deze bodemschimmel dringt het wortelgestel van de slaplant binnen, tot in de vaatbundels, met rotting als gevolg. Andere lastige bodempathogenen zijn de schimmels Rhizoctonia solani, Botrytis cinerea en Sclerotinia.

Een ander probleem bij het telen van sla zijn bladluizen (Aphidoidea). Die nestelen zich tussen de bladeren van een krop waar ze zich snel vermeerderen. Een ramp voor de telers, want een vereiste voor de verkoop van sla is dat er geen enkel insect op de kroppen zit, en bladluizen zijn erg moeilijk te verwijderen.

Verwerking

Transport

Consumptie

Vaste waarde

Sla is een vaste waarde in de lijst met de meest populaire groenten. In België staat de bladgroente op de vijfde plaats, na tomaat, wortelen, ajuin en witloof. In Nederland moet sla enkel tomaat en wortelen laten voorgaan. De klassieke kropsla, ook wel botersla genoemd, blijft het meest geliefd bij de consument. Ook ijsbergsla doet het goed in de verkoopcijfers, naast andere bladgroenten die als sla gegeten worden, zoals rucola en veldsla. Andere variëteiten zoals groene en rode eikenbladsla of rode sla doen het ook steeds beter. In het voorbije decennium veroverde voorverpakte sla in zakken een groot deel van de markt. Die trend past in de evolutie naar meer gebruikerscomfort. De laatste jaren is de groei van de consumptie van voorgesneden sla gestabiliseerd.

Afval