Deze website gebruikt cookies. Ik ga akkoord met de privacy policy
OK
Milieu

Hoe klimaatverandering onze boeren richting zilte landbouw duwt

Het klimaat verandert, het zeewater stijgt en dat heeft zo z’n invloed op onze landbouwgronden. Kunnen we de verziltende gebieden maar beter meteen opgeven? Welnee, op heel veel gronden wordt gewerkt aan iets wat zilte landbouw heet. Zout hoeft immers niet per se de vijand te zijn. 

Matthieu Van Steenkiste

Journalist - Schrijft over voeding, muziek en film.
“Door het dalende zoetwaterpeil aan de boorden van de Schelde zitten we met verziltende bermen. Het kan dus wel eens belangrijk zijn om zilte landbouw verder te ontwikkelen”

Het was vorig jaar een blikvanger in het Antwerpse dokkengebied, de houten bakken aan de jongerenvrijhaven Stormkop. Geïnteresseerd volgden kinderen op zomerkamp hoe landbouwster Julie Van Overmeiren er probeerde om zeekraal te telen. “Dat het kan, wist ik al even. Aan de sluispoort van het Kattendijkdok groeide immers al zeekraal, een plant die van nature voorkomt in onze Scheldemonding met zijn brak water en erg lekker is. En aangezien we door het dalen van het zoetwaterpeil aan de boorden van de rivier met verziltende bermen zitten, zou het wel eens belangrijk kunnen zijn om dat soort teelt verder te ontwikkelen.”

Hoewel de proefopstelling van Van Overmeiren bemoedigende resultaten haalde – “het plantgoed dat ik vorig jaar uitzaaide, is dit jaar spontaan opnieuw beginnen te schieten” – weet ze nog niet of ze dit jaar opnieuw bij Stormkop mag experimenteren. “De stad is eigenaar van de grond, en is er nog niet uit wat ze op lange termijn met de site wil doen. Voorlopig werk ik dus al op een stuk verzilte grond in het naburige Melsele, waar ik naast zeekraal en zeeaster (ook wel bekend als lamsoor) wat wildere soorten zoals zeevenkel, weegbree en zoutmelde teel. Ook rucola en postelein, trouwens, want die zijn net zo goed behoorlijk zoutminnend."

De proefopstelling van Julie Van Overmeiren waar ze zilte groenten kweekte.
“In Europa spreken we over 3,8 miljoen hectare verziltend landbouwgebied. De oorzaak is een te groot waterverbruik in een droog klimaat, waardoor je een te snelle verdamping krijgt en de mineralen achterblijven"

Verziltend West-Vlaanderen

Hadden we dan niet geleerd dat zout dodelijk is voor landbouw? Neen, dus. En gelukkig maar. Want we worstelen wereldwijd zowat overal met verzilting van landbouwgronden, weet Jeroen De Waegemaeker van het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO). "Natuurlijk komt verzilting meer voor in het warme zuiden, zoals rond de Middellandse Zee, Australië, Bangladesh en de Verenigde Arabische Emiraten. Maar in Europa speelt het net zo goed. Ook daar spreken we toch over 3,8 miljoen hectare verziltend landbouwgebied."

Hoe dat komt? "In Europa zijn er van nature zilte bodems in Hongarije en het Mediterraan gebied, maar de grootste oorzaak van verzilting is een te groot waterverbruik in een droog klimaat. Zo krijg je een te snelle verdamping en blijven de mineralen achter. Een voorbeeld is de provincie West-Vlaanderen die in de zomer van 2018 captatie van water uit de ondergrond verbood, om te vermijden dat de bodem verzilt. Dat komt omdat we in de Vlaamse kuststreek op een vrij kleine zoetwaterbel zitten. Als we die te hard exploiteren, komt het zout grondwater daaronder naar boven, en treedt er verzilting op."

Landbouwgrond is kostbaar, die zomaar opgeven zou een tragische piste zijn die niemand wil bewandelen. "Daarom beginnen de laatste vijf jaar toch heel wat initiatieven de kop op te steken die onderzoeken wat er op verziltende gronden allemaal mogelijk is", vertelt De Waegemaeker. "Hoopgevend is dat het niet alleen leeft in academische kringen, maar ook bij individuele landbouwers. Vooral in Denemarken gebeurt heel wat, want sommige van de eilanden daar zijn erg klein, en zijn met een even kleine waterbel als zoetwaterbron erg onderhevig aan verzilting. Ook in Engeland ken ik voorbeelden. We zitten dus in de fase dat er veel geprobeerd wordt, en we zo stilaan van het labo naar het veld gaan."

Zilte landbouw op het waddeneiland Texel.

Zouttolerante gewassen telen

In de Lage Landen was The Salt Farm Foundation op het waddeneiland Texel een van de eerste plekken waar men zilte landbouw ging onderzoeken. Oprichter Marc Van Rijsselberghe was in de eerste plaats boer, maar zag mogelijkheden in het telen van zouttolerante gewassen. “En dat begon bij de val van de Berlijnse Muur”, vertelt hij. "“De Oost-Duitse kwekerijen van het zoutminnende duindoorn – het sap van de bessen van de plant was de enige manier om topsporters en regeringsleden van het land een alternatief voor westerse vitaminenkuren te geven – zagen hun afzetmarkt instorten, en kwamen in hun zoektocht naar nieuwe wegen bij mij terecht. Met hun vruchten maakte ik onder andere wijn en jam, en zo kreeg ik inzichten die hun business redden. Zelf ging ik verder experimenteren met gewassen die wel wat zout konden hebben, zoals zeeaster en zeekraal."

Zeewier in vele vormen; dat was dan ook de eerste vorm van zilte landbouw die ontstond. Want dat de plant een interessante toevoeging aan ons dieet kan zijn en een oplossing voor overbevissing staat vast. Ook bij ons zijn er tal van projecten die de teelt verkennen. "De pioniers zetten nu heel erg in op zeewier, zeekraal en lamsoor", duidt De Waegemaeker. "Je ziet dat de markt ervoor groeit, bijvoorbeeld in Japan waar men ze maar wat graag in sushi verwerkt. Dat goed verkopen is vooral Deense kwekers gelukt, mede doordat ze hun producten zeer slim in de markt weten te zetten."

Aardappelen geteeld in zilte grond.

Groeiende markt

"Als het over zilte landbouw gaat, merk je een boeiende tweespalt", zegt De Waegemaeker. "Niet-traditionele landbouwers blijken heel erg geïnteresseerd in de productie van die wieren, terwijl andere landbouwers daar weinig voor voelen, omdat zij problemen voor de afzet zien. En ik denk ook dat de markt daarvoor altijd eerder klein zal blijven. Je kunt dus moeilijk elke boer vragen om hierop over te schakelen. Je moet trouwens ook aan het juiste zaaigoed voor die soorten zien te raken. Als men echt aan zilte landbouw wil doen, zal de uitdaging vooral schuilen in de uitbouw van een heuse industrie, van zaadleverancier tot distributie."

Daar wordt aan gewerkt. In onze contreien is er bijvoorbeeld het bedrijf Serra Maris van doctor Joost Bogemans, dat zich op zaadproductie toelegt. Toen hij eind jaren 1990 de kans kreeg om mee  in te stappen in een Europees project dat onderzocht of je de in het wild gesneden zeewieren ook gecontroleerd kon telen, liep een en ander uit de hand. "Er was een markt, want in Zeeland was de traditie om zeekraal in het wild te snijden zo uit zijn voegen gebarsten dat men de praktijk moest gaan reguleren, en ook in de Franse Sommebaai was er wat industrie rond. Toen ook in de Verenigde Staten projecten rond zeekraal werden opgezet, bereikten we het punt dat zeekraal het jaar rond beschikbaar was, en groeide de verkoop. Dan ben ik er ook op gesprongen. Ik slaagde er in om ver van de kust een cultuur op te zetten, in ongebruikte serres van een tuinbouwer. Daar heb ik nu een artificiële hydrocultuur, en ben ik met veredeling begonnen. Want zeekraal mag dan een kosmopolitische plant zijn die zeker in het noordelijk halfrond ongeveer overal voorkomt, toch zijn er verschillen naargelang de locatie. Je hebt de zeekraal van de droge zoutvlaktes, maar net zo goed heb je er die onder invloed staat van eb en vloed. Door kruising en veredeling, ben ik verschillende rassen gaan ontwikkelen, die beantwoorden aan de vraag van de telers. Een van de grote kwesties was bijvoorbeeld het kweken van een soort die gemakkelijk machinaal te oogsten viel. Dat is gelukt door er voor te zorgen dat de plant zich op een bepaalde manier ging vertakken."

"Er is dus wel degelijk een groeiende markt voor zilte gewassen", zegt Bogemans. "De verkochte volumes stijgen elk jaar, de omzet ook. Ik denk dat er nog wel groeimarge is. Als elk gezin al maar één keer per jaar zeekraal zou eten, laat staan dat het 300 gram per jaar zou consumeren, dan zou er nog veel moeten worden gekweekt. We zitten dus zeker nog niet aan ons plafond, maar er mag nog wat meer promotie voor de groente gemaakt worden."

“Als je met de juiste rassen aan de slag gaat en let op bemesting, waterbalans, irrigatie en verdamping, dan hoef je bij lichte zoutconcentraties geen opbrengstverlies te lijden”

Bloemkool uit de zee

Zoutminnende gewassen zijn echter slecht het tipje van de zilte ijsberg”, zegt De Waegemaeker. "We staan nog maar aan het begin van te ontdekken wat allemaal mogelijk is. Net zo goed heb je landbouwers die hun traditionele haver, graan, aardappelen, kolen en dergelijke meer willen blijven zetten, en onderzoeken of dat op zilte gronden kan. Dat is in potentie veel grootschaliger, en zou bijvoorbeeld in het noorden van Nederland heel erg nuttig zijn. De akkerbouw daar wordt immers voor een heel groot deel bevloeid met water dat afgeleid wordt uit de Maas en Rijn in het zuiden. Dat hoeft dan niet meer.”  

Aan de Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen van de Universiteit Gent onderzocht professor Kathy Steppe wat je op dat vlak met tomaten kunt doen. "Stelselmatig dreven we het zoutgehalte van het water dat we de planten toedienden op", vertelt ze. "Zo creëer je fysiologische droogte, waardoor de plant zich moet aanpassen om water op te nemen. Daarvoor gaat hij bepaalde osmotische componenten aanmaken. In tomaten zagen we zo een sterke stijging van suikers als glucose en fructose en anti-oxidanten als lycopeen, en dat heeft een meerwaarde voor ons. Die componenten maken een vrucht immers lekkerder én gezonder."

Natuurlijk wil een tuinder vooral ook een hoge productie halen. "Dat is een kwestie van de balans te vinden, en zo ontdekten we dat tomaten tot een zoutgehalte van 6EC (elektrische geleidbaarheid, manier om zoutgehalte uit te drukken, n.v.d.r.) alleen maar lekkerder en gezonder werden, met nog evenveel productie, en bij 8EC nauwelijks minder productie. En dat proces gaat voor elke plant op, alleen is de grens waarop de plant een daling in productie zal vertonen ten koste van kwaliteitstoename voor elke plant anders. Bij de een zal die laag liggen, bij andere, die al gewoon zijn in ietwat drogere en zoute omstandigheden te groeien zoals basilicum en laurier, eerder hoog. En dat kan interessant zijn bij droge omstandigheden, die onze zomers tegenwoordig kenmerken. Door droogte worden die stressbestendige eigenschappen immers getriggerd, waardoor de plant water kan blijven opnemen. En zolang je niet over de grens van tolerantie gaat, ga je zien dat ook die voordelige eigenschappen qua smaak en gezondheid toenemen. Een lichte verzilting van de bodem kan dus wel degelijk een goede zaak zijn."

Op de proefboerderij van Van Rijsselberghe op Texel stonden vorig jaar dan weer andere planten in verschillende opstellingen, en daar weet onderzoeker Bas Bruning van consultancybedrijf The Salt Doctors alles van.

"We hadden zeven verschillende zoutconcentraties die we aan plantjes gaven. Dat deden we telkens in acht herhalingen, zodat we op 56 veldjes wetenschappelijk verantwoord in kaart konden brengen wat het effect was op de groei van de gewassen. We gingen ook na wat er gebeurde als we stikstof of meststoffen toevoegden, en zo ontdekten we dat er veel verschil zit qua zouttolerantie tussen verschillende rassen van het zelfde gewas. Je komt dus al een heel eind met bestaande rassen, maar we zagen dat je ook veel kunt sturen met bemesting. De conclusie was dat de schrikreflex ten opzichte van zout water dus overdreven is. Als je de dingen goed aanpakt, met de juiste rassen aan de slag gaat en op zaken zoals bemesting, waterbalans, irrigatie en verdamping let, dan hoef je bij lichte zoutconcentraties geen opbrengstverlies te lijden."

Proefopstelling op Texel.

Niet acuut, wel urgent

Eten we binnenkort dus groenten uit met zeewater overstroomde gronden? Dat niet, maar Bruning ziet opties. "We hebben op Texel met aardappels geëxperimenteerd, maar ook met kolen en wortels. Ook rode biet toonde zich hartstikke zouttolerant. En dan hadden we nog de graangewassen, die het doorgaans ook best goed deden."

Met één zouttolerant gewas kom je niet ver, dat beseft Bruning maar al te goed, en ook De Waegemaeker hamert er op. "Ook zilte gewassen moet je zoals elke landbouwgewas jaar na jaar roteren. Er is dus meer nodig dan pakweg één aardappelsoort. Je moet het jaar nadien bijvoorbeeld kunnen overschakelen naar een zouttolerante biet zodat de grond kan rusten."” 

We moeten dus vooral blijven zoeken, vindt hij. Verzilting mag bij ons dan meer gevaar dan realiteit zijn, toch is het nodig dat we zilte landbouw onderzoeken. "Als het over dertig jaar echt nodig is, zijn we tenminste  voorbereid. Het probleem is nog niet acuut, maar wel urgent. Warme zomers met weinig regenval zullen steeds vaker voorkomen, beseffen we ondertussen wel, waardoor verzilting nog meer zal optreden. Reden te meer om ons nu al voor te  voorbereiden."

Bronvermelding