Deze website gebruikt cookies. Ik ga akkoord met de privacy policy
OK
Sociaal

Zijn we wel geboren carnivoren?

Vlees eten lijkt soms even natuurlijk als de groene kleur van gras of de zon die opkomt. Maar is dat wel zo? Sociologisch onderzoek onthult hoe populaire cultuur kinderen van jongs af aan kneedt tot vleeseters. Socioloog Matthew Cole verwoordt het zo: “Eerst leren kinderen om dieren lief te hebben, vervolgens horen ze dat het normaal is om hen te doden en op te eten. Dat is verraad ten opzichte van hun natuurlijk vermogen tot empathie.”

Thomas Detombe

Journalist gespecialiseerd in de ethische kant en het gezondheidsaspect van voeding.

“Zijn we slim genoeg om te weten hoe slim dieren zijn?”, provoceert de Amerikaans-Nederlandse bioloog Frans De Waal in zijn gelijknamige boek. Daarin toont hij overtuigend aan dat dieren intelligenter, socialer en gevoeliger zijn dan we doorgaans vermoeden. Opvallend is wel dat die wetenschap onze stereotiepe kijk op dieren nauwelijks lijkt te beïnvloeden. Een varken vinden we meestal smerig en dom. Het heeft weinig karakter of persoonlijkheid en alle varkens lijken op elkaar. Ze kunnen zonder pardon de gehaktmolen in. Een hond daarentegen bestempelen we vaak als lief, sociaal, intelligent en loyaal. Geen Belg die eraan denkt om zijn trouwe viervoeter op het menu te zetten. Hoe we dieren percipiëren, bepaalt hoe we ze behandelen. En omgekeerd kneedt ons gedrag de ideeën die we over hen hebben. 

Al speelt ook evolutie haar rol. Een onderzoek dat verscheen in Nature (2016) onthult hoe vleesconsumptie ons hielp uitgroeien tot de mens die we vandaag zijn. Zonder de makkelijke proteïnen die vlees biedt, hadden we mogelijks nooit zo’n groot stel hersenen kunnen kweken. Vlees op het menu schonk ons tijd, energie en voldoende voedingsstoffen voor breinontwikkeling. Wat volgens de studie niet betekent dat vlees eten ook vandaag nog essentieel is. De omstandigheden zijn totaal veranderd: 2,6 miljoen jaar geleden waren de opties aan de eettafel beperkter, bestond tofu nog niet en leefden mensen in extremere omstandigheden.

Een peuter geeft karbonade aan een hond.

Invloed van cultuur

Dat we ook vandaag nog, in een context van voedselzekerheid, verknocht blijven aan ons stukje vlees, verraadt de invloed van die evolutionaire geschiedenis. In Psychology Today (2015) stipt hoogleraar psychologie Hal Herzog, wereldautoriteit in de relaties tussen mens en dier, nog een andere factor aan. Volgens hem is het vooral cultuur die onze attitudes ten aanzien van dieren vormgeeft. Dat bewijst alleen al de geschiedenis van de kat. De oude Egyptenaren verafgoodden hen. Tijdens de middeleeuwen werden ze verguisd. Pas in de laatste 200 jaar kregen katten de identiteit die ze vandaag nog hebben: zoogdieren die onze affectie verdienen. Terzelfdertijd blijkt hoe sterk het etiket wisselt per gemeenschap. In enkele Aziatische landen staat kat geregeld op het menu, net zoals bij bepaalde Zwitserse gemeenschappen tijdens de kerstperiode. 

In zo’n ambivalente wereld scheppen culturele overtuigingen orde. Ze bevestigen wat we leerden toen we jonger waren. Bepaalde dieren verdienen koestering, anderen een plaats op ons bord. “Die les is vrij universeel. Alleen de precieze inhoud ervan verschilt soms”, vertelt Matthew Cole van The Open University. Samen met hoogleraar Kate Stewart (Nottingham Universiteit) onderzocht hij hoe populaire Westerse cultuur kinderen voorbereidt op een leven als vleeseter. 

Die voorbereiding start volgens Cole en Stewart niet van in de wieg. “Baby’s en peuters leren aanvankelijk om liefdevol om te gaan met alle diersoorten: honden, katten, konijnen maar ook varkens of kippen”, aldus Cole. “Dat zien we duidelijk in de cultuuruitingen waarmee ze op die leeftijd in contact komen. Je hebt melkflessen met een schattig kalfje op, knuffels van elke denkbare diersoort, afbeeldingen van pluizige konijntjes die kledingstukken opsmukken en ga zo maar door. Relaties met andere dieren staan bij kinderen vaak model voor vriendschapsrelaties met mensen. Door dieren te knuffelen en verzorgen, oefenen kinderen hoe ze zorgzaam kunnen zijn. Onze cultuur moedigt die ontwikkeling van affectieve relaties met dieren dan ook sterk aan.”

Bovenaan de piramide

“Naarmate kinderen opgroeien, leren ze een onderscheid te maken”, gaat Cole verder. “Er zijn dieren die we opeten, huisdieren, wilde dieren en ongedierte. Nieuw speelgoed leidt dit socialiseringsproces in. Miniatuurwagens voor veetransport doen hun intrede. Of online games zoals Family Farm, die boerderijdieren reduceren tot nutritionele machines. Kledingstukken bevatten minder schattige dieren, zeker bij jongens. Je ziet vaker carnivoren afgebeeld: een haai die andere vissen achtervolgt of opeet. Of een stoere leeuw. Dieren aan de top van de voedselpiramide. De impliciete boodschap is: ook wij staan helemaal bovenaan de piramide. Het is oké om vlees te eten. Volgens het heersende discours betekent opgroeien afstand nemen van de dieren die we opeten. Kinderen die vasthouden aan affectieve relaties met slachtdieren bestempelt onze cultuur als onvolwassen. Vlees eten beschouwt men als een teken van maturiteit.”

Het besef dat de kip in de tuin tot dezelfde familie behoort als de kip die kinderen aantreffen op hun bord, kan leiden tot interne conflicten, en spanningen met hun ouders. Ze begrijpen vaak niet hoe een affectieve relatie tegelijk een gewelddadige relatie kan zijn. Onze cultuur countert met expliciete en impliciete boodschappen die vlees eten normaliseren.

De rol van speelgoed

In hun boek Our children and other animals (2014) benadrukken Cole en Stewart hoe effectief dit socialiseringsproces verloopt. Ze verwijzen naar het Londense winkelplan van Hamleys; een van de oudste en grootste speelgoedwinkels ter wereld. “Hoe hoger je klimt in het gebouw, hoe ouder de doelgroep van het speelgoed”, legt Cole uit. “Producten op het gelijkvloers richten zich naar de allerkleinsten. Je vindt er een overdaad aan zachte, aaibare knuffels met grote ogen. Die voorstelling nodigt uit tot zorgzame, wederkerige relaties. Op de eerste, tweede en derde verdieping verandert dat. De voorstellingen van dieren verliezen hun affectieve functie. Materialen waaruit ze bestaan worden harder. Boerderijdieren zoals koeien en varkens evolueren naar uniforme modellen zonder unieke eigenschappen.”

“Op de vierde verdieping staan boerderijdieren vaak niet meer op zichzelf. Ze horen bij een vrachtwagen voor veetransport of een modelboerderij met stallen en velden. Opvallend: geweld blijft consequent buiten beeld. Een miniatuurslachthuis staat nergens te koop. Bovenaan de winkel zie je dieren op batterijen die non-stop kunstjes uitvoeren voor kinderen. Behalve als entertainment vind je dieren daar ook onder vorm van chocolade en snoep. De socialisering van het gebruik van dieren smaakt soms zoet”, stellen ze vast.

Volgens Cole symboliseert Hamley's winkelplan deze paradox: “Eerst leren kinderen om dieren lief te hebben, vervolgens horen ze dat het normaal is om hen te doden en op te eten. Bovendien blijken affectie en geweld op een soms perverse manier verbonden. Denk maar aan afbeeldingen van vrolijk dansende kippen boven een kippenkraam op de markt. Of een cartoon van een varken dat zichzelf breed glimlachend in plakjes hesp snijdt. Kinderen krijgen vooral leuke afbeeldingen te zien, zelfs als het gaat over de slacht. Dat is winstgevend voor zowel de industrie van schattig kinderspeelgoed, als voor de vleesindustrie die gebaat is bij onzichtbaarheid.”

"Carnism houdt slachtdieren buiten beeld en creëert imaginaire scheidingslijnen tussen diersoorten. Terwijl dierlijke producten voor veel westerlingen niet langer levensnoodzakelijk zijn"

Imaginaire scheidingslijnen

Melanie Joy doctoreerde over de psychologie achter dieren eten. Zij beschouwt onze vleescultuur als een onzichtbare hand die mensen wegleidt van natuurlijke waarden zoals compassie en empathie. “Ik noem dit carnism”, legt ze uit. “Een allesbehalve transparant geloofssysteem dat aanzet tot het eten van bepaalde dierensoorten. Het leert ons, van kinds af, dat vlees eten normaal, natuurlijk en noodzakelijk is. Carnism houdt slachtdieren buiten beeld en creëert imaginaire scheidingslijnen tussen diersoorten”, vat Joy samen.  Soms lijkt het alsof alleen vegetariërs of veganisten hun overtuigingen meebrengen naar de eettafel. Dat klopt niet, vindt Joy. “Ook vleeseters baseren hun keuzes op overtuigingen, zij het onbewust. Waarom eten we anders graag varken of kip, maar geen hond? Dierlijke producten zijn voor veel westerlingen niet langer levensnoodzakelijk. In die zin evolueerde vlees eten tot een keuze, en keuzes zijn altijd het product van een bepaald geloofssysteem.”

"Huisdieren percipiëren we als zichtbare wezens met bestaansrecht, terwijl we slachtdieren als een betekenisloze massa zien. Onze percepties van dieren zijn niets meer dan sociale constructies die de idee van menselijk exceptionalisme legitimeren"

Iedereen steakholder

Hoe dat systeem dieren in hokjes wringt, verheldert een contextueel model dat Cole en Stewart ontwikkelden. Daarin krijgt elk dier een specifieke betekenis. Er is een horizontale as die weergeeft welke dieren subjecten met bestaansrecht zijn, dan wel exploiteerbare objecten. De verticale as toont hoe zichtbaar ze zijn in ons dagelijks leven. Langs de kruising van beide assen ontstaan vier categorieën: ‘vrienden’, ‘natuur’, ‘dingen’ en ‘killing zone’. Huisdieren percipiëren we als zichtbare wezens met bestaansrecht. We categoriseren ze als ‘vrienden’. Slachtdieren zijn grotendeels onzichtbaar en beschouwen we als een betekenisloze massa. Zij bevinden zich in de ‘killing zone’. Eenzelfde diersoort kan verschillende betekenissen hebben. Een konijn als huisdier is een ‘zichtbare vriend’. Als lekkernij met pruimen is het een onzichtbaar stuk vlees.

“Geen van de vier typologieën omschrijft dieren op een wetenschappelijk onderbouwde manier”, verduidelijkt Cole. “Hun plek in het model, hangt nauw samen met welke functie we hen toedichten, als dienstverlener voor de mens. Onze percepties van dieren zijn niets meer dan sociale constructies die de idee van menselijk exceptionalisme legitimeren. We vinden onze eigen positie buitengewoon. Daaruit vloeit voort dat wij mogen bepalen welke dieren we goed of slecht behandelen. De betekenis die we dieren geven, wettigt die vermeende uitzonderingspositie.

Cole – naast socioloog ook een overtuigd veganist – vindt de manier waarop we die kunstmatige indeling aan onze kinderen opdringen “verraad ten opzichte van hun natuurlijke vermogen tot empathie”. “Kinderen krijgen amper de kans om kritisch na te denken over alternatieve indelingen of relaties met dieren. Op die manier reproduceert onze cultuur een relatie van exploitatie en uitbuiting.” 

In zekere zin hebben we onszelf opgesloten in die logica. Tobias Leenaert schreef hierover in het boek Why we love and exploit animals (2020) dat “ons gedrag voorloopt op onze ethiek”. “Je kan pleiten voor een meer empathische omgang met dieren, maar zolang we hen massaal exploiteren, is morele bewustwording geen evidente zaak. De meesten onder ons zijn steakholders in een systeem dat op vele manieren afhankelijk is van de productie en consumptie van dierlijke producten. Er is de economisch belangrijke vleesindustrie en haar toeleveranciers, maar er zijn ook supermarkten, restaurants, auteurs van kookboeken en ga zo maar door. Zelfs áls we als maatschappij zouden beslissen het over een andere boeg te gooien, zou dat dat nog steeds niet makkelijk zijn, precies door die afhankelijkheid.”

"Je kan pleiten voor een meer empathische omgang met dieren, maar zolang we hen massaal exploiteren, is morele bewustwording geen evidente zaak"

Denkbeelden bevestigen

Populaire kindercultuur weerspiegelt in die zin een weerbarstige realiteit. Voor hun onderzoek Socializing superiority (2018) analyseerde Cole en Stewart enkele succesvolle kinderfilms, waaronder Finding NemoZootropolis en Jungle Book. Daaruit bleek hoe sterk de films bestaande denkbeelden bevestigen. Bijna nooit werden dieren op een waarachtige manier geschetst.“Zootropolis brengt het verhaal van een drukke stad, bevolkt door sterk vermenselijkte dieren”, geeft Cole mee. “Er figureren geen dieren die soort-specifiek gedrag vertonen. Hoewel de film ervoor pleit om verschillen tussen soorten te overstijgen, komt dit in de praktijk neer op verschillen tussen mensen. De scheidingslijn tussen échte dieren en mensen wordt niet overbrugd, integendeel. Kijkers identificeren zich vooral met de menselijke eigenschappen, niet per se met de dieren zelf.”

“Bij Finding Nemo kwamen we tot een vergelijkbare conclusie”, vervolgt Cole. “Die film lijkt te zeggen dat wilde dieren niet thuishoren in gevangenschap. Maar de reden waarom kijkers die boodschap oppikken is, opnieuw, de herkenbare, menselijke karaktertrekken van de personages. Dit gaat niet over dieren, het gaat over onszelf.” 

De moderne filmversie van Jungle Book (2016) durft volgens Cole wél onze relatie met dieren in vraag te stellen. “Het verhaal verkleint de gepercipieerde kloof tussen mensen en dieren en verbeeldt een gemeenschap met verschillende soorten. Mowgli verkiest uiteindelijk zelfs de natuur boven de mens. Toch onderschrijft zelfs Jungle Book het menselijk exceptionalisme. Een verzoening tussen mens en natuur, of de boodschap dat we dezelfde oorsprong delen, brengt de film niet."

De moderne filmversie van Jungle Book (2016) stelt onze relatie met dieren wel in vraag volgens Cole.

Kritische vragen aanmoedigen

Volgens Nederlands jeugdschrijver Jan Paul Schutten telt ook onze kinder- en jeugdliteratuur weinig verhalen die de heersende norm uitdagen. Enkele van Schuttens boeken doen dit zeer bewust wel. In zijn werk De Zwijnenbende redden twee kinderen een paar varkens uit de rivier. Als ze horen dat de varkens op weg waren naar het slachthuis, besluit hun vader de dieren op te kopen. Het gezin verzorgt de dieren tijdelijk bij hen thuis en wordt op slag vegetariër. 

Schutten hoopt dat zijn verhalen jongeren aanzetten tot ethische reflectie “Eerst red je twee varkens, want je wilt ze helpen. Vervolgens krijg je te horen dat ze eigenlijk al dood moesten zijn. Dat laatste willen lezers niet natuurlijk. Veel kinderen stellen zich nauwelijks vragen als ze een volgestouwd veetransport op de snelweg zien. Onze cultuur moedigt die vragen ook niet aan. In Nederland houden we slachtdieren en hoe we ze behandelen bewust buiten beeld. Met De zwijnenbende en ander werk probeer ik hen een gezicht te geven.”

Ook Schuttens non-fictiewerk wijst kinderen subtiel op tegenstrijdigheden in ons denken. “In mijn geplande kinderboek over psychologie wordt cognitieve dissonantie een belangrijk thema. Ik koppel het hoofdstuk aan hoe ambivalent we dieren behandelen. Bepaalde soorten vertroetelen we, anderen eten we op. Een varken is nochtans even gevoelig, en zelfs slimmer dan een hond. Ik leg zeer toegankelijk uit hoe cognitieve dissonantie die tegenstelling helpt te rijmen.”

De jeugdschrijver is geen grote fan van dierlijke personages met menselijke karakters. “Op die manier vertel je niets over de dieren zelf, of over hun natuurlijke leefomgeving. Zeker als je een belangrijk thema wil brengen, bijvoorbeeld over ethiek of ecologie, vertel je beter vanuit de leefwereld van het dier. In mijn boek De stadsvos schets ik een ontmoeting tussen enkele kinderen en een verdwaalde vos. De vos blijkt zich niet goed te voelen. Het eerste hoofdstuk wordt verteld vanuit het perspectief van de kinderen. In hoofdstuk twee verplaats ik mezelf zo goed mogelijk in het standpunt van een vos. Uiteindelijk komt er een boswachter tussenbeide en blijkt de vos zwanger te zijn."

Kinderboekenschrijver Jan Paul Schutten praat met basisschoolleerlingen in een boekwinkel over zijn boeken.
"Je moet kinderen niet onderwijzen dat vlees eten bepaalde consequenties heeft, je moet het hen laten zien en voelen. Als ze over voldoende informatie beschikken, zijn kinderen heus slim genoeg om zelf een keuze te maken"

De mainstream uitdagen

Schutten vermijdt liever het belerende vingertje. Dat werkt toch niet. “Je moet kinderen niet onderwijzen dat vlees eten bepaalde consequenties heeft, je moet het hen laten zien en voelen. Show, don’t tell. Zo begeleid je hen naar nieuwe inzichten. Na De zwijnenbende vertelden verschillende jongeren me dat ze dankzij mijn boek vegetariër geworden waren. Kinderen zijn slim genoeg om zelf een keuze te maken, op voorwaarde dat ze over voldoende informatie beschikken.”

“Ik geloof oprecht dat er een markt bestaat voor kinderverhalen die de mainstream uitdagen. Dat bewijst m’n succesvolle schrijverschap: vaak vertel ik verhalen die niemand anders durft te brengen. Kwantumfysica op maat van kinderen bijvoorbeeld. Of een boek met spruitjes in de hoofdrol. Vegetarisme en andere ethische thema’s passen wat mij betreft ook in die categorie. Ooit wil ik een boek schrijven waarin ik kinderen op een realistische manier inkijk geef in de vleesindustrie. Tegen dan wagen hopelijk ook andere auteurs zich aan het genre.”

Wie vaak een ‘kieken’ genoemd wordt, gaat er doorgaans van uit dat dit geen compliment is voor zijn intellectuele vermogen. Maar zijn kippen echt zo dom als wij denken? Gedragsbiologen menen dat kippen beschikken over zelfbeheersing, inlevingsvermogen en een persoonlijkheid.
Lees het artikel Waarom ‘domme kiekens’ lekkerder smaken

Bronvermelding