Hoewel insecten in niet-westerse landen al lang op het menu staan, was de introductie van insectenburgers in onze supermarkten geen succes. Insecten zijn wel degelijk een duurzame eiwitbron, maar ze hebben eerder potentieel als 'onzichtbaar ingrediënt'. Welke rol spelen ze in de eiwittransitie? Zijn ze geschikt als veevoer? En wat kunnen we met het afval van de insectenteelt? Je leest het allemaal in het Tracé van Insecten.
Insecten kweken is pionierswerk. De industriële teelt kent geen traditie, elke stap in de productieketen begint met een wit blad. Vandaag, na jaren experimenteren, lijkt deze nieuwe tak van de landbouw klaar om op te schalen.
Het grote potentieel van insecten ligt niet zozeer bij sprinkhanenburgers en krekelmeel, maar in de veeteelt. De vraag naar dierlijk eiwit neemt immers niet af, dus een verduurzaming van de sector is hard nodig. Insecten kunnen daarbij helpen.
Even leken insecten het voedsel van de toekomst. Maar de consument volgde niet, en de burgers lagen niet lang in de winkelrekken. Toch hebben de beestjes potentieel, zij het eerder als ingrediënt.
De productie van onze dagelijkse kost legt een enorm beslag op de draagkracht van de aarde. Centraal daarin staat de vraag naar eiwitten. Europa wil de productie van eiwitten verduurzamen, en kijkt daarvoor naar onder meer insecten.
Hoewel het eten van insecten een lange traditie kent elders in de wereld, blijven westerse consumenten weigerachtig tegenover verse insecten of afgeleide producten. De beestjes moeten nochtans niet onderdoen voor gangbare landbouwdieren als het aankomt op voedingswaarde.
Een belangrijk pluspunt van de insectenteelt is dat bepaalde soorten zich voeden met organische reststromen. De teelt levert zelf echter ook afval op. Die resten, die onder meer bestaan uit afgeworpen uitwendige skeletten van insecten en hun uitwerpselen, hebben op hun beurt interessante toepassingen.