Palmolie komt in de meeste gevallen uit Indonesië en wordt verwerkt in ontelbaar veel producten: meer dan de helft van de producten in de supermarkt bevat palmolie. Je leest er alles over in het Tracé van Palmolie. En dit overzichtje is de perfecte opwarmer.
De oliepalm (Elaeis guineensis) groeit oorspronkelijk in het tropische regenwoud van West-Afrika, meer bepaald in Kameroen, Ivoorkust, Benin, Ghana, Liberia, Nigeria, Sierra Leone, Togo, Angola en Congo. De lokale bevolking perst al duizenden jaren olie uit de vruchten. Ruwe palmolie is geschikt om mee te koken en is een essentieel ingrediënt van de West-Afrikaanse keuken.
Tussen de 14e en de 15e eeuw namen reizigers de oliepalm mee naar Zuid-Amerika en Azië. De boom groeit vandaag in veertig landen. Die liggen allemaal in een zone op 10° afstand van de evenaar. Een andere voorwaarde is dat er genoeg regen valt. En genoeg wil zeggen, minimaal 1.600 mm per jaar – ofwel zo’n vier volle badkuipen per vierkante meter.
In 1848 exporteerden Nederlandse kolonisten de oliepalm naar Indonesië. Adrien Hallet, een Belg, begon de oliepalm commercieel te verbouwen. Na de Indonesische onafhankelijkheid (Onafhankelijkheidsdag op 17 augustus 1945, daarna nog jaren strijd) nam de Indonesische regering de plantages over. Ze investeerde erin om meer werkgelegenheid, welvaart en handel met het buitenland te creëren. De regering slaagde in haar opzet: de Indonesische palmolieproductie explodeerde.
Deze grafiek toont de tien landen die de meeste palmolie produceren. Indonesië (51 procent) en Maleisië (36 procent) staan met grote voorsprong op de eerste en tweede plaats.
De oliepalm draagt zijn eerste vruchten als hij vier tot zes jaar oud is. De bomen worden tot dertig jaar oud en zijn tegen die tijd twaalf meter hoog. Wilde oliepalmen leven nog langer, maar voor de plantagehouder wordt de boom dan te hoog om de vruchten gemakkelijk te oogsten. Daarna hakt hij de palm om. Het hout kan hij zelf gebruiken of verkopen.
De palmvruchten worden in trossen naar de verwerkingsfabriek gebracht. Binnen 24 tot 48 uur moeten de vruchten verwerkt worden, anders bederven ze. Daarom bevindt de fabriek zich zo dicht mogelijk bij de plantages.
De fabriek draait dag en nacht. De vruchten worden eerst gekookt of gestoomd bij 140°C. Dat heeft verschillende voordelen:
- de afzonderlijke vruchten zijn makkelijker van de tros te verwijderen;
- het vernietigt de natuurlijke enzymen in de plant die de olie afbreken;
- de cellen met olie verzwakken, zodat de olie later vlotter vrijkomt;
- de noot is makkelijker in z’n geheel uit de vrucht te verwijderen en de kern van de noot zit losser in de dop, waardoor de noot later beter gekraakt kan worden.
Vervolgens worden de vruchten geplet, opnieuw bij hoge temperaturen. De oliecellen worden nu volledig kapot gemaakt. Het pulp wordt door een geperforeerde cilinder geperst, zodat de olie door de gaatjes naar buiten komt. De stroperige olie is nog vermengd met water en allerlei plantenstructuren, waaronder vezels. Ze wordt gezuiverd en gefilterd. De olie heeft een donkerrode kleur, afkomstig van de pigmenten ‘carotenoïden’.
Uit het pulp dat overblijft, worden de noten gehaald. Die kunnen ter plaatse tot olie geperst worden, of gedroogd en verkocht aan een andere fabriek.
Tijdens de raffinage wordt de palmolie nog eens gezuiverd, ontkleurd en ontgeurd. De raffinaderijen zijn niet alleen te vinden in de landen waar de plantages staan, maar bijvoorbeeld ook in China, de VS en Europa.
Palmolie legt een lange weg af, voor het vermomd als shampoo of Nutella in de kast staat. Eerst van de plantage naar de persmolen, dan naar de raffinaderij, uiteindelijk naar de consumenten in China, de VS, Europa en de rest van de wereld. Dat gebeurt per vrachtwagen, schip, trein en vliegtuig. Na de oogst en de persing moet de olie snel vervoerd worden, omdat de kwaliteit snel vermindert.
Palmolie wordt meestal in een grote tank vervoerd. Om het goedje bij aankomst weer uit de tank de pompen, moet de temperatuur hoog genoeg zijn, anders wordt de olie minder vloeibaar. Palmolie stolt al bij 41-31°C, palmpitolie bij 24-19°C.
Tijdens het transport bedraagt de temperatuur ongeveer 30-35°C, de optimale temperatuur voor het pompen is 50°C. Naarmate het einde van de tocht nadert, verhoogt men de transporttemperatuur dagelijks met een aantal graden.
Gecertificeerde olie gescheiden houden van niet-gecertificeerde, is niet vanzelfsprekend. Daarvoor zijn afzonderlijke opslagruimtes en transporten nodig. Omdat dat moeilijk is en duur, wordt de olie van gecertificeerde plantages gemengd met die van niet-gecertificeerde, volgens het mass balance-principe of het ‘Book and Claim’ principe.
‘Book and Claim’, een methode die door het bedrijf GreenPalm en de RSPO (onder de naam ‘RSPO credits’) wordt toegepast, houdt in dat producenten hun duurzame olie verkopen als ‘credits’. Fabrikanten die credits kopen, steunen de duurzame producenten, zonder de duurzame olie zelf fysiek te kopen. Die wordt als gewone palmolie verkocht, en de fabrikant koopt op zijn beurt ongecertificeerde olie. Het certificaat dat hij kocht, mag hij daar wel aan hangen. Vroeger beheerde GreenPalm de certificaten van de RSPO, maar de RSPO zette de samenwerking stop in januari 2017.
Het mass balance-principe wordt ook gebruikt bij bijvoorbeeld chocolade. Het principe komt erop neer dat een deel van het product afkomstig is van gecertificeerde telers, maar niet alles.
Palmolie is wereldwijd de populairste plantaardige olie. De grafiek links toont de evolutie van de consumptie van plantaardige olie sinds 1995. In 2015-2016 werd palmolie (oranje) het meest gebruikt, gevolgd door sojaolie (groen), koolzaadolie (geel) en zonnebloemolie (bruin).
Deze grafiek toont waar de meeste palmolie gebruikt werd in 2016.
In vergelijking met andere plantaardige oliën is palmolie niet bijster gezond. Ze bevat immers ongeveer 49 procent verzadigd vet. Dat is beduidend meer dan andere oliën en vetten – met kokosolie/kokosvet en boter als uitzonderingen.
De jongste jaren is er controverse ontstaan over de (on)gezondheid van verzadigd vet. Een belangrijk detail in het debat is dat je verzadigd vet correct moet vervangen. Als je verzadigd vet inruilt voor meervoudig onverzadigde vetten (omega-3 en omega-6), daalt de LDL-cholesterol en stijgt de HDL-cholesterol (zie verder), wat gunstig is. Vervang je het door geraffineerde koolhydraten (bijvoorbeeld wit brood, producten met toegevoegde suikers), dan vormt dat geen verbetering. Op die manier stijgen immers zowel de LDL- als de HDL-cholesterol, en de hoeveelheid triglyceriden (vetten die energie leveren) in het bloed. Een hoog triglyceridengehalte vergroot de kans op hart- en vaatziekten.
Cholesterol komt niet alleen mee met de voeding, ons lichaam maakt het ook zelf aan. Het is een bouwsteen van de cellen. Cholesterol vormt ook de basis voor de opbouw van sommige hormonen, waaronder oestrogeen. Het grootste deel van de cholesterol - 70 procent - is ‘slechte’ LDL-cholesterol (LDL staat voor Low Density Lipoprotein). Te veel van die cholesterol is slecht, het kan blijven plakken aan de binnenwand van de bloedvaten en in het hart, wat dan tot aderverkalking leidt. De ‘goede’ cholesterol is HDL-cholesterol (High Density Lipoprotein). Die staat in voor het transport van de LDL-cholesterol naar de lever, waar het afgebroken wordt.
Door de ontbossing, het verzorgen van de palmen (bijvoorbeeld bemesting en gebruik van pesticiden) en het persen van de olie komen sedimentdeeltjes, meststoffen en schadelijke chemicaliën terecht in het water dat door de plantage stroomt. Dat is slecht nieuws voor de dieren en planten die in het water leven, en voor de mensen die ervan afhankelijk zijn voor hun drinkwater. Exacte cijfers over de gevolgen van de watervervuiling zijn er voorlopig niet.
De persing laat een hoop afval achter: resten van trossen, platgeperste palmvruchten en pitten. De trossen worden verbrand als afval. De vruchten en pitten dienen soms voor het opwekken van energie.
Als al het organisch afval gebruikt zou worden als biomassa, zou de industrie veel meer energie kunnen genereren.
Hetzelfde geldt voor het plantenmateriaal in het afvoerwater uit de pers. Dat water wordt vaak opgeslagen in vijvers, die de bodem en het grondwater vervuilen. Het water geeft ook methaan vrij, een sterk broeikasgas.