Enkele uren nadat de kuikentjes zijn geboren, komen ze op een lopende band terecht. Langs die band staan mensen die ze optillen en seksen. Seksen betekent dat ze kijken of het hennen of hanen zijn. Het is een van de weinige handelingen in een broederij die nog handmatig gebeurt.
In de legsector zijn alleen vrouwelijke dieren gewenst. De mannelijke leggen geen eieren. Ze laten opgroeien voor hun vlees is niet evident: legkiprassen zijn namelijk ontstaan door selectie van kippen naar hun vermogen om het voeder dat ze eten, maximaal om te zetten in eieren, niet in vlees. Ze zijn dan ook heel rank en smal.
Er zijn diverse handmatige methoden om pluimvee te seksen. Een ervan is cloacaseksen. De cloaca is de opening achteraan de kip waarlangs ze uitwerpselen en urine afscheidt. Arbeiders kijken in die cloaca naar plooitjes en lijntjes en leiden daaruit af of het een hen of haan is.
Bij sommige rassen is veerseksen een optie; dat is een snellere methode. Dan kijken de arbeiders naar de veren aan de rand van de vleugel. Bij die rassen zijn bij een hen de voorste veren korter en de achterste langer, terwijl ze bij een haan even lang zijn.
De broederijen laten de haantjes sterven, kort na het seksen. Ze doen dat door ze te vergassen of te verhakselen. In Europa komen op die manier driehonderd miljoen haantjes per jaar aan hun eind. In Nederland gaat het over zo’n veertig miljoen haantjes, dus bijna 110.000 per dag. In België gaat het over circa vijftien miljoen: zo’n 41.000 per dag. Daarna gaan de lijkjes bijvoorbeeld naar een dierentuin waar ze gevoerd worden aan verschillende diersoorten.
De doorgedreven selectie tussen vlees- en legkippen heeft een dier voortgebracht waarvan we niet goed weten wat we er mee aan moeten. De leghaan levert ons geen eieren op, maar veel vlees zit er ook niet aan. Vandaag worden de haantjes onmiddellijk gedood als ze uit het ei komen, maar de maatschappelijke weerstand tegen die praktijk maakt dat er naar alternatieven wordt gezocht.
Veel mensen voelen zich niet goed bij de gedachte dat haantjes op die manier aan hun eind komen. Een alternatief is ze groot te brengen. Vraag is dan wat doen met de opgegroeide hanen. Een supermarktketen besloot in 2017 in enkele van haar vestigingen in de Benelux vlees van zulke hanen te verkopen.
Een andere mogelijke oplossing is vervroegd in het ei kijken en daar, vóór het uitpikken van het ei, na te gaan of het een hennetje of haantje is. Als blijkt dat het een haantje wordt, zou je de broedprocedure kunnen onderbreken. Onder meer in Nederland en Duitsland zijn er sinds kort bedrijven die daarvoor technologie ontwikkelen. Die technologie is dicht bij een doorbraak. Nog een alternatief is dubbeldoelkippen kweken, die voldoende eieren leggen maar tegelijk voldoende vlezig zijn om ze later te doden voor hun vlees.
Tijdens de opfokperiode krijgen ze nog wat entingen. Die beschermen ze tegen ziektes zoals encephalomyelitis (‘trilziekte’) of de ziekte van Newcastle (virus). Circa zeventien weken, dus vier maanden, nadat de kuikens op het opfokbedrijf zijn aangekomen, zijn ze uitgegroeid tot volwassen kippen. Ze worden dan in hennencontainers geladen, die gaan in trucks, die ze naar legbedrijven vervoeren.
Hennen hebben de neiging op elkaar te pikken. De motivaties zijn divers. Dat pikken kan kaderen in normaal pikgedrag. Onder die noemer vallen bodempikken en zacht pikken in de veren van andere hennen. Ook het bepalen van de pikorde (rangorde), wat op behoorlijk agressieve wijze kan gebeuren, is normaal pikgedrag.
De hennen kunnen pikken op een manier die niet bij hun normale gedrag hoort. Zo zijn er exemplaren die abnormaal hárd verenpikken en op de huid terechtkomen. Ze kunnen zelfs in spierweefsel van andere dieren pikken: kannibalisme. Abnormaal is eveneens cloacapikken: hennen die pikken in de cloaca (waar het ei uit komt) van kippen die wat verder in de leg zijn en er minder veren beginnen te hebben.
Verschillende factoren in legbedrijven kunnen leiden tot abnormaal pikken. Voorbeelden zijn te weinig goed bodemmateriaal om in te pikken, en stress. Ook als ze opgroeiden in een opfokbedrijf waar ze niet hebben geleerd in de bodem te pikken, is de kans op abnormaal pikken groter.
Abnormaal pikken kan tot ernstige problemen leiden. Om dat tegen te gaan, worden hennen gedeeltelijk ontbekt. Het komt erop neer dat mensen een deel van hun snavel verwijderen. Dat doen ze bijvoorbeeld met een infraroodstraal die de punt van de snavel brandt. Ze mogen enkel een klein stukje van de top, het gevoelloze deel van de snavel, verwijderen.
Gedeeltelijk ontbekken gebeurt vaak al bij de eendagskuikens maar kan ook later, bijvoorbeeld als ze één twee maanden oud zijn. In biobedrijven is dat verboden, maar elders is het een standaardprocedure.
Wanneer een te groot stuk van de snavel wordt verwijderd, kan de kip pijn lijden. Veel mensen hopen dan ook op een andere oplossing. Er zijn wetenschappers die kippen proberen te kweken die van nature minder geneigd zijn op andere dieren te pikken, bijvoorbeeld omdat ze minder angstig en stressgevoelig zijn. Maar een oplossing biedt dat vooralsnog niet. In afwachting van een oplossing zijn er veel experts die vinden dat gedeeltelijk ontbekken voorlopig best doorgaat omdat abnormaal pikken, zoals kannibalisme, nog slechter is voor het welzijn van de kip.
Gedeeltelijk ontbekken heeft dus zowel voor- als nadelen, ook wat dierenwelzijn betreft. In Nederland hebben tegenstanders ervan het pleit gewonnen en is gedeeltelijk ontbekken verboden sinds 2018. Ze hopen dat aandacht voor preventieve maatregelen zoals goed bodemmateriaal, en een goede ‘opvoeding’ van de jonge dieren in het opfokbedrijf, abnormaal pikgedrag zo veel mogelijk vermijdt.
In België is gedeeltelijk ontbekken nog toegestaan, al groeit ook daar de interesse het te verbieden.
In legbatterijen zijn de kooien naast en op mekaar geplaatst. In de kooien zitten voederbakken, drinkplaatsen en licht hellende, draadgazen bodems. Als de kip een ei legt, rolt dat naar een eiertransportband. Die brengt de eieren naar een centrale verzamelplaats. De uitwerpselen van de dieren vallen door het draadgaas en worden eveneens via een lopende band afgevoerd. Andere elementen, zoals zitstokken, legnesten en strooisel ontbreken. In de EU zijn legbatterijen sinds 2012 verboden.
Een ander kooisysteem is dat met verrijkte kooien. Die zijn wel toegelaten in de EU. Legkippen hebben er meer bewegingsruimte dan in legbatterijen: 750 cm² in plaats van 550 cm². Ter vergelijking: een A4-pagina heeft een oppervlakte van 623,7 vierkante centimeter. Omgerekend komt dat neer op 13 à 14 kippen per vierkante meter. In verrijkte kooien vind je zitstokken, legnesten en scharrelruimtes. De rijen kooien zijn van elkaar gescheiden door gangen van minstens 90 centimeter breed.
In grond- en volièrehuisvesting bewegen grote groepen kippen zich vrij in de stal of compartimenten ervan. Je vindt er maximaal negen dieren per vierkante meter. Je treft er legnesten en zitstokken aan, en ten minste een derde van het grondoppervlak is bedekt met strooisel. Kippen die zo leven, zijn scharrelkippen en leggen scharreleieren.
Bij grondhuisvesting is het grondoppervlak (en/of de geperforeerde bodem) volledig of gedeeltelijk bedekt met strooisel. De kippen kunnen zich daar op slechts één niveau bewegen: het grondoppervlak.
Volièrehuisvesting doet denken aan grondhuisvesting, maar er is een essentieel verschil: de legkippen kunnen dan op meerdere niveaus bewegen. Je kan het omschrijven als een driedimensionaal scharrelsysteem. Elk van de niveaus heeft een geperforeerde bodem. Daaronder bevinden zich mestbanden; de mest kan dus niet op de legkippen eronder vallen.
Sommige scharrelkippen kunnen genieten van open ruimte buiten de stal: de uitloop. Verplicht is dat dus niet. De totale oppervlakte van het buitenterrein moet minstens vier vierkante meter per kip bedragen.
Biologisch produceren is op veel vlakken verschillend van de gangbare productie. Zo moet het voeder van biokippen biologisch zijn, en gedeeltelijk ontbekken (verwijderen van de snaveltop) is verboden. Maar biologische teelt vraagt ook een specifieke huisvesting. Die houdt in:
- Kooien zijn verboden
- Maximaal zes kippen per vierkante meter
- De leghen moet tenminste één derde van haar leven vrije uitloop hebben, met een grootte van minstens vier vierkante meter per kip.
- Per dier is er een zitstok van 18 centimeter lang.
- Een derde van de staloppervlakte moet uit vaste vloer bestaan en is bedekt met strooisel
- Er zijn niet meer dan 3.000 hennen per stal
De meeste wetenschappers zijn van mening dat alternatieve systemen beter zijn voor het welzijn van de kippen. Zo vergeleek een onderzoeker van Wageningen University in 2006 de kooi- en alternatieve systemen: hij besloot dat het volièresysteem met vrije uitloop beter scoort op vlak van dierenwelzijn dan dat met kooien. Een groot voordeel van alternatieve systemen is dat de kippen er hun natuurlijke gedrag kunnen uitoefenen, wat gunstig is voor hun welzijn.
Desondanks zijn er nog steeds wetenschappers die vermoeden dat dierenwelzijn meer is gegarandeerd in verrijkte kooien dan in alternatieve systemen. Alternatieve huisvestingssystemen zouden meer breuken aan het borstbeen veroorzaken. Ook zou het leiden tot gemiddeld meer pikkerij, waaronder kannibalisme.
Dierenwelzijn en milieuoverwegingen in legbedrijven blijken dus met elkaar te botsen: door de band genomen zijn alternatieve systemen beter voor het dierenwelzijn, maar slechter voor het milieu.
In de EU zijn legbatterijen sinds 2012 verboden, maar elders in de wereld komen ze nog vaak voor, zoals in India en in een aantal staten in de VS. Er zijn Europese bedrijven die deze legbatterijeieren kopen en vervolgens verwerken in producten als pasta, brood en gebak. Veel van die legbatterijeieren komen uit Oekraïne.
In Nederland zijn alle kooisystemen vanaf 2021 verboden, dus ook de verrijkte kooien. De Waalse minister voor dierenwelzijn kondigde in een beleidsintentie aan dat ze in Wallonië verboden zouden worden vanaf 2028. De Vlaamse minister voor dierenwelzijn meldde in 2017 dat de volgende Vlaamse regering de ambitie moet hebben om zo’n verbod voor legkippen ook in Vlaanderen te realiseren. De Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn heeft echter aangegeven dat er nog te veel onduidelijkheid is over de voor- en nadelen van de verschillende systemen om te kunnen besluiten dat verrijkte kooien verboden moeten worden. Ook de concurrentie uit landen met minder strenge regels, zoals Oekraïne, remt de aanname van een verbod.
Hennen zijn tijdens hun eerste dagen en weken in het legbedrijf behoorlijk gestresseerd, omdat die plek nieuw voor hen is. De stress kan met zich meebrengen dat ze op een hoop kruipen; dieren onderaan riskeren dan doodgedrukt te worden. De hennen kunnen ook doodgaan omdat ze het water niet vinden. Of ze worden doodgepikt door andere hennen. Ten slotte kunnen ze ziek worden, bijvoorbeeld door buikvliesontsteking veroorzaakt door de bacterie E. coli. Gevolg van dit alles is dat gemiddeld acht procent van de kippen sterft tijdens hun verblijf in het legbedrijf.
Na 75 à 130 weken leggen de kippen onvoldoende eieren om nog economisch rendabel te zijn. Dan zijn ze ‘uitgelegd’ en gaan ze naar een slachthuis. De geslachte kippen worden bijvoorbeeld ingevroren en gaan naar derdewereldlanden om daar alsnog gegeten te worden. Of ze worden in onze regio soepkippen. Het gebeurt ook dat er dierlijke vetten uit worden gewonnen, of dat er voeder voor huisdieren van wordt gemaakt. Nadat de hennen van bij de boer zijn vertrokken, staan de stallen zo’n drie weken leeg. In die tijd worden de stallen grondig gereinigd en ontsmet. Daarna zijn ze klaar voor de nieuwe leghennen.
In de broederij plaatsen werknemers eendagskuikens bijvoorbeeld per negentig stuks in een transportkrat. Dan vervoeren vrachtwagens al die kratten naar het opfokbedrijf. Die kunnen gemiddeld 50 à 60.000 kuikens vervoeren. Tegenwoordig zijn er zelfs die 170.000 kuikens per keer transporteren. De vrachtwagens zijn voorzien van technologie die zorgt dat de temperatuur in de laadruimte constant is. Ook de luchtvochtigheid, het CO2-gehalte en de luchtsnelheid in de vrachtwagen worden met technologie geregeld. In feite proberen ze de comfortabele omstandigheden in de broedmachine een verlenging te geven in de vrachtwagen.
Als het moment is gekomen dat de kippen uitgelegd zijn, moeten ze op de vrachtwagen naar het slachthuis. Maar je moet ze natuurlijk eerst vangen.
Pluimveehouders bellen daarvoor vaak naar firma’s met vangploegen: groepen mensen die de kippen vangen en in kratten stoppen. Vaak dragen ze dan stofmaskers, want als ze dat werk dag in dag uit doen, ademen ze veel van het stof in dat de rondrennende kippen doen opwaaien. Ze werken snel: tot 1.500 kippen per persoon, per uur. De kippen tillen ze op aan één poot, tot ze er drie à vier in een hand hebben, waarna ze de dieren in de kratten stoppen. De kans is reëel dat de hennen daarbij kwetsuren oplopen, zoals ontwrichtingen, breuken of bloeduitstortingen. Dat vangen, het lawaai, en het ondersteboven hangen aan een poot in een hand, maakt hen angstig en gestresseerd. Aan de andere kant heeft snel werken ook een voordeel: het kan ervoor zorgen dat de tijd dat de kippen angsten uitstaan, beperkt blijft.
Er is intussen nagedacht over alternatieven voor vangploegen. Zo zijn intussen mechanische vangsystemen ontwikkeld. Die zijn enkel een optie bij kippen die op de grond leven, want als ze leven in kooien of volières, kan de machine er niet aan.
Zo’n vangsysteem heeft horizontaal en verticaal roterende rubberen vingers, of een grote ‘borstel’ waarmee ze de kippen naar een centraal punt ‘bijeenborstelen’. Daar komen ze op een lopende band terecht die ze naar de transportcontainers leidt.
Machinaal vangen heeft als grootste voordeel dat de kippen niet ondersteboven hangen, zodat de kippen minder gestresseerd zijn. Een nadeel is dat er dan vaker schade is aan vleugels en botten. Wetenschappers zijn het er dan ook nog niet over eens of machinaal vangen beter is voor het welzijn van de kip dan manueel vangen.
Vangen met machines gebeurt wel maar zelden bij legrassen. Het gebeurt eerder bij vleesrassen. De ranke legrassen zijn actiever dan de vetgemeste vleeskippen, zodat ze er minder geschikt voor zijn.
Nadat de transportcontainers met uitgelegde kippen zijn gevuld, worden ze op de vrachtwagen geladen met een vorklader en naar het slachthuis gereden. Als het te heet is, kunnen de transporteurs enkele zeilen van de vrachtwagens openen, zodat de kippen wat verkoeling hebben.
In de schaduw van de opkomst van het veganisme besluiten steeds meer mensen om geen eieren meer te eten. Ze willen niet langer bijdragen aan milieuproblemen of het dierenleed dat de eierindustrie onvermijdelijk met zich meebrengt. Eieren volledig links laten liggen is evenwel niet makkelijk, want ze maken deel uit van onze eeuwenoude culinaire traditie en ze worden als ingrediënt verwerkt in talloze producten. Zowel moderne biotechnologie als huis-tuin-en-keukenmiddeltjes kunnen een alternatief bieden.
In de belangrijkste supermarkten in de Benelux zal je geen eieren uit verrijkte kooien meer vinden, omdat onze retailers vrijwillig kozen enkel nog eieren aan te bieden die in alternatieve huisvestingssystemen leven. Wel kan je soms nog kooi-eieren vinden in buurtwinkeltjes of op de markt. Ook worden nog veel kooi-eieren door bedrijven verwerkt als ingrediënt in producten zoals mayonaise, gebak en nog veel meer. Als je er zeker van wil zijn dat je geen kooi-eieren eet, kijk dan op de ingrediëntenlijst. Als daar staat dat scharrel-, vrije uitloop- of biologische eieren zijn gebruikt, hoef je niet te vrezen dat je eieren eet van kippen uit kooien.