Qua uitzicht en verwerking in voeding lijken de zaden van quinoa, amaranth en boekweit op die van granen. Maar dat zijn ze niet; ze zijn geen van drie lid van de grassenfamilie, waartoe de granen wel behoren. Daarom staan ze bekend als pseudogranen.
De bloemen en zaden van de quinoaplant variëren in kleur van groen-geelachtig tot diep paars, zwart en felroze. Voorheen dacht men dat de kleur bepaald werd door de hoeveelheid anthocyanen, de kleurstoffen die ook appels van een mooie rode blos voorzien.
Volgens een recente studie gaat het echter om andere kleurstoffen: betacyanen. Hoe donkerder het zaad, hoe meer betacyanen het bevat. Die stoffen zouden werken als antioxidant, waardoor donkere quinoa in theorie gezonder zou zijn. Of het ook echt zo goed is voor onze gezondheid als soms wordt beweerd, is nog niet helemaal duidelijk. (zie stukje anti-oxidanten bij consumptie)
Op basis van de hoeveelheid zeepstof of saponine in de zaden, kan je quinoa in twee klassen opsplitsen. Zoete variëteiten die minder dan 0,11 procent saponine bevatten en bittere soorten die meer dan 0,11 procent saponine bevatten. Zoete quinoa bevat doorgaans zo’n 0,2 tot 0,4 gram saponine per kilogram quinoa, bittere ongeveer 4,7 tot 11,3 g/kg.
Van superfood kan je superbier maken, moet de Belgian Brew Factory gedacht hebben. Begin 2018 brachten ze Quinoux op de markt, een biologisch, blond biertje op basis van quinoa. Het zou glutenarm zijn en minder suiker bevatten dan een gewone pils.
De Belgian Brew Factory is niet de eerste die op dat idee komt. Eerder creëerde de Nederlandse Lux Brewery al Quinoa Pale Ale en bracht Brouwerij Huyghe de bieren Mongozo Quinoa en Bolivar voort.
Inwoners van landen waar quinoa oorspronkelijk groeit, drinken al veel langer quinoabier.
Quinoa wordt voornamelijk per schip vervoerd, in zakken van kunststof of van karton met een kunststof coating. Die bevatten meestal 25 kilogram quinoa per zak. Om ontkiemen te voorkomen, is het belangrijk dat de zaden te allen tijde droog blijven.
Quinoa is ook verkrijgbaar onder andere vormen, al zijn die niet in alle winkels verkrijgbaar. Je vindt ze in vlokken (platgewalste zaadjes, vergelijkbaar met havermoutvlokken), gepoft of verwerkt tot crackers, koekjes, pasta, graanrepen of burgers. Quinoameel kan je gebruiken als glutenvrije variatie op het klassieke tarwemeel.
Quinoa bevat tussen 13 en 17 procent eiwitten. Vooral voor vegetariërs en veganisten is dat een voordeel, omdat zij hun eiwitten ergens anders uit moeten halen dan uit vlees, vis, melk of eieren. De gemiddelde Belg die die producten wel eet, krijgt meestal al te veel eiwitten binnen.
De voedingswaarde van de eiwitten in een voedingsproduct wordt bepaald door de aanwezigheid van essentiële aminozuren. Aminozuren zijn de bouwstenen van eiwitten. Essentiële aminozuren zijn de aminozuren die het menselijk lichaam niet zelf aanmaakt. We moeten ze dus opnemen via de voeding.
Er bestaan negen essentiële aminozuren: fenylalanine, isoleucine, leucine, lysine, methionine, threonine, tryptofaan, valine and histidine.
Granen, zoals tarwe, bevatten niet alle essentiële aminozuren in voldoende mate. Inwoners van ontwikkelingslanden met een op granen gebaseerd dieet, hebben vaak een tekort aan essentiële aminozuren. Pseudogranen zoals quinoa, amarant en boekweit bevatten de essentiële aminozuren wel in de juiste verhouding, zoals in melk, eieren, vis en vlees. Daardoor zijn ze een goede component in een vegetarisch dieet. Quinoa bevat hogere concentraties aan methionine en lysine dan rijst, maïs, tarwe en gerst. Het bevat ook veel tryptofaan, een aminozuur dat slechts beperkt aanwezig is in de meeste granen.
De tabel hiernaast geeft de verhouding van de essentiële aminozuren weer in quinoa, maïs en tarwe, en de aanbevolen dagelijkse inname.
Quinoazaden bevatten genoeg vet (5,8 procent) om in aanmerking te komen als oliegewas. Zo’n 84 procent van de vetten in quinoa zijn meervoudig onverzadigde vetzuren. Daarbij zitten ook essentiële vetzuren die ons lichaam niet zelf kan aanmaken: alfa-linoleenzuur (omega 3) en linolzuur (omega 6). Quinoa-olie bestaat, maar wordt niet op grote schaal geproduceerd.
Het aantal studies dat het effect van quinoa op de gezondheid van proefpersonen onderzoekt, is eerder beperkt. Experimenten werden voorlopig voornamelijk uitgevoerd op ratten en muizen, of in proefbuizen (in vitro). Hieronder een overzicht van de bevindingen.
Experimenten met muizen toonden aan dat polyfenolen uit quinoa een ontstekingsremmend effect hebben. Polyfenolen zijn chemische stoffen die aangemaakt worden door planten. Bij de muizen die polyfenolen uit quinoa kregen, zagen de onderzoekers dat verschillende eiwitten die wijzen op ontstekingen minder voorkwamen in het bloed.
De enige test op mensen onderzocht twee groepen vrouwen met overgewicht. De ene groep kreeg dagelijks quinoavlokken te eten, de andere kreeg in de plaats corn flakes. Uit de test bleek dat het eiwit IL-6 (interleukine-6), dat betrokken is bij ontstekingen, minder voorkwam in het bloed van de vrouwen die quinoa aten.
Bij een onderzoek op vrouwen met overgewicht, constateerden de wetenschappers dat het gehalte aan LDL-cholesterol (slechte cholesterol) en de totale hoeveelheid cholesterol in het bloed van de vrouwen die quinoa aten, verlaagden.
Een experiment met twintig studenten wees uit dat minder dan de helft van hen een lagere bloeddruk had (42,2 procent van de proefpersonen) en afgevallen was (40,7 procent) na dertig dagen dagelijks een portie quinoa te eten, maar de resultaten waren niet statistisch significant.
Op basis van experimenten in vitro en met proefdieren, vermoeden wetenschappers dat quinoa een rol zou kunnen spelen bij het voorkomen en de behandeling van obesitas en diabetes. Momenteel is het echter nog onmogelijk om praktische aanbevelingen te doen.
Proeven op ratten, muizen en kippen wijzen erop dat saponine (de bittere stof die in het buitenlaagje rond het quinoazaadje zit) kan helpen om het lichaamsgewicht onder controle te houden, maar dat is nog niet op mensen onderzocht.
Voorlopig zijn er twee theorieën die een verklaring bieden voor het effect. De eerste is simpel: saponine is niet lekker, waardoor de proefdieren minder aten. Volgens de tweede hypothese kan de saponine ervoor zorgen dat de darmen minder voedingsstoffen opnemen.
Verschillende stoffen in quinoa (o.a. foliumzuur, fenolen, betaninen, carotenoïden, vitamine E) hebben een bewezen werking als antioxidant: ze kunnen de oxidatie van andere moleculen beperken. Oxidatie is een reactie waarbij zogenaamde vrije radicalen kunnen ontstaan, moleculen die een rol spelen bij de ontwikkeling van chronische ziekten waaronder kanker, hartziekten en Alzheimer.
Dat wil niet automatisch zeggen dat je die ziektes kan voorkomen door antioxidanten te eten of voedingssupplementen te slikken. Wat werkt in een proefbuis, werkt niet automatisch in het lichaam, en het bewijs voor het gezondheidseffect van antioxidanten als groep, is niet eenduidig. Het is bijvoorbeeld al wel bewezen dat foliumzuur nuttig is voor het lichaam, maar veel vitamine E zou dan weer de kans op vroegtijdige sterfte kunnen verhogen.
Hoewel quinoa soms gezien wordt als ‘rijke bron van antioxidanten’, valt dat best wel mee. Quinoa zou ongeveer evenveel antioxidanten aanleveren als tarwe.
Quinoa bevat ook een aantal zogeheten ‘antinutriënten’. Dat zijn stoffen die de opname van gezonde voedingsstoffen door het lichaam beperken. Het gaat om saponine en fytinezuur.
Saponine is de bittere stof die het zaadje omgeeft. Bij quinoa uit de supermarkt is het laagje met saponine er meestal al afgewassen, maar je kan het ook zelf doen. Ook na een wasbeurt blijft er een beetje saponine achter, ongeveer 0,3 g per 100 g quinoa. Saponine vermindert de opname van ijzer.
Fytinezuur is een stof die je ook terugvindt in noten, zaden en peulvruchten zoals sojabonen. Een klein deeltje ervan verdwijnt tijdens het reinigen van de quinoa, tot er per 100 gram zo’n 0,8 gram overblijft. Fytinezuur beperkt de opname van ijzer, zink, calcium en magnesium. Weken, laten ontkiemen, fermenteren of koken gaat de antinutritionele werking van fytinezuur tegen.
Aangezien plantaardig voedsel vaak ook antinutriënten aanlevert, ondervinden vooral vegetariërs de effecten daarvan. Zij nemen bijvoorbeeld minder ijzer op uit hun eten. Of dat ook werkelijk een probleem is voor wie voldoende gevarieerd eet, is minder duidelijk. Hoewel studies reeds uitwezen dat vegetariërs minder ijzer in hun lichaam hebben, lijden ze toch niet vaker aan bloedarmoede door een ijzertekort dan omnivoren. Antinutriënten zitten verder ook in bijvoorbeeld thee en koffie.
Quinoa wordt al jaren gezien als een zogenaamde superfood, omdat het onze gezondheid zou bevorderen. Experimenteel wetenschappelijk bewijs daarvoor is echter beperkt. Quinoa heeft een goede samenstelling van aminozuren, en bevat belangrijke vitaminen en mineralen, maar is – zoals eigenlijk alle voedingsmiddelen – geen wondervoedsel.
Wél kan het deel uitmaken van een gezond en gevarieerd voedingspatroon. In de Voedingsdriehoek staat quinoa in de 'donkergroene zone'.
Quinoa is, net als andere pseudogranen, glutenvrij. Gluten is een type eiwit dat van nature voorkomt in granen. Het zit in het weefsel van het zaad (de graankorrel) en voedt de jonge plant als die ontkiemt. Bij wie glutenintolerant is, beschadigt gluten het slijmvlies van de dunne darm. Daardoor neemt de dunne darm slecht voedingsstoffen op en kan de patiënt te maken krijgen met onder andere diarree, constipatie, groeiachterstand en vermoeidheid. Glutenintolerantie of coeliakie is een auto-immuunziekte die niet te genezen is.
Voor wie niet glutenintolerant is, leidt het eten van gluten niet tot gezondheidsproblemen. Een glutenvrij dieet is voor de meeste mensen dus compleet overbodig.
Uit proefbuisexperimenten blijkt dat sommige varianten van quinoa toch kleine hoeveelheden bevatten van een stof waar glutenintolerante mensen op zouden kunnen reageren. Nadelige effecten zijn echter nog niet gebleken uit onderzoek op mensen.
Een studie waarbij negentien glutenintolerante proefpersonen voor zes weken lang dagelijks 50 gram quinoa aten, toont aan dat ze de quinoa goed konden verdragen. De onderzoekers wijzen er wel op dat er nog niet zoveel onderzoek gedaan is naar quinoa en glutenintolerantie.
Conclusie: wie glutenintolerant is en houdt van quinoa, ondervindt daar normaal gezien geen problemen mee.
De blaadjes, stengel en zaden van quinoa worden traditioneel ook verwerkt tot medicijnen. Die zouden bijdragen tot de heling van wonden, zwellingen en pijn verminderen en desinfecterend zijn. Quinoa wordt ook gebruikt bij aandoeningen aan het skelet en de gewrichten, interne bloedingen en als afweermiddel tegen insecten. Of quinoa ook écht helpt voor al die zaken, is voorlopig nog onduidelijk.
Quinoa kan ook mee op ruimtereis. Omdat het zo voedzaam is en lang goed blijft zonder koeling, is het zeer geschikt als astronautenvoer. Astronaut Samantha Cristoforetti, van de European Space Agency (ESA), at al quinoasalade met makreel in het International Space Station.
Ter gelegenheid van het Jaar van de Quinoa 2013, maakte het FAO een lijvig document met informatie over quinoa en recepten (vanaf p. 38). Raadpleeg het hier.