Journalisten Barbara Serulus en Janno Lanjouw maakten samen het Tracé van Garnaal.
Wil je in het heel beknopt weten welke weg een garnaal aflegt, van vangst tot bord? Je leest het in dit overzicht. In het Tracé van Garnaal gaan we overal veel dieper op in en vind je nog 1000 en 1 andere weetjes over de (noordzee)garnaal.
Garnalen zijn kleine kreeftachtigen met tien poten en ogen op stokjes. Wetenschappelijk gesproken horen alleen soorten die onder de taxonomische infraorde Caridea vallen tot de echte garnalen maar ze lijken sterk op andere soorten zoals Dendrobranchiata.
In het Engels bestaat er in het taalgebruik een onderscheid tussen de twee bekende infraordes Caridea en Dedrobranchiata. Caridea is een ‘shrimp’ en Dendrobranchiata een ‘prawn’ waarbij een ‘shrimp’ meestal klein is en een ‘prawn’ groter. In het dagelijks leven worden die twee woorden vaak door elkaar gebruikt.
De grote garnalen zijn meestal warmwatergarnalen ook wel bekend als tropische garnalen en lid van de infraorde Penaeidae. Die worden meestal gekweekt, al komt wildvangst ook voor. Hoewel er een flink aantal verschillende soorten bestaan, staan ze bij de meeste consumenten bekend als gamba’s, of, als de koppen eraf zijn gehaald als scampi. Wetenschappelijk gezien zijn Penaeidae-soorten geen garnalen omdat zij andere kieuwen hebben dan de echte garnaal (Caridea).
Er zijn niet minder dan 3.268 levende en fossiele soorten Caridea bekend. Ze komen zowel in tropische en subtropische als in koude wateren voor. De meeste soorten, zo'n 75 procent, leven in zout water, maar er bestaan dus ook zoetwatergarnalen.
De meest voorkomende garnaal in de Belgische en Nederlandse wateren is de Crangon crangon. In de Belgische volksmond staat deze kleine garnaal - van kop tot staart is hij niet langer dan 9 centimeter - bekend als de noordzeegarnaal. In Nederland staat hij vrij onbescheiden ook bekend als de ‘Hollandse garnaal’. Opvallend genoeg menen de Britten dat de garnaal bruin is, aangezien zij de C crangon ‘brown shrimp’ noemen. De garnalen zijn transparant grijs als ze gevangen worden en gespikkeld bruin-roze na het koken.
Om verwarring te voorkomen noemen wij het beestje in dit Tracé C crangon de (Latijnse naam die Carl Linneaus hem in 1758 gaf) of noordzeegarnaal. Al is ook noordzeegarnaal geen perfecte naam. C crangon komt namelijk niet alleen in de Noordzee voor, maar in vrijwel de hele Atlantische oceaan en in de Zwarte, Adriatische en Middellandse Zee.
De belangrijkste consumptiegarnalen op een rijtje gezet.
Tropische garnaal is een verzamelnaam voor verschillende garnaalsoorten zoals de tijgergarnaal en de witpootgarnaal, die voorkomen in de warme wateren van Azië en Latijns-Amerika. Deze garnalen, die wij voornamelijk kennen als een anoniem product uit het vriesvak, worden zowel in het wild gevangen als gekweekt.
De noordzeegarnaal is een opvallend veerkrachtige zoutwatergarnaal die onder veel omstandigheden gedijt. Zo overleeft hij ook in brak water met sterke stroming. Ook qua watertemperatuur kan de noordzeegarnaal een brede range aan: tussen de 6 en 30 graden Celsius. De noordzeegarnaal leeft op modder en zandgronden van waaruit hij kan jagen en waarin hij zich in kan verstoppen voor roofdieren, wat hij overdag veel doet. In de hele Noordzee is hij tot een meter of 30 diepte een van de meest voorkomende soorten. Noordzeegarnalen kunnen tweemaal per jaar voor nageslacht zorgen– vooral in de zomer en winter – maar vrouwtjes die eitjes bij zich dragen kunnen gedurende het hele jaar worden gevonden. De vrouwtjes worden iets groter dan de mannetjes en worden ook ouder – de oudste dieren worden maximaal drie jaar, maar de meeste dieren worden hooguit anderhalf.
De Waddenzee is in de winter te koud voor de noordzeegarnaal. Dan trekken ze en masse naar overwinteringsgronden in de Noordzee, waar de temperatuur constanter is. In de lente keert de garnaal terug. De laatste jaren gebeurt dat steeds eerder, wat in onderzoek wordt geassocieerd met klimaatverandering.
De grootste uitdaging in het kweekproces is de hoge graad van kannibalisme bij de noordzeegarnaal. Om dat op te lossen, moet er een dieet ontwikkeld worden dat alle essentiële componenten bevat en de drang naar kannibalisme reduceert. Maar er moeten ook technische maatregelen worden genomen die ervoor zorgen dat kannibalisme minder of niet kan voorkomen. Zo werken de onderzoekers met sterke stroming in de tanks, zodat de garnalen zich in het zand ingraven en niet met elkaar in contact komen.
Een andere methode is stoffen toevoegen aan het water die het vervellen van de garnalen synchroniseren. Een garnaal is namelijk op zijn zwakst als hij vervelt. De onderzoekers vermoeden ook dat door het vervellen bepaalde stoffen vrijkomen in het water die soortgenoten extra aantrekken. Als alle garnalen op hetzelfde moment hun pantser wisselen wordt het risico op kannibalisme drastisch beperkt.
Eenmaal aan boord gaat de volledige vangst door een sorteertrommel. Daarin zitten spijlen van 6,8 millimeter. Alle ondermaatse garnalen vallen tussen de spijlen door en gaan meteen weer overboord. Een belangrijk deel overleeft dit en kan - als de garnaal pech heeft - later nog een keer gevangen worden door een visser.
Bijvangst - vissen schelpdieren ‘benthos’ (bodemdieren zoals zeesterren) - worden aan boord uitgesorteerd. Daarna worden de ‘maatse’ garnalen meteen gekookt in zeewater. Tijdens dit kookproces sterven de garnalen, trekken de meeste krom en veranderen ze van kleur. Na het koken worden de garnalen gekoeld naar ongeveer nul graden en blijven ze in het ruim tot ze worden aangeland. Aangezien zeewater niet steriel is, worden de gekookte garnalen op deze manier opnieuw in contact gebracht met microbiologisch leven. Daardoor is de garnaal na het koken maar vier tot vijf dagen houdbaar.
Het is zeker dat garnalen sinds de late middeleeuwen werden gegeten. Aan de kust was de garnaal een dagelijks onderdeel van het voedingspatroon. De boeren aan de zee vingen garnalen te voet of te paard om hun karige maaltijden aan te vullen. ‘Kruien’ was het woord om het manueel voortslepen van een sleepnet door het ondiepe zeewater te omschrijven. Op verschillende momenten in de geschiedenis (onder meer in 1539, 1545 en 1785) werd deze praktijk echter verboden omdat door het kruien te veel broed en kleine vis werd vernietigd. In het binnenland bleef de garnaal lang een luxeproduct. In de rekeningen van de Bourgondische vorsten en hun Habsburgse opvolgers werd melding gemaakt van de aankoop van garnalen. Ze werden opgediend op vorstelijke banketten en afgebeeld op geschilderde stillevens naast andere kostelijke ingrediënten. Daar kwam verandering in tijdens de belle epoque (1871-1914), toen het kusttoerisme op gang kwam.
Microplastics zijn microscopische stukjes plastic die in het zeewater terecht kunnen komen door het wassen van synthetische kledij of slijtage van grotere plastic items die in de zee ronddrijven. De noordzeegarnaal leeft vooral in ondiepe zee dichtbij de kust en in het zand en slib in de buurt van riviermondingen. Dat zijn gebieden waar studies van hebben aangetoond dat er een hoge accumulatie van microplastic aanwezig is.
Het ILVO ziet de volgende mogelijke toepassingen van chitine en chitosan: