Koen Vandepopuliere deed research voor het Tracé van Aardappel. Je leest hier alvast in het heel beknopt welke weg onze vertrouwde aardappel aflegt.
De aardappelplant (Solanum tuberosum) behoort tot de nachtschadefamilie, de Solanaceae. Net zoals de tomaat en de aubergine.
De nachtschadefamilie tierde al welig toen Zuid-Amerika, Australië en Antarctica nog aan elkaar vasthingen – in een supercontinent dat geologen Gondwanaland noemen. Dat continent bestond tussen grofweg 510 en 150 miljoen jaar geleden. Omdat Physalis, het geslacht waartoe de typisch Latijns-Amerikaanse tomatillo behoort, deel uitmaakt van de uitlopers van de evolutionaire stamboom van de nachtschade, betekent dit dat de familie van aardappel en tomaat nog veel ouder is dan 52 miljoen jaar.
Terwijl de aardappelplant uitgroeit, vormen zich ondergronds tot wel twintig knollen. Hoeveel knollen werkelijk volgroeid raken, hangt af van de vochtigheidsgraad en de nutriënten in de bodem.
De aardappel vormt stengelknollen. Dat zijn verdikkingen van ondergrondse stengels. De zogenaamde ogen op de aardappelen zijn in feite knopaanzetten, waaruit zich in het volgende jaar een nieuwe plant met knollen kan ontwikkelen.
Aan het eind van het groeiseizoen sterven bladeren en stengel af. De knollen komen dan los. Elk ervan heeft tot tien ogen. Wanneer de groeiomstandigheden beter worden na de winter, groeien daar scheuten uit, die een nieuwe aardappelplant vormen.
Aardappelen worden niet allemaal ineens na de oogst verwerkt of geconsumeerd. Daarom wordt het overgrote deel van de aardappelproductie in België, zo'n 70 procent, bewaard in loodsen. De bewaarperiode duurt tot eind juni, of loopt voor sommige partijen zelfs door tot juli.
Er bestaan onnoemelijk veel aardappelbereidingen. Voorbeelden zijn diepgevroren frieten, kroketten, gekruide kwartjes (wedges), rösti's, stoemp (stamppot), aardappelbloem, gnocchi, aardappelsoep, aardappelsalade, gemarineerde aardappelen en gedehydrateerde aardappelvlokken voor bijvoorbeeld puree. Zelfs alcoholische dranken kunnen ermee worden gemaakt, zoals akvavit en wodka. Of wat dacht je van aardappelbrood? Want jazeker, ook dat bestaat.
Van alle aardappelen die in de EU worden verwerkt, is meer dan 90 procent geteeld in Noordwest-Europa, meer bepaald in het HAFPAL-gebied. HAFPAL is een acroniem voor Hamburg, Frankfurt, Parijs en Londen. Het is Europa's aardappelgebied bij uitstek. Daar vinden we België, Nederland, Noord-Frankrijk, Noordwest-Duitsland en Zuidoost-Engeland. De aanwezigheid van geschikte bodems en een geschikt klimaat verklaren voor een groot deel het succes van de aardappelteelt in deze regio.
In 2015 produceerde de EU voor bijna tien miljard euro aan aardappelbereidingen. Dat is 1,1 procent van de totale omzet van de hele Europese voedings- en drankindustrie. 40,5 procent van die tien miljard euro kwam van diepvriesfrieten en 41 procent van chips.
In het aardappelrijke HAFPAL-gebied (begrensd door Hamburg, Frankfurt, Parijs, Londen) kopen de meeste bedrijven hun aardappelen bij boeren die zich gemiddeld 100 à 150 kilometer van de fabriek bevinden. Ter vergelijking: de afstand Brussel-Amsterdam bedraagt 174 km in vogelvlucht.
Dat de bedrijven liever geen grote afstanden afleggen, heeft een goede reden. Wie aardappelen vervoert, transporteert eigenlijk voor 80 procent water, dat bij de verwerking voor een deel verdwijnt. Zo verdampt er bijvoorbeeld heel wat water uit de frieten bij het bakken ervan. Het is dus beter voor het milieu – én de portemonnee – om het verwerkte product te transporteren dan de aardappel zelf.
Aardappelen met stootplekken kunnen soms niet worden gebruikt in het eindproduct. Dat is dan voedselverlies, wat vanuit milieustandpunt en financieel oogpunt nefast is. En als een aardappel met stootplekken wel nog net bruikbaar blijkt, riskeert hij de kwaliteit van het eindproduct te doen dalen.
Om stootplekken te voorkomen, worden bijvoorbeeld lange ritten vermeden. Ook moet het transportmateriaal stootplekken helpen voorkomen, onder meer door rubberen valbrekers of valmatten. Die zijn voorzien in rooimachines. En ook in vrachtwagens, die het leeuwendeel van de aardappelen transporteren.
Wie biologische producten wil transporteren, moet enkele regels
respecteren. De wetgever eist vooral dat de transporteur ervoor zorgt
dat gangbare en biologische producten strikt gescheiden blijven.
34 procent van de Vlaamse gezinnen bereidt minstens vier keer per week een maaltijd met verse aardappelen. Zeventig procent doet dit minstens twee keer per week.
Het thuisverbruik van verse aardappelen in België bedraagt 22,9 kilo per persoon, per jaar. In Vlaanderen ligt het thuisverbruik van verse aardappelen met 24,2 kilo hoger dan in Wallonië (21,8 kilo) en Brussel (18,2 kilo).
Ook qua leeftijd noteren we grote verschillen: 30,1 kilo per persoon, per jaar bij 65-plussers tegenover 17,0 kilo bij 30-39 jarigen.
Er blijkt ook een verschil wat opleiding betreft. Het aandeel mensen dat aardappelen op een dagelijkse basis consumeert, neemt af met toenemend opleidingsniveau. Mensen zonder diploma hoger onderwijs (25,6 procent) eten vaker dagelijks aardappelen dan mensen met een diploma hoger onderwijs van het korte (13,6 procent) of het lange type (12,2 procent).
De grafiek toont de evolutie van het thuisverbruik van verse aardappelen in België. In 2008 was dat nog 29,9 kilogram per persoon, per jaar. Dus 580 gram per week. In 2017 was dat teruggelopen tot 22,9 kilogram per persoon, per jaar, of 440 gram per week.
Het thuisverbruik van verse aardappelen in België bedraagt 22,9 kilogram per persoon, per jaar. Ter vergelijking: droge deegwaren, zoals spaghetti, kunnen rekenen op 5,0 à 5,1 kilogram. En het thuisverbruik van rijst bedraagt tussen de 1,5 en 1,6 kilogram per persoon, per jaar.
We kunnen het ook per week bekijken. Dan verbruikt de gemiddelde Belg thuis 440 gram verse aardappelen per week. Spaghetti komt dan aan 98 gram, en rijst aan 31.
Verse aardappelen worden vaak verkocht in netzakjes of papieren zakjes. Verwerkte aardappelen, zoals diepvriesfrieten, zitten gewoonlijk in plastic zakken. Ze komen bij het restafval terecht.
Aardappelschillen zijn composteerbaar. Ze horen thuis bij het groente-, fruit en tuinafval.
In Belgische en Nederlandse huishoudens maken verse en verwerkte aardappelen 10 procent van de voedselverliezen uit. De schillen zijn niet in dat getal vervat. Dat komt neer op bijna 5 kilogram per persoon, per jaar.
In de grafiek zie je welke voeding Vlaamse huishoudens teloor laten gaan. 66 procent van het verloren gegane voedsel is vast. 34 procent is vloeibaar (soep, koffie, thee, een deel van de zuivel, andere dranken). Voor koffie en thee betekent dit dus dat de gemiddelde Vlaming 14 % van zijn of haar koffie of thee wegspoelt.
De top drie oorzaken voor het verlies volgens Vlaamse huishoudens zijn: teveel bereid of ingeschonken hebben, producten zijn bedorven of niet meer lekker, en er geen zin meer in hebben.
Het gaat hierbij over elke vermindering van voedsel dat geschikt is voor menselijke consumptie. Bijproducten zoals aardappelschillen en een klokhuis worden beschouwd als oneetbaar. Die weggooien, wordt dus niet als voedselverlies beschouwd.
Iets meer dan de helft van alle geteelde aardappelen redt het van veld tot vork. De rest gaat verloren op verschillende plekken langs de keten. Het maakt van de aardappel een van de meest verspilde gewassen. Waar in de aardappelketen gaat het precies mis? En hoe kunnen we de verspilling tegengaan?