De populariteit van sojaschroot heeft niet enkel gevolgen voor het milieu. De grootschalige sojateelt in Noord- en Zuid-Amerika veroorzaakt enkele sociaal-economische problemen. Zo moet de eigen voedselvoorziening vaak wijken voor export en daalt de voedselzekerheid in de gebieden waar volop soja wordt geteeld. Bovendien gaat het om een grootschalige teelt waarbij vooral machines worden gebruikt. Er zijn dus steeds minder arbeiders nodig. De daling van werkgelegenheid werkt armoede in de hand.
Het witte gedeelte van de uitwerpselen van een kip, is urine. Doordat kippen geen vloeibare maar vaste urine produceren, is er een grote hoeveelheid ammoniak aanwezig. De ammoniak zorgt voor enorme geurhinder.
Vlaams minister van Omgeving, Natuur en Landbouw Joke Schauvliege verstrengde de milieuvergunningen voor boeren vanaf 1 september 2012 en verplichtte hen de geurhinder terug te dringen. Na gegronde klachten moeten boeren voortaan zelf acties ondernemen om de geurhinder te beperken. Vervolgens dienen ze een lijst in bij de Vlaamse overheid waarmee ze aantonen dat de geurhinder is afgenomen. Dan krijgen ze een nieuwe milieuvergunning.
Er is een aantal milderende maatregelen om geuremissies tegen te gaan. Het betreft maatregelen die relatief eenvoudig en zonder grote extra kosten toegepast kunnen worden in de meeste bestaande stallen.
De evolutie van de Vlaamse veestapel, de jongste 25 jaar.
Verspreid over de opfokbedrijven en de slachthuizen zorgt de Vlaamse pluimveesector voor een tewerkstelling van 900 arbeiders.
In België zijn er 42 door de EU erkende slachthuizen. Verder zijn er nog tachtig slachthuizen die een beperkte slachtcapaciteit hebben en jaarlijks niet meer dan 150.000 kippen mogen slachten (2003). De meeste slachthuizen bevinden zich in de streek Dendermonde-Aalst- Buggenhout-Asse. Ook Gent en Kortrijk tellen heel wat pluimveeslachthuizen.
In Vlaanderen verdienen ongeveer negenhonderd arbeidskrachten de kost in de pluimveesector (2013). Hierbij gaat het over ongeveer 514 familiale, 364 niet-familiale en rond de twintig tijdelijke arbeidskrachten.
Sommige spelers in de pluimveesector durven wel eens vals te spelen door 15 tot 25 procent water aan het kippenvlees toe te voegen zonder dat op de verpakking te vermelden. Het water wordt toegevoegd met injectienaalden of in een soort droogtrommel. Die behandeling is wettelijk toegestaan, maar als vlees meer dan 5 procent water bevat, moet dat in de ingrediëntenlijst op de verpakking staan. Het water maakt vlees zwaarder, waardoor het duurder verkocht kan worden. Dat gebeurt voornamelijk bij diepvrieskip geïmporteerd van Brazilië of Thailand.
In 2013 werden verschillende bevroren kipfilets onderzocht. Daaruit bleek dat in 14 procent van het kippenvlees te veel water bevatte. In 2015 werd een nieuwe economische inspectie door de FOD Economie uitgevoerd. Daaruit bleek dat 10 procent van het buitenlandse kippenvlees opnieuw te veel water bevatte.
Als je echt geen ‘waterkip’ op je bord wil, kan je gewoon een kip in zijn geheel kopen. Daar wordt nooit extra water aan toegevoegd.
De voornaamste exportbestemmingen voor Belgisch kippenvlees zijn buurlanden en andere Europese lidstaten. Export gebeurt voornamelijk met vrachtwagens. Sojaschroot bedoeld voor kippenvoeder is afkomstig van Zuid-Amerika en wordt getransporteerd met vrachtschepen. De milieu-impact van vrachtschepen is groter dan die van vrachtwagens.
Europa is de belangrijkste afzetmarkt voor Belgisch kippenvlees. De Europese Commissie verwacht dat de vraag naar kippenvlees zal stijgen en de export jaarlijks zal toenemen met ongeveer 1,4 procent. En dat tot 2025! Toch importeren we ook kippenvlees, voornamelijk uit Nederland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland.
De Vlaming heeft zin in kip. Zoveel zin dat kip van over de hele wereld tot bij ons moet komen. Omgekeerd sturen wij onze hennen dan weer naar Duitsland, Thailand en - waarom niet? - Zuid-Afrika. En dan is er nog een vreemde trafiek heen-en-weer met Nederland. Houdt al die import en export steek, economisch en ecologisch? En moét dat echt? Journalist Matthieu Van Steenkiste zocht het voor ons uit.
In 2015 importeerde België ongeveer 164.854 ton aan kippenvlees. Daarvan is ongeveer 90 procent afkomstig van onze buurlanden. Nederland (64%) is de grootste leverancier, gevolgd door Frankrijk (14%), het Verenigd Koninkrijk (8%) en Duitsland (5%). De overige 10 procent komt van Polen, Spanje, Brazilië en Denemarken. De kans dat jouw kippenvlees afkomstig is van Griekenland, Italië of Hongarije is kleiner dan 1 procent.
De Europese Commissie verwacht dat de vraag naar kippenvlees in zowel België als in het buitenland zal stijgen. Naar schatting zou de export jaarlijks met 1,4 procent toenemen tot 2025. De belangrijkste groeimarkten daarbij zijn: Sub-Saharaans Afrika, Azië en het Midden-Oosten.
In 2015 steeg de export vanuit België naar Zuid-Afrika met maar liefst 198 procent. Meestal ging het om kippenbeentjes (45%), drumsticks (27%) en kippenvleugels (14%).
Sinds januari 2008 moeten vervoerders van pluimvee in de Europese Unie in het bezit zijn van een getuigschrift. Bovendien zijn de pluimvee-vervoerders verplicht om zich iedere vijf jaar 35 uur bij te scholen.
Met het getuigschrift wil de EU het dierenwelzijn garanderen en de uitbraak en verspreiding van dierenziektes voorkomen. Dankzij de aanwezigheid van de getuigschriften is het makkelijker om de vervoerders op te sporen en te controleren of de wetgeving wordt nageleefd.
De Belgische vleesconsumptie bestaat gemiddeld dus voor 30 procent uit gevogelte. Nochtans daalde de consumptie met 16 procent in vergelijking met 8 jaar geleden (2014). (1)
Deze figuur toont de daling in de Vlaamse consumptie van dierlijke eiwitten tussen 2008 en 2015.
Vervangers voor melk en vlees worden dan weer populairder.
"In België worden elke minuut 500 kippen geslacht, dat zijn er bijna 300 miljoen per jaar"