Deze website gebruikt cookies. Ik ga akkoord met de privacy policy
OK
Filter
Milieu Sociaal Gezondheid Dierenwelzijn toon alles

Hoe werkt dat, zo'n tracé?

In een tracé volg je al scrollend de weg die een product aflegt, van de teelt tot afval. In de menubalk bovenaan klik je op de verschillende stadia in het tracé om meteen te springen naar het stadium waarin je interesse hebt. 

Linksboven staan de vier categorieën Milieu, Sociaal, Gezondheid en Dierenwelzijn. Je kunt de informatie filteren op die categorieën.

Tijdens het scrollen kom je de knop 'Laad meer info over ...'. Druk daarop om alle informatie binnen een stadium te laden.

Tussen de informatieblokjes kom je ook artikels tegen waarin onze journalisten dieper ingaan op een opmerkelijk aspect binnen het tracé van het product. 

Onderaan deze pagina kun je reacties plaatsen over de informatie die je hebt gelezen. Ook op de Community-pagina vind je mogelijkheden om je mening, aanvulling, of compliment te geven.

Veel plezier met dit tracé!

sluiten

Tracé van Soja

hoe werkt dit?
Milieu
Sociaal
Gezondheid
Dierenwelzijn
Milieu
Sociaal
Gezondheid
Dierenwelzijn

Tracé van Soja

filter: Milieu

Intro

Teelt

Milieu

Soja per kilogram vlees

Deze tabel toont hoeveel soja er nodig is voor de productie van een kilogram vlees, melk of eieren in Nederland. Zo zie je dat kippen veel meer soja te eten krijgen dan koeien of varkens.

Bomen in het Amazonewoud worden omgehakt om plaats te maken voor plantages.
Milieu

Verloren ecosysteemdiensten kosten geld

Op korte termijn brengt de handel in soja geld in het laatje voor de productielanden en hebben ook de Europese veehouders baat bij de geïmporteerde sojabonen, maar op lange termijn valt de milieukost moeilijk te negeren. 

De milieukost is de geschatte waarde van de diensten, (‘ecosysteemdiensten’) gratis geleverd door de natuur, die verloren gaan als de natuur verdwijnt

Bijvoorbeeld: de lokale gemeenschappen halen (een deel van) hun voedsel uit het Amazonewoud. Een deel van de milieukost bestaat uit het voedsel dat verloren gaat, als het bos gekapt wordt. In 2008 bedroeg die kost voor de sojahandel met Europa zo’n 100 miljard euro.

Regenwoud ruimt plaats voor soja.
Milieu

Voor de teelt van soja in Brazilië en Argentinië wordt er waardevol bos gekapt – het Amazonewoud – en grasland geruimd. Vaak gebeurt dat zonder toestemming op grondgebied dat eigendom is van lokale gemeenschappen. Ook indirect veroorzaakt soja ontbossing. De soja komt dan in de plaats van weilanden met vee, die op hun beurt uitbreiden in bebost gebied. In Brazilië maakte ongeveer 80 procent van het recent ontboste gebied plaats voor weiland.

Bron: Mongabay, gebaseerd op de FAO en het INPE.
Milieu

Amazonewoud in Brazilië

Deze grafiek toont de evolutie van de oppervlakte van het Braziliaanse deel van het Amazonewoud (tussen 1970 en 1985 waren er geen jaarlijkse gegevens). De totale oppervlakte van het Amazonewoud is twee keer zo groot als India, maar tijdens de laatste vijftig jaar verdween meer dan 17 procent van het oorspronkelijke woud.

Bron: Mongabay, gebaseerd op de FAO en het INPE
Milieu

Ontbossing in Brazilië per jaar

De laatste jaren is het oppervlakte gekapt bos in Brazilië afgenomen.

Illegale bomenkap in het Amazonewoud in Brazilië.
Milieu

Moratorium tegen de ontbossing

Zo’n 13 procent van het bos op onze planeet groeit in Brazilië. Het Amazonewoud, waarvan 60 procent op Braziliaans grondgebied groeit, herbergt een unieke rijkdom aan planten en diersoorten: zo’n 10 procent van alle soorten wereldwijd. Als de mens hun leefgebied blijft omhakken, verdwijnen zij eveneens. Ontbossing leidt ook tot meer CO2-uitstoot in de atmosfeer. De omgehakte bomen kunnen die immers niet meer opnemen, en geven de CO2 die ze opsloegen tijdens hun leven weer vrij bij verbranding of verrotting.

Actievoerders van Greenpeace plakken in 2006 posters aan bomen in Duitsland onder het motto 'De Amazone brandt voor onze voeding'.
Milieu

Onder druk van de publieke opinie, winkeliers en ngo’s, tekenden de grootste sojahandelaars in 2006 het Soja Moratorium. Wie dat verdrag tekende, ging ermee akkoord geen soja meer te kopen die geteeld was in het Amazonegebied, op grond die ontbost was na 2006.

Landbouwgrond in het Amazonegebied dat voorheen bebost was.
Milieu

Minder Amazonewoud gekapt door moratorium

De twee jaren voor het moratorium van start ging, werd voor 30 procent van de nieuwe soja-akkers Amazonewoud omgehakt. Na het moratorium daalde dat naar 1 procent in 2014. Niet omdat er minder soja werd verbouwd, wel omdat de landbouwgrond voor soja in het Amazonegebied uitbreidde met 1,3 miljoen hectare (op grond waar eerder bijvoorbeeld weiland was). Daarnaast vergrootte de soja-opbrengst ook omdat meer boeren twee keer per jaar oogstten.

Satellietbeeld van de Amazone in Brazilië.
Milieu

Via satelliet en monitoring vanuit vliegtuigen, werd in de gaten gehouden of de bedrijven zich werkelijk aan het moratorium hielden. Volgens de inspecteurs was dat meestal het geval wel. De afgelopen jaren was er minder ontbossing, maar Brazilië staat wereldwijd nog steeds op nummer twee wat ontbossing betreft. In mei 2016 werd het Soja Moratorium voor onbepaalde duur verlengd.

Een gordeldier in savannegebied in de Cerrado.
Milieu

Moratorium beschermt niet alle Braziliaanse natuur

Het moratorium geldt evenwel niet in heel Brazilië. In het Cerrado-gebied, dat geen deel uitmaakt van het Amazonegebied, breidde het soja-areaal nog steeds uit ten koste van de oorspronkelijke vegetatie. Tussen 2007 en 2013 gold dat in totaal voor 11 tot 23 procent van de nieuwe soja-akkers. Delen van het Cerrado-gebied verloren tot 40 procent van hun oorspronkelijke vegetatie tijdens die periode. Het gaat grotendeels over savannes en bosachtige gebieden die minder bescherming van de milieuwetten genieten dan het regenwoud. Er gaan stemmen op om ook de Cerrado in het moratorium op te nemen.

Milieu

Een filmpje van Greenpeace over het Soja Moratorium.

Een boerderij met sojavelden en op de achtergrond een stuk van het Amazonewoud
Milieu

Verplichte registratie van Braziliaanse sojaboeren

Sinds de Forest Code in 2012 geïmplementeerd werd in Brazilië, zijn sojaboeren verplicht om hun eigendommen te registreren in een landelijk milieuregister (CAR). Op die manier wil de Braziliaanse overheid meer transparantie bieden en opvolgen of de milieuwetgeving gerespecteerd wordt (bijvoorbeeld inzake ontbossing). 

Hoewel de deadline voor registratie oorspronkelijk in 2015 was, is 2,6 miljoen hectare van het land waarop soja geproduceerd wordt in Cerrado- en Amazonegebied nog steeds niet in orde met de wetgeving. Naar schatting 12 procent van de soja die op die onwettige plantages wordt gekweekt, is bestemd voor de Europese markt.

Milieu

Koolstofvoetafdruk van soja

Een Portugese studie uit 2013 vergelijkt de totale uitstoot van broeikasgassen tussen verschillende scenario's van sojateelt. De onderzoekers berekenden dat soja waarvoor tropisch regenwoud geruimd werd, verantwoordelijk is voor veel meer uitstoot (14 à 18 kg CO2 per kg soja) dan soja die geplant wordt op verloederd/gedegradeerd grasland (minder dan 3 kg CO2 per kg soja). De uitstoot van het transport viel hierbij in het niets. Die bedroeg gemiddeld 0,29 kg CO2 per kg Braziliaanse soja en 0,16 CO2 per kilogram Argentijnse soja (de onderzoekers berekenden de uitstoot van het transport naar de haven van Lissabon).

artikel

Milieu

De zoektocht naar Europees kippenvoer

Kippenvoer bestaat grotendeels uit geïmporteerde soja. Europa zoekt alternatieven om ook bij ons eiwitrijke voeding te kweken. Donausoja maakt opgang en in de toekomst eten kippen misschien weer insecten.

Toon Lambrechts

Journalist - Heeft een sterke interesse in het raakpunt tussen wetenschap en ecologie.
Een Nederlandse boer inspecteert de soja op zijn proefveld in de Nederlandse provincie Flevoland.
Milieu

Van oorsprong groeit soja in een warmer klimaat, maar bepaalde variëteiten doen het prima in Nederland en België. Nederlandse boeren teelden in 2017 exact 400 hectare soja. Het doel is om over een paar jaar 10.000 hectare te telen, ongeveer twee keer de oppervlakte van de stad Leuven.

Ontkiemende zaadjes worden op petrischaaltjes onderzocht.
Milieu

Een groot deel van sojaplanten is genetisch gemodificeerd en geldt dus als ggo: Genetisch Gemodificeerd Organisme. Het zijn organismen (planten, dieren, bacteriën, virussen) waarbij wetenschappers iets veranderd hebben in het DNA, bijvoorbeeld door een gen (stukje DNA) van een andere soort (dier, plant, bacterie, ...) aan het DNA toe te voegen. Als het gen van een andere soort afkomstig is, noemen wetenschappers het een transgen. Genetisch modificeren kan bijvoorbeeld kweekzalmen groter maken of gewassen creëren die insecten afstoten.

Tomatenpuree van genetisch gemodificeerde tomaten in de Verenigde Staten.
Milieu

Het eerste genetisch gewijzigde voesel

Het eerste experimentele ggo was een bacterie, die het levenslicht zag in 1973. Het eerste genetisch gewijzigde voedsel – een tomaat – was verkrijgbaar in de VS in 1994. De techniek wordt gebruikt voor de productie van voedsel en medicijnen, maar ook bij wetenschappelijk onderzoek. Sommigen vinden dat ggo’s onnatuurlijk en daarom slecht zijn, maar niet iedereen vindt dat een geldig argument.

Milieu

Ggo’s zijn minder bijzonder dan je denkt

Dat er minder verzet is tegen de nieuwe ggo-veldproef die in de maak is, komt vooral omdat de tegenstanders geen goede argumenten meer vinden, schrijft Eos-redacteur Dieter De Cleene. 

Lees het volledige artikel op de website van Eos.

Een machine sproeit Roundup op jonge Roundup Ready sojaplanten.
Milieu

Roundup Ready sojabonen

Voorbeelden van genetische gemodificeerde soja zijn de Roundup Ready sojabonen, die bestand zijn tegen glyfosaat (de werkzame stof in het herbicide Roundup) en de ‘Bt-soja’. Die laatste bevat een stof die als insecticide werkt en van nature geproduceerd wordt door de bacterie Bacillus thuringiensis. Door een gen van die bacterie in het DNA van de sojaplant te steken, produceert de sojaplant die stof ook en is ze giftig voor insecten.

Een veld met GMO-soja dat wordt besproeid met onkruidverdelger.
Milieu

Een risico van genetische modificatie, is dat er een ‘superonkruid’ ontstaat. Dat is mogelijk wanneer een genetisch gemodificeerde plant kruist met een verwante wilde plant én de aangepaste eigenschappen, afkomstig van de gemodificeerde soja, ervoor zorgen dat het onkruid beter overleeft.

Een boer in Kansas (VS) houdt onkruid vast dat resistent is geworden voor de onkruidverdelger die hij spuit op zijn ggo-soja.
Milieu

Genetische gemodificeerde soja: een gevaar voor het milieu?

Wanneer een genetische gemodificeerde plant resistent is tegen een bepaalde onkruidverdelger en kruist met een wilde plant, dan kan een onkruid ontstaan dat de boer met die bepaalde onkruidverdelger niet meer kan bestrijden. 

De verspreiding van transgenen kan de boer tegengaan door een bufferzone in te bouwen tussen de ggo’s en de reguliere teelt van hetzelfde gewas. Die bufferzone bestaat bijvoorbeeld uit een strook akker met een gewas van een andere soort, die niet met de ggo kan kruisen.

Een koolzaadveld in Montana (VS)
Milieu

Technologische beveiliging tegen superonkruid

Een methode die meer zekerheid biedt dan een bufferzone, is het inbouwen van technologische beveiliging. Dat kan bijvoorbeeld door het ingebouwde gen te koppelen aan een ander gen dat de overleving in het wild verlaagt.

Een ander voorbeeld is om het gen in te bouwen in het ‘niet-nucleaire genoom’: in de genen van chloroplasten (celorganen die instaan voor de fotosynthese) of de mitochondriën (de energiefabriekjes van de cellen). Die genen bevinden zich dus niet in het DNA van de plant zelf, maar in aparte celorganen die enkel de moederplant kan doorgeven. Omdat enkel vrouwelijke planten ze doorgeven, is de verspreiding van pollen of stuifmeel geen probleem meer – alleen mannelijke planten verspreiden dat.

Technologische beveiliging wordt echter nog onvoldoende gebruikt vandaag. De kans dat een gewas een transgen overdraagt op een wilde plant is in principe klein, maar vergroot doordat het areaal aan ggo’s op bepaalde plaatsen enorm is. Kruisingen tussen ggo’s en niet-gemodificeerde landbouwgewassen of wilde planten vind je onder andere terug bij het Amerikaanse koolzaad.

Als er voldoende beveiliging is tegen potentiële milieurisico’s, kunnen ggo’s een milieuvriendelijk alternatief vormen voor klassieke pesticiden. Helaas kunnen planten en insecten er resistent tegen worden, net zoals tegen gewone insecticide.

Zo kan er ook zonder kruising een superonkruid ontstaan, maar het duurt wel langer. Sommige kunnen bijvoorbeeld zelf afweerstoffen tegen insecten aanmaken, zoals ook veel wilde planten dat doen. Vandaag hangt ggo-teelt sterk samen met een zwaar geïntensiveerde en geïndustrialiseerde landbouw, maar dat hoeft niet zo te zijn.

Wortelknollen in de wortels van sojabonen. In de wortelknollen zitten de Bradyrhizobium japonicum bacteriën die de sojaplant van stikstof voorzien in ruil voor andere voedingsstoffen. Credit: University of Nebraska
Milieu

Bacteriën helpen bij de bemesting

Net als de andere peulvruchten, is de sojaplant in staat om stikstof uit de lucht te halen. Dat is handig, want stikstof is voor alle planten een essentiële voedingsstof om te overleven. De sojaplant doet dit door samen te werken met bacteriën die in het wortelstelsel leven.

De meeste stikstof komt voor in de lucht, onder de vorm distikstof (N2). Planten of dieren kunnen die vorm van stikstof niet gebruiken. Distikstof kan omgezet worden tot een bruikbare vorm van stikstof door Rhizobia bacteriën (90 procent) of door bliksem (10 procent). In vakjargon spreekt men van ‘stikstof fixeren’.

Soja leeft samen met dat type bacteriën (meer specifiek Bradyrhizobium japonicum), zodat de plant altijd over stikstof beschikt. In ruil voorziet de plant hen van andere voedingsstoffen. De bacteriën leven in het wortelstelsel, waar ze ‘wortelknollen’ vormen van twee tot vijf millimeter in doorsnee. Eén knolletje bevat tot een miljard bacteriën. Het is een goede deal voor zowel de plant als de bacteriën; de meeste kunnen niet eens stikstof fixeren buiten de plant.

Meer informatie hierover vind je in het Tracé van Peulvruchten.

Wetenschappers inoculeren sojaplanten met bacteriën.
Milieu

De stikstof fixerende bacteriën zitten niet overal van nature in de bodem. Als je probeert soja te kweken in Vlaanderen, bijvoorbeeld, moet je de bacteriën nog toevoegen. Dat kan door de sojabonen te voorzien van een laagje bacteriën, voor ze de grond in gaan. ‘Inoculeren’ heet dat. Bij andere peulvruchten doet de boer of zadenproducent dat soms ook. Hij moet er dan rekening mee houden dat elke peulvruchtensoort samenleeft met een andere soort bacterie.

Wisselteelt met onder andere cowpeas.
Milieu

Bodem bemesten of verarmen?

Hoewel alle commercieel gekweekte peulvruchten stikstof uit de lucht halen, dragen ze niet altijd bij tot de bodembemesting. Hoeveel stikstof er achterblijft voor andere planten, hangt immers af van hoeveel er verwijderd wordt bij de oogst. Met andere woorden: hoeveel er in het eetbare deel van de plant, de zaden dus, zit. Als een plant al zijn stikstof in zijn zaadjes steekt en de boer die vervolgens oogst, blijft er niets achter.

De vlinderbloemigen die speciaal gezaaid worden als bodemverrijkers, laten de meeste stikstof achter op het veld. Tussen de vlinderbloemigen die geteeld worden om hun zaden, de peulvruchten, te oogsten, bestaan grote verschillen. Sommige, zoals de cowpea, laten veel stikstof achter.

Voedingskundig gezien is het geen peulvrucht, maar ook de pinda verrijkt de bodem met stikstof. Andere varianten of soorten zijn gekweekt om zoveel mogelijk oogst op te leveren en onttrekken juist stikstof aan de bodem. Dat geldt bijvoorbeeld voor sommige varianten van soja.

Zelfs bij peulvruchten die stikstof aan de bodem onttrekken, is wisselteelt een goede zaak. Over het algemeen is de graanoogst beter als die wordt afgewisseld met de teelt van peulvruchten. Ook al verrijken sojabonen de bodem niet met stikstof, dan nog is het mooi meegenomen dat ze er minder stikstof aan onttrekken dan granen.

Een plantkundige bindt een sojaplant vast die groeit in een serre om hem te veredelen.
Milieu

Gulle (en minder gulle) gewassen

De verhouding tussen het deel van een gewas dat geoogst wordt, en de rest van de plant (bladeren, stengel, …) heet in vaktaal de ‘oogstindex’. Peulvruchten met een hoge oogstindex onttrekken meer voedingsstoffen aan de bodem (vb. soja). Peulvruchten met een lage oogstindex laten meer voedingsstoffen achter voor andere gewassen (vb. cowpea). 

Gewassen met een hoge oogstindex brengen in verhouding wel meer voedsel op. Daarom verhoogden landbouwers de oogstindex van veel gewassen door selectief te kweken.

Een Brailiaanse sojaboer vult een machine met kunstmest.
Milieu

Stikstof is een essentieel element voor planten. Het is vaak het eerste limiterende element voor de groei, wat erop neerkomt dat het sneller op is dan de andere voedingsstoffen. Daarom was de uitvinding van kunstmest zo belangrijk.

De Duitse chemicus Fritz Haber (1868-1934) aan het werk in zijn laboratorium in Karlsruhe. Hij wond de Nobelprijs voor Chemie in 1918. Samen met Karl Bosch (zijn schoonbroer) vond hij het proces uit om ammoniak te synthetiseren uit stikstof in de lucht.
Milieu

Waarom is stikstof zo belangrijk?

Het industriële proces om kunstmest te maken door stikstof uit de lucht (N2, distikstof) vast te leggen onder de vorm van ammoniak (NH3), heet het Haber-Boschproces

Wetenschapper Vaclav Smil schatte in 2001: ‘40 procent van de huidige wereldbevolking, en iedereen die daar in de toekomst nog bij komt, is afhankelijk van het Haber-Boschproces als bron van stikstof.’ Stikstof is een cruciaal bestanddeel van de bouwstenen van ons lichaam, onder andere eiwitten en DNA. Volg je die logica en de voorspellingen van de Verenigde Naties, dan danken tegen 2050 zo’n 5,5 miljard mensen hun bestaan aan kunstmatig geproduceerde stikstof.

Voor de komst van kunstmest kwam de stikstof voornamelijk van vlinderbloemigen. Die besloegen 25 tot 50 procent van de totaal beteelde oppervlakte. Op plaatsen waar de middelen schaars zijn of peulvruchten een groot deel uitmaken van het dieet, gebruiken boeren nog regelmatig vlinderbloemigen in de teeltrotatie, net als in dunbevolkte gebieden (vb. Australië).

Een traktor sproeit stikstofbemesting op een veld met mais bestemd voor bio-ethanol.
Milieu

De impact van stikstofbemesting op het milieu

Stikstofbemesting ‘lekt’ uit de akker als het meegenomen wordt met het regenwater, of onder de vorm van gas dat uit de bodem opstijgt (ammoniak, NO, N2). Komt er te veel stikstof in de omgeving terecht, dan kan die zorgen voor onder andere de verzuring van de bodem en overbemesting. Bovendien zetten bodembacteriën de stikstof om in lachgas (N2O), een gas met een broeikaseffect dat 298 keer zo krachtig is als dat van CO2. Dierlijke mest zorgt voor dezelfde problemen.

Een studie uit 2008 berekende dat biobrandstoffen evenveel bijdroegen aan de klimaatveranderingen als de fossiele brandstoffen die ze vervingen. Dat kwam door de rijkelijke stikstofbemesting op onder andere de koolzaad- (biodiesel) en maïsvelden (bio-ethanol).

Vlinderbloemigen in Rwanda moeten de grond vruchtbaarder maken voor andere gewassen.
Milieu

Is stikstof uit planten beter dan uit kunstmest?

Uit een vergelijkende studie uit 2004 blijkt dat de milieu-impact van stikstof uit vlinderbloemigen niet veel kleiner is dan die van stikstof uit kunstmest.

Wat wel een verschil maakt, is de energiebron om de stikstof te maken. Vlinderbloemigen leven op zonne-energie (fotosynthese), terwijl de productie van industriële kunstmest steunt op fossiele brandstoffen zoals aardolie en gas. Boeren die (een deel van) hun stikstofbemesting uit vlinderbloemigen halen, verbranden dus minder fossiele brandstoffen. Fossiele brandstoffen zijn de drijfveer achter de klimaatveranderingen.

Sommige landen beschikken simpelweg niet over de energie om kunstmest te produceren. Vlinderbloemigen kunnen op sommige plaatsen een nuttige bron van meststoffen voor planten zijn, maar ze hebben niet het potentieel om de huidige landbouw volledig te ondersteunen. Met andere woorden: we zijn grotendeels afhankelijk van kunstmatige stikstofbronnen. Peulvruchten kunnen ons wel helpen om het gebruik van kunstmest terug te dringen.

Verwerking

Transport

Consumptie

Afval

PMD-zakken vol met drankkartons, blik en plastic flessen liggen klaar om opgehaald te worden.
Milieu

Drankkartons van sojamelk moet je bij het PMD sorteren. In sorteercentra wordt de inhoud van de PMD-zak opnieuw gesorteerd.

Plastic wordt gesorteerd en gerecycleerd in een Belgisch recyclagebedrijf.
Milieu

Drankkartons sorteren

Het sorteercentrum scheidt drankkartons handmatig of automatisch van de rest. 

Daarna worden ze, net als oud papier, ondergedompeld in water. Dat weekt de kartonvezels los van het plastic en aluminium. 

Het karton wordt gerecycleerd in onder andere toiletpapier, keukenrol, kartonnen dozen en papieren zakken

Zowel het plastic als het aluminium kan gebruikt worden door de cementindustrie. Die verbrandt het plastic als energiebron en gebruikt het aluminium als bindmiddel in de cement. 

Het plastic en het aluminium kunnen ook gerecycleerd worden als grondstof voor nieuwe toepassingen.
Recyclage van plastic flessen.
Milieu

Plastic melkflessen recycleren

Plastic melkflessen worden ook handmatig of automatisch gesorteerd. 

In het sorteercentrum worden de plastic melkflessen tot schilfers vermalen. Die worden gesmolten en dienen als grondstof voor nieuwe producten. 

Melkflessen bestaan uit het plastic ‘hoge densiteit polyethyleen’ (HDPE). Dat kan verwerkt worden tot opbergbakken, bidons, buizen en pallets.

Zakken met restafval, waaronder yogurtpotjes en botervlootjes.
Milieu

Plastic dat bij het restafval moet

Niet alle soorten plastic kunnen al gerecycleerd worden. Yoghurtpotjes en botervlootjes bijvoorbeeld niet, omdat ze gemaakt zijn van een ander soort plastic. Daarom horen ze niet thuis in de PMD-zak, maar bij het restafval of in de zak voor gemengd restplastic.

Het is tijd- en energierovend om de foute verpakkingen uit het PMD-afval te sorteren. Vandaar dat correct sorteren zo belangrijk is. 

Twijfelaars kunnen hier nakijken welke verpakkingen bij het PMD horen in hun gemeente.