De meeste wetenschappers zijn van mening dat alternatieve systemen beter zijn voor het welzijn van de kippen. Zo vergeleek een onderzoeker van Wageningen University in 2006 de kooi- en alternatieve systemen: hij besloot dat het volièresysteem met vrije uitloop beter scoort op vlak van dierenwelzijn dan dat met kooien. Een groot voordeel van alternatieve systemen is dat de kippen er hun natuurlijke gedrag kunnen uitoefenen, wat gunstig is voor hun welzijn.
Desondanks zijn er nog steeds wetenschappers die vermoeden dat dierenwelzijn meer is gegarandeerd in verrijkte kooien dan in alternatieve systemen. Alternatieve huisvestingssystemen zouden meer breuken aan het borstbeen veroorzaken. Ook zou het leiden tot gemiddeld meer pikkerij, waaronder kannibalisme.
Dierenwelzijn en milieuoverwegingen in legbedrijven blijken dus met elkaar te botsen: door de band genomen zijn alternatieve systemen beter voor het dierenwelzijn, maar slechter voor het milieu.
Producten met aardbeiensmaak krijgen hun roze kleur in het beste geval door de aardbeien, al dan niet erin verwerkt als sap of concentraat. De kleur kan echter ook afkomstig zijn van onder meer wortel, rode biet of zwarte appelbes. Een derde bron van rode kleurstof is karmijn, karmijnzuur, cochenille of E120, een pigment afkomstig van insecten: de cochenilleluizen (Dactylopius coccus).
Cochenilleluizen leven op cactussen in Peru. Daar worden ze geoogst in het wild of gekweekt op een plantage. Voor een gram rode kleurstof heb je ongeveer 344 cochenilleluizen nodig. In Peru creëert de productie van cochenille werk voor niet minder dan 32.600 boeren.
Een opmerkelijk ingrediënt in aardbeien-, frambozen en vanille-aroma’s is castoreum of bevergeil. Die stof komt uit een klier die bij bevers tussen de anus en de geslachtsorganen zit. Ze gebruiken het castoreum om hun vacht mee in te vetten en hun territorium af te bakenen. Hoe onsmakelijk dat ook mag klinken, castoreum ruikt en smaakt niet slecht. Meer zelfs, het wordt al eeuwenlang gebruikt in parfums en medicijnen. In het begin van de 20e eeuw ontdekte de voedingsindustrie het als smaakstof.
Puur castoreum smaakt niet naar aardbeien of vanille, maar kleine hoeveelheden zouden het aroma wel verbeteren. Het idee dat de smaakstof ontstaat in het achterwerk van een bever, maakt haar niet bepaald populair. Daarom is het gebruik ervan sinds de jaren 80 sterk gedaald. Zo wordt er in de VS jaarlijks ongeveer 132 kilogram castoreum gebruikt. Wie liever geen bevergeil wil eten heeft echter geen zekerheid: castoreum mag op de ingrediëntenlijst onder de noemer ‘natuurlijk aroma’.
In Europa is de jacht op de Euraziatische bever (Castor fiber) vandaag verboden, nadat de vraag naar castoreum en bont het dier bijna fataal werd. Het castoreum dat de cosmetica- en de voedingsindustrie vandaag gebruiken, is afkomstig van de bevers uit Siberië of Noord-Amerika (Castor canadensis). Daar worden de bevers gedood voor hun vacht, of omdat ze met hun dammen overstromingen veroorzaken.