Plukken met de hand, op kleine schaal, wordt over het algemeen gezien als onschadelijk. Wild zeewier machinaal oogsten op grote schaal kan daarentegen wel schadelijk zijn voor het ecosysteem aan de kust. Tijdens het oogsten kunnen de machines namelijk ook andere planten en dieren meenemen of doden.
Daarom plukt men in de VS en Canada de drie voornaamste soorten nu handmatig (Iers mos, knotswier en kelp).
Wild zeewier kan zich niet herstellen als er te veel van geplukt wordt. Andere zeewiersoorten kunnen de geoogste soort daardoor verdringen. In het slechtste geval ontstaan er kale plekken op de zeebodem waar niets meer groeit. Zo verliezen de dieren die in het wier leven hun leefomgeving en de zeewierplukkers hun inkomsten.
Minder zeewier doordat er teveel van wordt geplukt betekent ook: minder opname van koolstofdioxide (CO2) en van voedingsstoffen uit het water. Een overschot aan voedingsstoffen in het water, leidt tot overbemesting. Omdat zeewier, net als koraal, functioneert als een schokbreker voor de kust, is die minder beschermt tegen erosie en golven.
De ontwikkeling van de zeewierkweek voor onze kust is een uitdaging, omdat de omstandigheden er behoorlijk bar kunnen zijn. De stromingen zijn zeer sterk, zeker tijdens springtij. Het waait er soms stevig en zandverschuivingen komen ook voor. Die elementen komen voor andere kusten ook voor, maar meestal niet in combinatie.
Zeewier voor onze kust heeft geen bemesting nodig. In het zeewater zitten al veel voedingsstoffen, afkomstig van de landbouw. Via rivieren spoelen die meststoffen de zee in
Voorlopig heeft het Europese zeewier ook geen bestrijdingsmiddelen nodig. Als de kweker het wier op de geschikte locaties kweekt en het op tijd oogst, is het nauwelijks aangetast door dieren die ervan eten. Wier dat te laat geoogst wordt, kan wel aangevreten zijn door dieren of overgroeid met algen, andere wieren of waterplanten.
Nabij de Noorse zalmkwekerijen trekt zeewier de snotolf aan. Dat is een vis
die de zeeluis opeet, een parasiet die op zalmen leeft. De jongen van de snotolf
leven tussen het zeewier, dus hoe meer zeewier, hoe meer snotolven. En hoe
meer snotolven, hoe minder zalmluis. Daarom is het goed voor de Noorse
zalmkwekerijen als er in de buurt zeewier gekweekt wordt.
Zeewier kan de schadelijke explosieve bloei van eencellige algen voorkomen. Als er teveel meststoffen (vnl. stikstof en fosfor) in het water terechtkomen, leidt dat tot overbemesting of eutrofiëring. Zowel in zoet water als op zee kan dat leiden tot een explosieve bloei van microscopische algen (en/of cyanobacteriën). Sommigen daarvan zijn giftig.
Ook de bloei van niet-giftige algen kan het waterleven schaden. De eencellige algen vermenigvuldigen zich razendsnel en sterven bij bosjes. Daardoor komt er op de bodem een laag dode algen, die wordt opgegeten door bacteriën.
Die bacteriën hebben, net als de vissen die in het water leven, zuurstof nodig. Ook de algen en waterplanten nemen ‘s nachts zuurstof op, in plaats van die aan te maken. Daardoor is er soms zo weinig zuurstof in het water dat de vissen massaal sterven. Dat kan voorkomen door overbemesting te bestrijden.
Zeewier vermindert de overbemesting, simpelweg door voedingsstoffen op te nemen. Wild zeewier, maar ook zeewier in aquacultuur, kan groeien op de meststoffen die onbedoeld in de zee terechtkomen.
Wetenschappers berekenden hoeveel overtollige voedingsstoffen zeewier zou kunnen wegfilteren uit de Deense zee en kwamen uit op 32 kilogram stikstof (N) per ton gedroogd zeewier. Dat is het geval voor zeewier dat achteraf terug op het land wordt gebruikt als meststof. Daardoor hergebruikt de boer de weggespoelde meststoffen en is er minder extra mest nodig voor de volgende oogst.
Zeewier dat achteraf verbrand werd, verwijderde globaal gezien 29 kg N per ton wier, zeewier dat in een stortplaats eindigde slechts 3 kg N per ton. Het laatste getal ligt het laagst, omdat gestort zeewier netto nauwelijks stikstof verwijdert. Nadat het gestort is, komt het immers weer in het milieu terecht.
Voorlopig weten we nauwelijks iets over de ecologische effecten van de zeewierkweek voor onze kust. Zowel in Nederland als in België loopt er nog onderzoek naar.
Volgens de Nederlandse Stichting de Noordzee brengen zeewierboerderijen op de Noordzee een aantal potentiële ecologische nadelen met zich mee. Zo kunnen grote zeezoogdieren verstrikt raken in de netten. Grote hoeveelheden zeewier die loskomen bij een storm, zouden kunnen afsterven op de zeebodem en er het plaatselijke leven verstikken. Tot slot wordt zeewier vaak geroemd omdat het voedingsstoffen uit het water opneemt en zo de overbemesting tegengaat, maar als de zeewierboer zijn wier extra voedingsstoffen geeft, kunnen die evengoed leiden tot overbemesting. Uit de resultaten van de proefboerderijen blijkt voorlopig dat extra bemesting niet nodig is.
Een probleem van viskwekerijen op open zee is dat ze nutriënten verspreiden in het omringende water. Dat komt door overtollig voedsel, maar vooral door de uitwerpselen van de vissen. Die extra voedingsstoffen kunnen het ecosysteem van de zee uit balans brengen.
Een oplossing hiervoor is vis tezamen kweken met schelpdieren en zeewier. In vaktermen heet dat Integrated multi-trophic aquaculture (IMTA). Het idee is dat al wat je in het systeem stopt, er ook weer uitkomt als je de vis, de schelpdieren en het zeewier oogst. De vissen eten het voer dat de kweker hen geeft, de schelpdieren en het wier leven van de voedselresten en de uitwerpselen van de vissen. Zo gebruikt de kweker zijn middelen efficiënter én steunt zijn bedrijf op de verkoop van meer dan één soort. Dat verkleint de kans op grote verliezen, bijvoorbeeld bij uitbraak van een ziekte onder de vissen. Een Chinese studie bevestigt dat bij een IMTA-systeem er minder voedingsstoffen in het water zitten dan bij een monocultuur.
Het IDREEM project experimenteerde van 2012 tot 2016 met IMTA in zes - voornamelijk Europese - landen, waaronder Nederland. Uitdagingen voor IMTA zijn onder andere:
Het gebrek aan een duidelijk wettelijk kader in Europa;
onzekerheid over hoeveel nutriënten het zeewier en de schelpdieren precies opnemen.
Bovendien is er een grote oppervlakte aan wier of schelpdieren nodig om alle overtollige nutriënten op te nemen. Eerdere experimenten in Canada wezen uit dat voor het verwijderen van 10 procent van de overtollige stikstof afkomstig van 1.000 ton zalm, er 10 hectaren zeewier nodig zijn. Volgens IDREEM is dat waarschijnlijk nog meer (zie eindrapport). Of dat haalbaar is, is nog de vraag.
De consumptie van zalm zit in de lift, en dus ook de kweek van de smakelijke roze vis. Er kleven echter wel wat ecologische nadelen aan de zalmkweek. Een combinatie van zalm met andere teelten in een soort gesloten ecosysteem kan een oplossing bieden. De eerste experimenten zijn veelbelovend, maar voor commerciële toepassingen is het nog te vroeg.
Het teveel aan koolstofdioxide (CO2) in de atmosfeer, te wijten aan onder andere de verbranding van fossiele brandstoffen, is niet alleen een drijfveer achter de klimaatverandering. Het zorgt ook voor de verzuring van zeeën en oceanen.
Van alle menselijke uitstoot sinds de industriële revolutie, namen de oceanen zo’n 48 procent op. CO2 wordt immers opgenomen door het water. Daarbij reageert een molecuul CO2 met een watermolecuul (H2O) tot koolzuur (diwaterstofcarbonaat, H₂CO₃). Het water verzuurt, wat de afbraak van calciumcarbonaat (CaCO3) veroorzaakt.
Calciumcarbonaat is een belangrijk bestanddeel van onder meer schelpen, slakkenhuisjes en koraal. Die dieren worden dus veel kwetsbaarder of gaan dood door de verzuring. Op grote schaal kan dat het ecosysteem verstoren en ook andere soorten benadelen. Volgens schattingen zou tegen 2050 de gemiddelde zuurtegraad in de bovenste waterlagen van de oceaan met meer dan 60 procent toegenomen zijn in vergelijking met het pre-industriële tijdperk (voor 1750).
Naast de verzuring veroorzaakt CO2 nog een andere catastrofe in onze oceanen: opwarming. Daar is CO2 niet alleen verantwoordelijk voor, maar ook andere broeikasgassen die de mens uitstoot, zoals methaan (CH3) en lachgas (N2O), delen in de schuld.
De oceanen absorbeerden tussen 1955 en vandaag zo’n 93 procent van alle warmte, veroorzaakt door het versterkte broeikaseffect.
Die opwarming zorgt er onder andere voor dat het koraal verbleekt en sterft. Hoewel dieren- en plantensoorten zich in principe kunnen aanpassen aan veranderende omstandigheden, door evolutie of door zich te verplaatsen naar geschikt gebied, ligt hun tempo te laag voor de huidige snelheid van de klimaatveranderingen. De koralen van het Groot Barrièrerif bijvoorbeeld, zouden jaarlijks vijftien kilometer moeten migreren voor water met een geschikte temperatuur.
Algen, wieren, bacteriën en planten die in zee leven, dragen bij tot de helft van alle fotosynthese op aarde en de organische afzetting op de oceaanbodem stockeert zo’n 71 procent van alle koolstof op aarde. Net als landplanten nemen ze daarvoor CO2 op en stoten ze zuurstof (O2) uit. Wieren kweken zou dus theoretisch gezien kunnen bijdragen aan de vermindering van CO2 in de atmosfeer én in het water, en zo het broeikaseffect en de verzuring tegengaan.
Momenteel nemen zeewier en zeegras samen jaarlijks 1 petagram (Pg) koolstof op. Dat is een miljard ton. In vergelijking met de totale opname van al het oceaanleven dat aan fotosynthese doet is dat maar mager, het totaal bedraagt namelijk 54 à 59 Pg (59.000.000.000 ton). De totale opname met de landplanten erbij, is 111 à 117 Pg.
Wetenschappers wijzen erop dat het potentieel van zeewier nog niet ten volle benut is. Vooral productieve soorten zoals kelpwieren van de geslachten Macrocystis en Laminaria zijn beloftevol. Die nemen jaarlijks ongeveer 3 kilogram koolstof op, per vierkante meter zeebodem waar ze op groeien.
Wetenschappers vergeleken de CO2-opname door geoogste algen met de uitstoot van de landen waar die algen groeien. Ze besloten dat de algen een klein aandeel van de uitstoot opnemen: tussen 0,02 en 2,83 procent. Daarbij merkten ze op dat slechts een klein deeltje van de kustlijnen van die landen gebruikt wordt voor de algenteelt. Er is dus nog veel ruimte voor verbetering.
Wat een zeewierboerderij op lange termijn betekent voor de dieren in de zee, is nog niet helemaal duidelijk. De hypothese is dat de boerderij dieren aantrekt, omdat ze tussen het wier kunnen leven of er voedsel vinden.
Momenteel voert de Universiteit Gent onderzoek naar de dieren die voorkomen in en rond zeewierboerderijen. Hoewel de resultaten nog niet bekend zijn, lichten de onderzoekers al een tipje van de sluier op.
Ze vonden verschillende soorten kleine kreeftachtigen (Crustacea) in het wier, die een voedingsbron zijn voor sommige vissen. In theorie trekt zeewierteelt op grote schaal daardoor vissen aan, die op hun beurt voedsel kunnen zijn voor andere zeedieren. Dat gebeurt al in de Belgische windmolenparken.
De onderzoekers troffen ook mosselen, zee-egels en zeesterren aan, maar die waren niet talrijk en nog vrij klein op het moment waarop ze het wier oogstten. Voor die soorten was de periode van het zaaien tot de oogst te kort om zich te vestigen. Dat leidt tot de conclusie dat het beter is om verschillende wierteelten zo te plannen dat er altijd wel iets groeit, zodat niet alle dieren sterven telkens er geoogst wordt. De zeewierboerderij voor de kust van Nieuwpoort is dat van plan: zij willen zomer- en winterwier kweken.
Het bruinwier wakame groeit in de jachthaven van Zeebrugge, hoewel het daar niet thuishoort. Het is een exoot: een soort die elders thuishoort maar zich hier vestigt.
Exotische soorten liften vaak mee op schepen, auto’s of treinen. Omdat de planten en dieren aan de kust niet aangepast zijn aan de aanwezigheid van wakame, kan het wier het ecosysteem verstoren. Vaak is het moeilijk om in te schatten of een exotische soort een ernstige impact zal hebben, daarom is het soms beter om ze preventief te bestrijden door het wier in een vroeg stadium weg te halen, voor het zich nog meer verspreidt.
Omdat exotenbestrijding duur en moeilijk kan zijn, stelde Natuurpunt aanvankelijk een originele oplossing voor het wakame-probleem voor: draai het wier gewoon in de kookpot. Als de Aziaten het doen, kunnen wij het ook. Toch denkt Natuurpunt nu dat het geen goed idee is om het wier echt te eten. De jachthaven van Zeebrugge zou immers giftige stoffen bevatten na jarenlange vervuiling.
Omdat er zoveel chemicaliën nodig zijn bij de extractie van de bindmiddelen carrageen, agar en alginezuur, onderzoeken wetenschappers of het ook kan met behulp van enzymen. Enzymen zijn eiwitten die in ons lichaam allerlei taken uitvoeren, sommigen maken deel uit van de spijsvertering. In theorie moet dat mogelijk zijn, maar speciaal aangepaste enzymen moeten nog ontwikkeld worden.
Wetenschappers zoeken uit hoe we zeewier kunnen verwerken tot biobrandstof (bijvoorbeeld met de hulp van bacteriën).
Biodiesel onttrekken aan gewassen op het land, gaat gepaard met verschillende ecologische en sociale problemen. Savanne of bos ruimen voor de productie van gewassen voor biodiesel, ondermijnt het principe van een milieuvriendelijke brandstof.
Met een groeiende wereldbevolking is het ook niet wijs om landbouwgrond op te offeren voor de kweek van koolzaad of maïs.
Met de zeewierkweek zullen die problemen niet of minder voorkomen, omdat het wier geen landbouwgrond inneemt. Op voorwaarde dat de teelt doordacht gebeurt, kunnen wieren en microscopische algen een goede bron zijn van biobrandstof.
Anders dan dieren en eiwitrijke gewassen op het land, verbruikt zeewier geen zoet water.
75 procent van het zoet water wereldwijd gaat naar de landbouw.
En voor een kilogram dierlijk eiwit, is honderd keer meer water nodig dan voor een kilogram plantaardig eiwit.
In vergelijking met gewassen op het land, brengen zeewier en microscopische algen meer eiwit op per hectare. Een vergelijkende tabel vind je hiernaast.
Koeien produceren het broeikasgas methaan als ze hun voedsel verteren. Dat komt naar buiten via de ademhaling en via boertjes. Bepaalde vetzuren, plantenextracten en probiotica zouden de methaangasproductie kunnen verminderen.
Experimenten op kunstmatige koeienpensen wezen uit dat het roodwier Asparagopsis taxiformis de uitstoot van methaan misschien drastisch kan terugschroeven. Bij kunstpensen waaraan de onderzoekers meer dan 2 procent van het zeewier toevoegden, registreerden ze een vermindering van meer dan 90 procent.
Experimenten met kunstmatige koeienpensen leveren helaas vaak spectaculairdere resultaten op dan proeven met echte koeien.
Het biologisch afbreekbare plastic PolyLactic Acid (PLA), kan gemaakt worden op basis van maïs, bieten, tarwe of suikerriet. Dankzij onderzoek van de Universiteit van Wageningen, kan het nu ook op basis van zeewier. PLA kan je na gebruik recycleren of composteren.
Een sjaal geverfd met zeewierpigment, een tapijt dat bestaat uit zeewiergaren en visnetten? Het textiel van de toekomst komt recht uit de zee. Tenminste, als het afhangt van Nienke Hoogvliet, een Nederlandse ontwerpster die onderzoek doet naar het potentieel van zeewier in kledij en decoratie. ‘Binnenkort zou iedereen kunnen rondlopen in zeewierkleren.’ Hoe? Dat legt Hoogvliet uit in de vijf vragen die ik haar voorleg.