In de natuur breken schimmels dood organisch materiaal af naar eenvoudige bouwstenen die andere organismen opnieuw kunnen opnemen. Zo zorgen ze voor het hergebruik van belangrijke stoffen zoals koolstof en stikstof en worden voedingsstoffen uit de dode boombladeren in de lente weer omgezet tot frisgroene blaadjes.
Een mogelijke indeling van paddenstoelen baseert zich op hun plaats in het afbraakproces. De eerste composteerders, zoals oesterzwammen en shiitake, eten ‘vers’ dood plantenmateriaal, dat nog niet aan het vergaan is. Zij slagen erin de taaie stoffen af te breken die het hout en de plantenstengels verstevigen, zoals lignine (houtstof) en cellulose. Je kan ze indelen op basis van wat ze eten. Witrotters (vb. oesterzwam) eten voornamelijk lignine, waardoor de vezelige cellulose achterblijft. Bruinrotters (vb. berkenzwam) eten in de eerste plaats cellulose en laten de bruinkleurige lignine achter.
De tweede composteerders, waartoe champignons behoren, leven van compost dat al deels afgebroken is door anderen. De derde composteerders vind je voornamelijk in de bodem, waar ze voedsel vinden dat als het ware al flink werd voorverteerd door bacteriën of andere schimmels.
De rol van paddenstoelen als vuilnisverwerkers komt handig van pas. In theorie is het mogelijk om plantaardig afval van de landbouw volledig te composteren met paddenstoelen, door verschillende composteerders in te zetten. Dat wordt echter nog niet gedaan op grote schaal.
Amerikaanse paddenstoelen-expert Paul Stammets beschrijft in zijn boek Growing gourmet and medicinal mushrooms de totale output van de oesterzwammenteelt. Die bedraagt 50 procent CO2, 20 procent water, 10 procent oesterzwammen en 20 procent gebruikt substraat. De CO2 ontstaat doordat zwammen ademen, net als dieren en planten. Ze ademen zuurstof in en CO2 uit. Het water komt van de verdamping.
Sommige soorten paddenstoelen kan je (nog) niet telen, zoals eekhoorntjesbrood, cantharel en truffel. Het verschil met andere soorten is dat zij in symbiose groeien met de wortels van bomen. Dat wil zeggen dat ze er voedingsstoffen mee uitwisselen. Die paddenstoelen kunnen niet groeien zonder de boom waar ze mee samenleven. Tot op heden is men er nog niet in geslaagd om deze symbiotische relatie op grote schaal in kwekerijen na te bootsen.
Er bestaan ongeveer tachtig soorten paddenstoelen die een mysterieus groen licht uitstralen in het donker. De chemische reactie die hiervoor verantwoordelijk is, komt in grote lijnen overeen met het proces dat plaatsvindt in het lichaam van vuurvliegjes of lichtgevende inktvissen. Een molecule genaamd oxyluciferine wordt door een enzym (luciferase) in een hoogenergetische toestand gebracht. Vervolgens keert de molecule terug naar haar basistoestand, waarbij de overtollige energie vrijkomt in de vorm van een lichtdeeltje.
Dit diagram toont de belangrijkste bronnen van uitstoot voor de champignonteelt in de Verenigde Staten. Vooral het elektriciteitsverbruik en de compost voor het substraat zijn verantwoordelijk voor een groot aandeel. Het elektriciteitsverbruik is zo hoog omdat er in de groei- en incubatieruimtes een constante temperatuur en luchtvochtigheid moet zijn. Dat hoeft niet per se een probleem te zijn. Vandaag wordt de elektriciteit grotendeels opgewekt in steenkool- en gascentrales, maar op termijn kan de sector overstappen op hernieuwbare bronnen. De bedrijven uit deze analyse gebruikten slechts 4,5 procent hernieuwbare energie.
De compost voor het substraat stoot vooral methaan uit en een beetje lachgas (N2O). Dat kan teruggeschroefd worden door de compost vaker te mixen zodat er meer zuurstof bij kan. Methaan en lachgas worden immers door bacteriën geproduceerd onder zuurstofloze omstandigheden.
In het substraat voor champignons zit gewoonlijk veen, een type bodem dat gevormd wordt in natte gebieden waar plantenresten niet afbreken omdat ze onder water staan. Omdat veen opgebouwd is uit samengeperste plantenresten, is het een opslagplaats voor koolstof. Die koolstof zou anders bij het rotten van de plant in de atmosfeer terechtgekomen zijn, onder de vorm van CO2. Je kan veen dus ook zien als een opslagplaats voor CO2. Bij het ontginnen en gebruiken van veen, slinkt die opslagplaats. Op termijn zal het gebruikte veen ook ontbinden en CO2 vrijgeven. Gevolg: er komt CO2 in de atmosfeer terecht die normaal gezien veilig in het veen zou zitten.
Jaarlijks komt er 0,2 tot 0,3 miljoen ton CO2 vrij als gevolg van het gebruik van veen in de Nederlandse tuinbouw. Die CO2 komt vrij in de landen waar het veen wordt afgegraven. Dat is 0,15 procent van de totale Nederlandse uitstoot en 4 procent van de uitstoot die vrijkomt door het verwarmen van serres.
Er bestaan weinig objectieve bronnen over de watervoetafdruk van paddenstoelen. Amerikaanse landbouwconsulent SureHarvest berekende dat de productie van een kilogram witte champignons ongeveer 14 liter water vergt. Voor een kilo bruine champignons is 18 liter nodig. In vergelijking met andere producten is dat opvallend weinig.
Volgens de auteurs werd de watervoetafdruk volgens de meest gebruikelijke methode berekend, als de som van de groene (regenwater), blauwe (irrigatie) en grijze (afvalwater) voetafdruk. Toch is het onduidelijk of deze voetafdruk representatief is voor de champignonindustrie, onder andere omdat het geen wetenschappelijke publicatie is die peer review (nalezing door onafhankelijke wetenschappers) onderging.
Deze afbeelding schetst een beeld van de watervoetafdruk van andere voedingsproducten.
In het deel ‘Consumptie’ las je dat paddenstoelen gemakkelijk zware metalen opnemen en dat dat gevaarlijk kan zijn voor de gezondheid. Die eigenschap heeft echter ook een positieve kant. Indische wetenschappers slaagden erin om zware metalen (cadmium, koper, lood, zink, chroom) op te ruimen met de zwam Galerina vittiformis. Tijdens hun onderzoek lieten ze de paddenstoel groeien op bodems die besmet waren met een van de genoemde metalen. Op dertig dagen tijd absorbeerde de zwam 80 tot 90 procent van de vervuiling.
Het substraat waar de paddenstoelen op groeien – dan hebben we het over stro, paardenmest, houtsnippers, zaagsel – is vaak al een afvalstroom op zich. Maar zelfs als de paddenstoelen volgroeid zijn, kan je het nog eens hergebruiken, bijvoorbeeld voor de teelt van een andere soort paddenstoel of in diervoeder. Wetenschappers voerden experimenten uit waarbij vissen of varkens voer kregen met daarin een beetje gefermenteerd paddenstoelensubstraat. Daaruit bleek dat het supplement bij de katvissen de groei bevorderde. Bij de varkens zorgde het ervoor dat er meer rugvet was en dat hun vlees tijdens het bakken minder kromp.
Stro bestaat uit de stengels van granen zonder de aren. In die aren zit het eetbare gedeelte: de zaden. Stro wordt vooral gebruikt als bedekking voor de stalvloer. Als veevoer is het niet zo geschikt. Het bevat immers veel houtstof of lignine; een stof die onverteerbaar is voor herkauwers. Daarom onderzoekt de universiteit van Wageningen of witrotschimmels (waaronder shiitake) het stro kunnen omzetten naar iets dat het vee wel verteerd krijgt. Voorlopig zijn er positieve resultaten. De schimmels maken het stro inderdaad verteerbaar, maar de mate waarin hangt onder meer af van het soort schimmel en de ouderdom van het stro.
Het typische blauwe champignonbakje moet voorlopig nog bij het restafval, maar in de toekomst mag het mee in de uitgebreide blauwe zak of P+MD. Zo belandt er minder afval in de restafvalzak. Goed nieuws, want de inhoud van de restafval gaat naar de huisvuilverbranding en krijgt dus geen tweede leven. Aan de andere kant kan de recyclage van afval alleen werken als de verschillende materialen na het ophalen terug gescheiden worden. Hoe zuiverder het materiaal, hoe beter de kwaliteit van een gerecycleerd product. Dat uitsorteren wordt moeilijker door meer verschillende materialen in de zak toe te laten.