We moeten serieus matigen met eiwitbronnen als vlees en zuivel, zoveel is duidelijk; de ecologische voetafdruk van veeteelt is alarmerend te noemen. Maar hoe voeden we het groeiend aantal monden dan wel? Heeft zeewier potentie om dierlijke eiwitten te vervangen? Lukt het om zeewier te kweken op zo'n grote schaal? En zitten we binnenkort dan massaal aan de slijmerige slierten? Stuk voor stuk vragen waarop ik het antwoord zocht. En vond.
Een licht zilte geur prikkelt mijn zintuigen wanneer ik het laboratorium binnenstap. Op tafels staan kweekschaaltjes, plastic bakken en aquaria, allemaal gevuld met zeewier. “We kweken hier suikerwier, een bruinwier, dat in de winter de zee in gaat en in de zomer zeesla, een groenwier”, vertelt John van Leeuwen, directeur van Seaweed Harvest Holland.
De zeesla groeit aan touw, opgerold in klossen en dobberend in bakken met water. “We houden dit ongeveer zeven weken binnen, voordat het wier de zee in gaat. Nu is het zeewater nog te koud, maar over enkele weken kan de eerste zeesla naar buiten. Daar groeien de bladeren in ongeveer drie weken uit tot een halve meter en is het klaar voor de oogst.”
Op dit moment belandt het overgrote deel van het zeewier van Seaweed Harvest Holland op ons bord. “Verwerkt als smaakmaker in soepen en sauzen, als broodverbetermiddel of als zoutvervanger. We leveren ook puur wier, in stukken gedroogd in een pakje, voor de consument om te verwerken in een soep of salade. Daarnaast gaat een kleiner gedeelte naar de cosmetische en farmaceutische sector.”
Blijkbaar kunnen we dat zeewier wel smaken. Alhoewel de wereldwijde productie slecht gedocumenteerd is, wordt de jaarlijkse groei op 8 procent geschat. Hiervan wordt ongeveer 80 procent geteeld voor menselijke consumptie. Volgens Van Leeuwen is de vraag naar zeesla in de laatste drie à vier jaar zelfs serieus gestegen: “De groothandelsprijzen in Europa zijn in deze periode verdrievoudigd.”
Die trend klinkt de groeiende groep wetenschappers en telers, die menen dat zeewier dé duurzame eiwitbron van de toekomst is, als muziek in de oren. Met wat zeewierblaadjes in de soep en de salade zijn we er natuurlijk nog niet. We zullen het op grote schaal moeten telen en consumeren als we er een aanzienlijk deel van onze eiwitten uit willen halen.
Dr. Willem Brandenburg was een van de eerste wetenschappers die potentie zag in grootschalige zeewierteelt. Bij Wageningen University & Research onderzoekt hij sinds 2009 of zeewier als duurzame eiwitbron kan dienen. Twee jaar geleden ging hij met pensioen, maar hij blijft zich inzetten voor de opschaling van zeewierteelt. Hij is dan ook nog elke maand meermaals op de universiteit te vinden voor het geven van lezingen en het begeleiden van studenten bij onderzoek. Volgens Brandenburg kunnen we, althans in theorie, enkel met zeewier voldoen aan de groeiende vraag naar eiwitten.
“Aan het einde van deze eeuw zijn we met ongeveer 10 miljard mensen. Om al die mensen te voorzien in hun dagelijkse behoefte aan eiwitten, hebben we 360.000 vierkante meter aan zeeoppervlak nodig, zo heb ik berekend. Dat is een oppervlakte gelijk aan viermaal Portugal, ongeveer twee procent van het wereldwijde oceaanoppervlak. Qua ruimte valt dat dus ontzettend mee.”
“Mijn berekening is bovendien terughoudend. Ik ben immers uitgegaan van natuurlijke bruinwierpopulaties, gekweekt onder Nederlandse omstandigheden, waar nog geen enkele veredeling heeft plaatsgevonden. In de toekomst is het waarschijnlijk dat we via veredeling wieren telen met hogere eiwitgehalten en snellere groei.”
Brandenburg is er voor zijn berekening van uitgegaan dat we dagelijks 0,75 gram eiwit per kilogram lichaamsgewicht nodig hebben. “We moeten er wel rekening mee houden dat we niet al het eiwit uit zeewier op kunnen nemen, doordat de samenstelling van de essentiële aminozuren niet optimaal is.”
Zeewier blijkt voor ons niet de ultieme eiwitbron. Eiwitten zijn opgebouwd uit aminozuren en sommige daarvan kan ons lichaam zelf aanmaken. De zogenaamde essentiële aminozuren moeten we uit onze voeding halen. “De samenstelling van essentiële aminozuren uit vlees en zuivel is perfect. Maar gelukkig doet zeewier hier, net als soja, maar nipt voor onder. Om voldoende binnen te krijgen moeten we er dus gewoon iets meer van eten.”
"Kan eiwit uit zeewier wel concurreren met de goedkope eiwitten uit soja? Het is nog maar de vraag of zeewiereiwit rendabel wordt"
Professor dr. Olivier De Clercq bestudeert aan UGent de genetica, groei en ontwikkeling van zeewier. Hij deelt het enthousiasme van Brandenburg grotendeels, maar pleit voor realiteitszin: “Ik denk niet dat we op zoek moeten naar één enkele oplossing voor het eiwitvraagstuk. Ook in de energiesector zullen maar weinig mensen zeggen: vanaf nu halen we alles uit wind. De oplossing moet van meerdere kanten komen. Bijvoorbeeld uit wind, maar ook uit biomassa en de zon. Hetzelfde geldt voor eiwitten, die moeten we niet uit één bron willen halen.”
Daarnaast moeten we de kwestie volgens De Clercq ook economisch bekijken. “Kan eiwit uit zeewier wel concurreren met de goedkope eiwitten uit soja? Het is nog maar de vraag of zeewiereiwit rendabel wordt.”
Brandenburg is het deels met hem eens. “Natuurlijk is het niet realistisch om te denken dat we straks werkelijk al onze eiwitten uit zeewier zullen halen. Er zijn nog zoveel andere duurzame bronnen te bedenken. Er zijn mensen met grasraffinage bezig, met insecten, met microalgen.” Maar ook Brandenburg meent dat zeewier de belangrijkste speler wordt.
Brandenburg vertelt zijn verhaal als een bevlogen idealist. Met een multidisciplinaire onderzoeksgroep zocht hij een antwoord op de vraag ‘Hoe creëren we voedselzekerheid voor het einde van de 21e eeuw?’
“De beschikbaarheid van voldoende, duurzaam geproduceerde eiwitten wordt de komende decennia een ontzettend grote uitdaging”, weet Brandenburg. “In die zoektocht wordt het steeds duidelijker dat het land ons nooit van voldoende eiwitten zal kunnen voorzien. We halen onze eiwitten steeds meer uit dierlijke bronnen, terwijl dat geen duurzame constructie is. Al dat veevoer dat via Rotterdam Europa binnenkomt, wordt hier in stront omgezet. Eigenlijk zouden al die schepen weer vol uitwerpselen terug moeten. De grond in Brazilië raakt immers uitgeput. Dan is er nog de bijkomende ontbossing, de uitstoot van broeikasgassen. Het kan op deze manier gewoonweg niet doorgaan.”
Ook plantaardige alternatieven op het land bieden volgens Brandenburg geen grootschalige oplossing. “Soja is qua eiwitsamenstelling een potentiële eiwitbron. Maar de ruimte die het inneemt op het land is gigantisch en er worden belangrijke ecosystemen voor gekapt. Ook als we het vee uit de keten halen en direct zelf soja consumeren, zullen er natuurlijke ecosystemen geruimd moeten worden.”
“Soja is goedkoop, maar op lange termijn krijgen we de ecologische kosten van de productie vanzelf op ons bord. Ik ben van mening dat aan natuurschade een prijskaartje moet hangen. Alleen dan kunnen we zoeken naar echt duurzame oplossingen.”
“Bovendien is soja armoedig qua genetisch materiaal en daarmee weinig resistent tegen ziekten en wisselende omstandigheden. Geen handige eigenschappen met de klimaatverandering in het achterhoofd.”
Het belang van zilte groenten werd Brandenburg en zijn onderzoeksgroep steeds duidelijker. “Het aardoppervlak bestaat immers voor 70 procent uit water. Zo besloten we te onderzoeken of het mogelijk is om op duurzame wijze eiwitten te telen op zee.” In 2011 startte Brandenburg in Zeeland de Wierderij, een onderzoekslocatie voor zeewier waar inmiddels Seaweed Harvest Holland is gevestigd.
“Zeewierteelt legt geen beslag op al te schaarse landbouwgrond, maar het verbruikt ook geen druppel zoet water. Sterker nog: het levert zoet water. Groenwieren bijvoorbeeld zijn perfecte zouttolerante planten; Het zout houden ze buiten en vanbinnen hebben ze een zoetwaterfysiologie. Geoogst groenwier bestaat voor 80 tot 90 procent uit zoetwater. Dat levert best een flinke slok op. Als drinkwater bijvoorbeeld, of om lokale landbouw op gang te brengen. Aan droge kusten waar weinig groeit in Afrika of het Midden-Oosten, kan dat ontzettend interessant zijn.”
"Fosfaat en nitraat uit kunstmest belanden via de bodem en het grondwater in de oceanen. Zeewier filtert die nutriënten uit het water en kan ze weer terugbrengen op het land"
Bovendien kunnen we met zeewierteelt de zee zuiveren en verloren nutriënten opnieuw in de kringloop brengen. “Broeikasgassen die op zee neerkomen zorgen voor verzuring van de oceanen. Zeewier kan dit in de vorm van stikstof en koolstofverbindingen weer vastleggen; het wier groeit hier in feite op.”
“Hetzelfde geldt voor afvalstromen uit de landbouw. Fosfaat en nitraat uit kunstmest belanden via de bodem en het grondwater in de oceanen. Zeewier filtert die nutriënten uit het water en kan ze weer terugbrengen op het land. Zo kan zeewierteelt dus zelfs een bijdrage leveren aan de robuustheid van het mariene ecosysteem. Om te zorgen dat het zeewier niet te veel van dergelijke nutriënten opneemt, en daardoor mogelijk niet meer geschikt is als voeding, moeten we op zoek naar de juiste afstanden ten opzichte van vervuild gebied.”
De Clercq meent dat zeewierteelt ook kan dienen als zuiveraar in de zalmkweek: “Om overbevissing tegen te gaan wordt nu veelal ingezet op kweek. Helaas gaat dat gepaard met vervuiling: De zalmen moeten gevoed en de uitwerpselen komt in het milieu terecht. Daar is een functie weggelegd voor het kweken van zeewier. In een geïntegreerd systeem (beter bekend als IMTA) wordt zeewier geteeld in de nabijheid van zalmkweek. Zo worden de nutriënten uit de omgeving gezuiverd en kun je de druk van zalmkweek op de omgeving er ten dele afhalen.”
"Bouw de grootschalige veeteelt af op twintig jaar en dring de uitstoot ervan ondertussen terug met zeewier, als tussenoplossing"
Ook in de veeteelt kan zeewier een positief effect hebben op het milieu. Zo weet De Clercq dat wanneer we zeewier voeren aan koeien, de methaanuitstoot aanzienlijk daalt.
Maar volgens Brandenburg biedt zeewier als veevoeder en als zuiveraar in de zalmkweek geen structurele oplossing. Brandenburg: “Het grootschalig telen van dieren is altijd minder efficiënt dan het grootschalig telen van planten. Vooral omdat het voeder vergt en de productie daarvan een extra belasting betekent. De druk van zalmkweek zou met zeewierteelt inderdaad verminderen, maar voedsel en mest waaien ook uit en zakken naar de bodem. Zeewier kan dus nooit alles opnemen.”
“Ook de veeteelt blijft met lagere methaanemissies een bron van vervuiling. Tegelijkertijd kun je niet zeggen tegen veeboeren die net hebben geïnvesteerd in hun stallen: ‘Sorry, dit is nu klaar’. Maar je kunt wel afspreken dat het op termijn ophoudt. Ik zou zeggen: bouw de grootschalige veeteelt af op twintig jaar. Intussen kunnen we de uitstoot ervan terugdringen met zeewier, als tussenoplossing.”
Volgens Brandenburg moeten we het zeewier dus vooral zelf gaan consumeren. Maar het is niet omdat zeewier plantaardig is dat de teelt ervan ons niet meer voor ecologische vraagstukken zal plaatsen. Zuidoost Azië is verantwoordelijk voor 99 procent van het wereldwijd geteelde zeewier en de productie is er verre van duurzaam. Er zijn op grote schaal mangroves verwijderd, wat betekent dat natuur er letterlijk is vervangen door de teelt.
Volgens Brandenburg kan het anders. “We moeten het zeewier telen op plekken waar de ecologie het toelaat. Op plaatsen waar er een overvloed aan nutriënten is, zodat de teelt een gebied niet verarmt. Dat moet constant gemonitord worden, en dat betekent dat boerderijen van tijd tot tijd misschien zullen moeten verplaatsen.”
Een van de grootste ecologische gevaren is vermenging van veredeld zeewier met wilde soorten. Hierdoor kunnen wilde populaties verzwakken. Volgens Brandenburg is voorzichtigheid hier geboden: “We moeten werken met populaties die van nature op de locaties voorkomen. En om genetische variatie hoog te houden moeten we teelt in monoculturen voorkomen. Dan geldt net zoals op het land: één plant ziek, alle planten ziek.”
"Een mogelijke consequentie van zeewierteelt: plasticvervuiling. Zeewier wordt nu nog aan plastic touwen in zee gehangen"
“Het wier moet op eenzelfde moment te oogsten zijn, dat is een economische eis. Daarnaast willen we niet aan de slag met bestrijdingsmiddelen, maar belagers op een vriendelijke manier duidelijk maken dat ze niet welkom zijn; dat is een ecologische eis. We kunnen hier leren van de multilijn uit de graanteelt. Alle planten zijn hierin uniform qua oogsttijd, maar verschillend qua weerbaarheid. Zo behoud je resistentie tegen ziektes en plagen, maar heb je wel het economische voordeel van een monocultuur.”
Brandenburg noemt nog een mogelijke consequentie van zeewierteelt: plasticvervuiling. Zeewier wordt nu nog aan plastic touwen in zee gehangen. “Dat moeten we niet op grote schaal doen, want dan zitten alle zeedieren binnen de kortste keren met stukjes plastic uit de
zeewierboerderijen in hun maag. Wij begonnen met touwen van hennep, maar dit bleek zo milieuvriendelijk dat het binnen drie maanden was
opgelost. Niet schadelijk, maar je kunt er ook geen economie mee opbouwen. Om grootschalige zeewierteelt echt milieuvriendelijk te maken, moet er dus nog veel onderzoek gedaan worden.”
“Walging speelt vaak een grote rol bij nieuwe onbekende producten. Vooral het idee van het eten van insecten roept bij veel mensen afkeer op. Bij zeewier speelt dit nauwelijks”
En hoe zit het met de consument? Heeft die eigenlijk wel trek in al dat zeewier? “Je kunt mensen niet verplichten hun hamburger zomaar te vervangen door een bord zeewier”, vindt De Clercq. Sociaalpsycholoog Marleen Onwezen maakt zich sterk dat de consument al behoorlijk positief tegenover zeewier staat. Als sociaalpsycholoog onderzoekt zij consumentengedrag aan Wageningen University & Research. Sinds 2014 verdiept ze zich in zeewier. “Walging speelt vaak een grote rol bij nieuwe onbekende producten. Vooral het idee van het eten van insecten roept bij veel mensen afkeer op. Maar bij zeewier speelt dit nauwelijks.”
In een recente pilotstudie ondervond Onwezen dat het toevoegen van zeewier aan een fictieve wrap tot meer positieve emoties leidt dan het toevoegen van boerenkool. “Dat is opmerkelijk, want boerenkool is bekend en mensen zien het tegenwoordig zelfs als superfood.”
“Daarnaast toonden mensen die over de zeewier-wrap hadden gelezen meer bereidheid de wrap te willen kopen. Bij de boerenkool-wrap zagen we dat effect niet. Er lijkt dus interesse gewekt te worden wanneer mensen met zeewier in aanraking komen. Wat voor de consument wel nog een obstakel vormt is de bereiding. Die weet niet zo goed hoe en in welke gerechten het te verwerken.”
De Clercq: “Traditioneel wordt zeewier in de Aziatische keuken toegevoegd om de smaakversterkende eigenschappen. Het wordt toegevoegd aan soepen en sauzen. En de sushi wordt erin gewikkeld. Maar je krijgt nooit een bord met een berg zeewier. Willen we al onze eiwitten met zeewier binnenkrijgen, dan is dat wel nodig. Tenzij we de eiwitten, net als we nu met soja doen, eruit weten te extraheren.”
“Wanneer grotere groepen ermee in aanraking komen en zeewier gezien wordt als hype, kan het in een stroomversnelling raken"
John van Leeuwen van Seaweed Harvest Holland is daar al mee bezig. Samen met een bedrijf dat voorlopig nog niet in de publiciteit wil treden, test hij hoe je bruikbare eiwitten uit zeewier kunt isoleren. “Behalve eiwitten kunnen er nog andere nuttige stoffen uit gehaald worden, die dan weer voor medicatie gebruikt kunnen worden. De restanten van dat proces worden gebruikt voor vergisting om groene energie mee op te wekken. Zo zijn er ook al een aantal grote energiemaatschappijen bij betrokken.”
“Die losse eiwitten zijn vervolgens toe te voegen aan allerlei producten. En misschien maken we er na verloop van tijd zelfs op grote schaal vleesvervangers mee.” Volgens Van Leeuwen ligt hier dan ook de toekomst van het zeewier. Hij hoopt zijn zeewierboerderij binnenkort op te schalen van 10 hectare naar meer dan 10.000 hectare. “Dat er voor het einde van deze eeuw een groot gedeelte van alle oceanen wordt gebruikt voor zeewierteelt, is een ding dat zeker is.”
Volgens Onwezen heeft zeewierconsumptie in elk geval veel potentie: “Wanneer grotere groepen ermee in aanraking komen en zeewier gezien wordt als hype, kan het in een stroomversnelling raken. Dan komt grootschalige consumptie plots wel heel dichtbij.”