Deze website gebruikt cookies. Ik ga akkoord met de privacy policy
OK
Milieu

Waarom we maar de helft van onze aardappelen opeten

Iets meer dan de helft van alle geteelde aardappelen redt het van veld tot vork. De rest gaat verloren op verschillende plekken langs de keten. Het maakt van de aardappel een van de meest verspilde gewassen. Waar in de aardappelketen gaat het precies mis? En hoe kunnen we de verspilling tegengaan?

Merel Deelder

Journalist - Gespecialiseerd in het ethisch perspectief van milieu, voeding en veeteelt.

Wereldwijd gaat een derde tot de helft van ons voedsel verloren. Anders gezegd: voedsel bedoeld voor menselijke consumptie belandt niet in onze mond, maar elders. In die van een koe bijvoorbeeld. Of in een verbrandingsoven.

Het terugdringen van voedselverlies staat nochtans hoog op de agenda. In 2015 riep de VN het tegengaan van ‘food waste’ uit tot een van haar Sustainable Development Goals. De Vlaamse Overheid wil op haar beurt voedselverlies met 15 procent teruggedrongen hebben tegen 2020.

"Met het voedsel dat we verspillen stoten we jaarlijks 4,4 gigaton aan CO2-equivalent uit. Grofweg 8% van de totale door menselijk handelen veroorzaakte uitstoot"

Aardappelverlies

Het inperken van voedselverlies is urgent. Met het voedsel dat we verspillen stoten we jaarlijks 4,4 gigaton aan CO2-equivalent uit. Een bijdrage die neerkomt op grofweg 8 procent van de totale door menselijk handelen veroorzaakte uitstoot. Daarmee is het de op twee na belangrijkste oplossing om onze mondiale uitstoot van broeikasgassen terug te dringen, zo stelt schrijver Paul Hawken.

Bij de aardappel lijken we een flinke slag te kunnen slaan. Van alle Vlaamse landbouwgewassen verspillen we van onze patatten het meest. Dat komt met name door het productievolume; de aardappel is het belangrijkste landbouwgewas voor Vlaanderen. Maar ook relatief gezien scoort de aardappel slecht. Uit onderzoek blijkt dat hij tot de gewassen met de hoogste verliespercentages behoort.

We moeten dus zuiniger omgaan met onze aardappelen. Op welke plekken in de keten kan het beter? Ik ging op onderzoek.

De aardappeloogst, 1886 (olie op canvas), Pissarro, Camille (1830-1903)
"Naar schatting bleef in 2015 4,5 procent, ofwel 93.000 ton, van de oogstklare aardappelen op het land liggen"

I. De productiefase

De productie- of landbouwfase vormt de eerste schakel van de aardappelketen. Bij de aardappelboer gaat volgens Zwitsers onderzoek 15 à 17 procent van alle geproduceerde aardappelen verloren. Naar verwachting is de achterliggende problematiek in Vlaanderen vergelijkbaar. De verliezen beginnen op het land, waar na de oogst altijd aardappelen achterblijven.

Aardappelrapers

Na de oogst mogen ‘bejaarden, gebrekkigen, vrouwen en kinderen beneden twaalf jaar’ achtergebleven voedsel rapen, zo staat omschreven in het Belgische Veldwetboek uit 1886. Het is een schilderachtig tafereel; gebukte vrouwen die reeds geoogste velden afstruinen, op zoek naar achtergebleven voedsel.

In Frankrijk startte aardappelgigant McCain een aantal jaar geleden een initiatief om kansarmen de achtergebleven aardappelen te laten rapen, weet bio-ingenieur Nele Cattoor, verantwoordelijke voor duurzaam voedingsbeleid bij Belgapom. De aardappelen worden vervolgens gebruikt in een soep waarvan de opbrengsten terugvloeien naar een goed doel.

Hoeveel aardappels blijven er achter op de akker?

Volgens een onlangs gepubliceerde monitor van het Vlaamse Ketenplatform Voedselverlies bleef in 2015 naar schatting 4,5 procent, ofwel 93.000 ton, van de oogstklare aardappelen op het land liggen. Er valt dus voor geïnteresseerde rapers genoeg te halen.

Mogelijk ligt het verlies bovendien hoger wanneer het gemiddelde over meerdere jaren genomen wordt. Daar waar de oogst in 2015 onder goede omstandigheden verliep, blijven er in slechte jaren meer aardappelen liggen, omdat delen van het areaal niet gerooid worden.

Rooiverliezen

“Het land is dan bijvoorbeeld zo nat dat de rooimachines delen van de akker niet op kunnen zonder weg te zakken of vast te komen zitten. Om de zoveel jaar valt het weleens voor dat er niet machinaal geoogst kan worden en dan spreekt men van een slecht aardappeljaar.” Aan het woord is Kris Roels, beleidsadviseur aan het Departement Landbouw en Visserij van de Vlaamse Overheid. Hij coördineerde de monitoring van voedselverlies.

Ook door economische omstandigheden kunnen aardappelen op het veld blijven liggen. “Wanneer er overaanbod is op de markt, is het simpelweg niet rendabel om te oogsten. De afweging is aan de boer en die zal natuurlijk niet geneigd zijn om geld te verliezen. Gewoonlijk worden de achtergebleven aardappelen omgeploegd in de grond. Soms worden ze ook verwerkt tot veevoeder.”

Bewaarverliezen

Naast de verliezen op het land, sneuvelen er ook aardappelen tijdens het bewaren in de loods. Ze kunnen kiemen, rotten, of verschrompelen. Dergelijk verlies vindt over de hele keten plaats. Tijdens bewaring bij de boer gaat in Vlaanderen gemiddeld genomen 3,5 procent van de aardappels verloren.  

Samengenomen met het verlies op de akker komt dit neer op een totaal verlies van 8 procent tijdens de landbouwfase. Vergeleken met het Zwitsers verlies van 15 procent, lijken onze aardappelboeren het beter te doen. Maar, hierbij moet wel gezegd dat:

  • 1.      de monitoring stelt dat hun cijfers een structurele onderschatting zijn van de ware grootte aan verliezen;
  • 2.      de verliezen op het land over meerdere jaren gemiddeld hoger uitpakken, door niet-oogstbare stukken grond;
  • 3.      een deel van de aardappelen voor de versmarkt al bij de boer verloren gaat, omdat hun uiterlijk beneden peil is.

Cosmetische verliezen

Volgens recent onderzoek uitgevoerd door UGent in opdracht van het departement Landbouw en Visserij van de Vlaamse Overheid, blijkt dat iets minder dan 11 procent van de geoogste aardappelen wordt afgekeurd, louter op basis van uiterlijke kenmerken.

“We moeten deze resultaten wel voorzichtig interpreteren”, meldt Roels, die het onderzoek opvolgde. “Het betreft hier namelijk een beperkte steekproef van slechts acht aardappeltelers. De focus van het onderzoek lag bij groenten en fruit. Niettemin werd duidelijk dat ook bij aardappelen een verkeerde vorm, grootte of beschadiging kan leiden tot voedselverlies, terwijl de aardappelen wat gezondheid betreft prima geschikt zijn voor de mens. De boeren voeren de cosmetisch afgekeurde aardappelen meestal aan hun eigen vee of laten ze op het land. Ze nog verwerken of weggeven aan een sociale organisatie, vergt immers organisatie, geld en tijd.”    

Fabrieksmedewerkers controleren de kwaliteit van de aardappelen.
"Friet, chips of consumptieaardappel; elk doel kent haar eigen specifieke ras. Een lelijke consumptieaardappel is dus niet eens geschikt om frieten van te bakken"

II. De groothandelaar

Na voorselectie bij de boer, onderwerpt de groothandelaar de aardappelen aan een striktere selectie. De groene, rotte, misvormde en te kleine aardappelen worden afgekeurd. Ook aardappelen met stootblauw, wat ontstaat als een aardappel valt van meer dan 30 centimeter, worden eruit gehaald. Naar schatting redt 5 tot 15 procent van alle geproduceerde aardappelen het in deze fase niet naar de volgende schakel.

Voor consumptieaardappelen bestemd voor de versmarkt is de selectie strenger dan voor aardappelen die nog verwerkt worden. Hiervan gaat tussen de 10 en 25 procent verloren.

“Dit zijn de aardappelen die de consument in zijn geheel te zien krijgt”, verklaart Nele Cattoor. “De consument wil gladde, gave aardappelen, zonder kiemen of lelijke plekken. Voor een aardappel die wordt verwerkt tot friet of puree is het uiterlijk uiteraard minder belangrijk”.

Waar gaat de lelijke consumptieaardappel heen?

Van ‘lelijke’ consumptieaardappelen zou je verwachten dat ze alsnog ingezet kunnen worden in de verwerkende industrie. Dat is evenwel niet het geval. De versmarkt en de industrie hebben elk hun eigen afzonderlijke circuit, waartussen nagenoeg geen uitwisseling plaatsvindt.

Bovendien ligt tijdens de teelt voor iedere aardappel de beoogde bestemming al vast. Friet, chips of consumptieaardappel; elk doel kent haar eigen specifieke ras. De verschillen hiertussen maken dat een lelijke consumptieaardappel niet eens geschikt is om frieten van te bakken.

“Frietaardappelen zijn veel groter dan consumptieaardappelen”, verklaart Cattoor. “Ze moeten minstens 6 centimeter lang zijn. Niemand wil namelijk kleine frietjes. Daarnaast is dit een aardappel van een compleet andere kwaliteit. Een frietaardappel mag niet veel suikers bevatten, anders heb je risico op het ontstaan van acrylamide; een stof die mogelijk schadelijk is voor onze gezondheid.”
 
Exacte cijfers over waar de afgekeurde aardappelen heengaan ontbreken. Ook al zijn er nuttige bestemmingen, toch spreekt men hier van voedselverlies. De aardappelen zullen hun beoogde weg naar de consument immers niet meer vinden. Zij worden ingezet als veevoeder - wat na menselijke consumptie als de meest hoogwaardige valorisatie wordt gezien. Of ze worden vergist, gecomposteerd, uitgevoerd op het land of gewoonweg niet geoogst.

"Verreweg de meest verspillende factor blijkt het schillen: hierdoor gaat 14 procent van de aardappelen verloren"

III. De verwerkende industrie

Grofweg 90 procent van de aardappelen gaat vanuit de groothandelaar door naar de industrie voor verdere verwerking. De overige 10 procent heeft de versmarkt als bestemming en slaat deze schakel dus over.

In de fabriek wordt er volgens Cattoor vrijwel niets verspild. “Hier is een hightech systeem opgezet om verlies tegen te gaan. De aardappelen worden machinaal geschild, waarna camera’s bekijken of er aardappelen zijn waar verkleuringen of zwarte puntjes in zijn achtergebleven. Deze worden met een luchtstraal van de loopband geblazen en naar een snijmachine gebracht, waar de lelijke plekjes er heel precies uitgesneden worden.”  

Schilverliezen

“Bovendien maken de meeste fabrieken niet enkel friet of schijfjes, maar ook vlokken of puree, vervolgt Cattoor. “Hierdoor kunnen zij de aardappelen die worden afgekeurd voor friet, alsnog inzetten voor een andere bestemming.”  

Ondanks de moderne technologie, wordt in de Zwitserse industrie 19 procent van de aardappelen die het tot deze fase redt, verspild. Verreweg de meest verspillende factor blijkt het schillen: hierdoor gaat 14 procent van de aardappelen verloren.

Geschillen over schillen

Of verspilling van de aardappelschil moet worden meegeteld als voedselverlies blijkt een kwestie van cultuur. In Zwitserland is het niet gangbaar om de schil te eten. Toch spreken de onderzoekers wel van voedselverlies: “In veel delen van de wereld wordt de aardappel gekookt en met schil gegeten. De schil is bovendien een goede bron van vezels”, verklaart Gabrielle Mack, een van de Zwitserse onderzoekers.

Net als tomaat en aubergine is de aardappel deel van de nachtschadefamilie. Deze planten bevatten natuurlijke pesticiden, die vanaf een bepaalde dosis giftig zijn voor ons en veel andere dieren. Verhoogde concentraties hiervan bevinden zich in groene delen, kiemen en de schil.

Maar, om die reden de schil verwijderen is overdreven. Gewone aardappelen vormen pas een gezondheidsrisico wanneer er meer dan 2,5 kilogram van wordt gegeten. Met een gemiddelde portie van 300 gram op een dag, kom je daar bij lange na niet aan. Groene aardappelen daarentegen kunnen al een probleem vormen na consumptie van één kilogram. Het best is daarom de kiemen weg te snijden en groene aardappels te mijden.

Ook al bedreigt de schil onze gezondheid bij normale consumptie niet, toch wordt deze in Vlaamse studies niet beschouwd als voeding. Cattoor: “Ik vind dat je moet kijken naar wat de consument wil. Wij eten de schillen nu eenmaal niet graag. Er zijn natuurlijk uitzonderingen, zoals de potato wedge, waar de schil nog aanhangt, maar in België vind je dat zelden.”

“Bovendien”, vervolgt Cattoor, “wordt de schil van de aardappel dikker naarmate je vordert in het bewaarseizoen. Ik verwacht niet dat mensen deze dikke schillen willen consumeren.”     

Net als veel van de afgekeurde aardappelen in eerdere schakels, dienen de schillen uit de fabriek in de regel als veevoeder.

"De consument is verantwoordelijk voor ongeveer 15% van het totaalverlies binnen de aardappelketen. Terwijl dit een relatief klein percentage is, heeft verspilling op dit punt in de keten de grootste milieu-impact"

IV. De consument

De consument is verantwoordelijk voor ongeveer 15 procent van het totaalverlies binnen de aardappelketen, zo blijkt uit het Zwitsers onderzoek. Terwijl dit een relatief klein percentage is, heeft verspilling op dit punt in de keten de grootste milieu-impact: met het weggooien van een aardappel verspilt de consument ook alle energie van het oogsten, sorteren, wassen, opslag en vervoeren van die ene aardappel.

Bovendien worden in eerdere schakels in de keten afgekeurde aardappelen en schillen vaak nog nuttig ingezet; meestal als veevoeder, of voor het opwekken van biogas. De consument heeft deze mogelijkheden zelf meestal niet en gooit 41 procent van zijn afgedankte patatten in het restafval, zo blijkt uit Nederlands onderzoek. De GFT-bak, waar de consument 50 procent van zijn aardappelafval in gooit, is een betere optie; dit wordt verwerkt tot biogas en compost.

Waar gaat de lelijke consumptieaardappel heen?

Net als in de fabriek ontstaat de grootste voedselreststroom in deze schakel door het schillen. De consument schilt iets zuiniger: grofweg 8 procent van de totale aardappelverspilling is hieraan te wijten (in vergelijking tot 10 procent totaalverlies door het schillen in de fabriek). Mogelijk omdat niet alle consumenten hun aardappelen schillen.

Daarnaast blijken onze ogen nog altijd groter dan onze maag: de consument verspilt een ruime 5 procent door te veel aardappelen aan te kopen en te bereiden.  

Hoe verspillen we minder patatten?

Over de hele aardappelketen zijn er mogelijkheden om verspilling tegen te gaan. Zo kunnen we aan het begin van de keten jaarlijks tonnen aardappelen rapen van het land. Het meeste verschil wordt echter gemaakt aan het eind van de keten, waar de milieu-impact zich heeft opgestapeld.

Annemie Geeraerd, hoofddocent bio-ingenieurswetenschappen aan KU Leuven, houdt zich bezig met levenscyclusanalyses van voedingsproducten. Om verspilling aan het eind van de keten tegen te gaan moet de consument zich volgens haar bewust worden van wat er nodig is vooraleer voedsel op ons bord belandt.

Bewust consumeren

“Voedselproductie legt een zware last op het milieu. Het probleem is dat de consument deze impact niet ziet. We krijgen ons voedsel netjes verpakt aangeleverd. Zonder omschrijving van wat daar allemaal voor nodig was. En bovendien voor een prijs waarin de belasting op het milieu niet is meegerekend. Dus heeft een aardappel een rare kleur, of is ie rimpelig? Dan gooien we die zonder nadenken gewoon weg.”

Onderzoek suggereert dat het weggooien van voedsel geen op zichzelf staand gedrag is, maar het gevolg van vele handelingen, zoals plannen, inkopen, opslag en bereidingswijze. Tegen de tijd dat je een aardappel bij het GFT gooit, is de mogelijkheid om iets tegen de verspilling te doen vaak allang gepasseerd.

Volgens Geeraerd zijn er nog veel mogelijkheden om kritischer boodschappen in te slaan. Zeker als je zelf graag je milieu-impact minimaliseert zonder aan comfort in te boeten. “Bij alles wat je in je mandje stopt kan je je afvragen: ‘Ga ik dit echt opeten? Daarnaast is het belangrijk aardappels koel en donker te bewaren, om achteruitgang te voorkomen.’

Verspilling aanpakken over de hele keten

Zinvoller nog dan verliezen per schakel te beperken, is het om overkoepelende problemen, die leiden tot verliezen over de hele keten, aan te pakken. Onze voorkeur voor goed-ogende aardappelen is zo’n voorbeeld.

Wanneer we beseffen dat aardappels met uitstulpingen of een lelijke schil even lekker en gezond zijn als hun gladde broertjes, kunnen we een hoop verspilling tegengaan. Dat er een markt is voor lelijke groenten, toont Delhaize, waar sinds 2015 met succes kratjes met misvormde groenten en fruit worden verkocht. Lelijke aardappelen zitten er tot op heden nog niet in, maar “dat kan in de toekomst nog komen”, meldt een woordvoerder.

Wonkie en Re-fruit zijn twee initiatieven die volledig draaien op geredde groenten en fruit. Wonkie verwerkt de buitenbeentjes tot dips en Re-fruit verkoopt cosmetisch afgekeurde groenten en fruit in pakketten door aan de consument. Net als Delhaize werken zij nog niet met aardappelen, maar ook dat kan misschien nog veranderen.  

Naast onze voorkeur voor mooie aardappelen, leidt ook onze afkeer tegen het eten van de schillen, afhankelijk van of je schillen als voedsel ziet, op meerdere punten in de keten tot verlies. Als consument kun je dit tegengaan door juist die markten te stimuleren waar de schil eraan wordt gelaten. Dus te kiezen voor potato wedges in plaats van friet. Of door je patatten thuis met schil te eten. Wat ook kan: de schil pas verwijderen na het koken, dan ligt het verlies aanzienlijk lager.

Nog zo’n voorbeeld: de achteruitgang van aardappelen tijdens bewaring en transport. Volgens Cattoor zouden we over de hele keten verliezen kunnen voorkomen door gentechnologie te omarmen:

“Cisgenese is een versnelde vorm van veredeling, waarbij binnen dezelfde soort genetisch materiaal wordt overgebracht. In de VS zijn er dankzij deze techniek al aardappelen die men het ganse jaar kan bewaren. Daarnaast zijn er variëteiten ontwikkeld die geen last krijgen van stootblauw. Wat mij betreft een prima methode om voedselverspilling tegen te gaan, maar als we dat hier ook willen moet de wetgeving wel meewillen. In Europa is de weerstand hiertegen nog altijd zeer groot.”

“Het licht laten branden, of de verwarming aan laten wanneer we niet thuis zijn, dat doen we allang niet meer. Bij voedselverspilling zouden we eenzelfde mentaliteitsverandering moeten doormaken"

Aardappelen met schil en meer mentaliteitsveranderingen maken het verschil

De oplossing voor aardappelverspilling blijkt niet knip en klaar. Wel is duidelijk dat er over de hele keten mogelijkheden zijn om verspilling tegen te gaan. Op de akker kunnen initiatieven gestart worden om achtergebleven aardappelen alsnog te oogsten. Organisaties die onaantrekkelijke groenten verkopen, kunnen de lelijke aardappelen die nu bij de boer of groothandelaar verloren gaan toch nog aan de man brengen. Zou Europa cisgenese omarmen, dan kan dit aardappelen opbrengen die langer goed blijven. Daar komt nog bij dat we onze aardappelen mét schil zouden kunnen opeten, en dat leidt zowel in de fabriek als bij de consument tot aanzienlijk minder verspilling. 

Vooral aan het eind van de keten blijkt het belangrijk om zo weinig mogelijk aardappelen te verspillen. Verlies bij de consument zorgt immers voor de grootste milieubelasting. We zullen dus bewuster met onze ingekochte aardappelen om moeten springen. Geeraerd: “Het licht laten branden, of de verwarming aan laten wanneer we niet thuis zijn, dat doen we allang niet meer. Bij voedselverspilling zouden we eenzelfde mentaliteitsverandering moeten doormaken".

Bronvermelding