Zalm is een roofvis, die traditioneel veel wilde vis nodig had om gekweekt te worden. Vroeger kostte elke kilogram zalm drie kilogram aan wilde vis. Toen de zalmindustrie heel snel begon te groeien, werd wilde vis een steeds minder duurzame voedselbron. Je kan immers slechts een bepaalde hoeveelheid vis vangen, zonder de populatie blijvende schade toe te brengen.
In 1990 bestond wereldwijd gemiddeld 83 procent van het zalmvoer uit visolie en vismeel afkomstig van wilde vis en schaaldieren. Vandaag vervangen zalmkwekers dit steeds vaker door plantaardige bestanddelen, met als hoofdbestanddeel sojameel naast plantaardige olie, bonen en mais. In 2018 at de Noorse Atlantische gekweekte zalm voeder dat voor 28 procent bestond uit vis en schaaldieren en voor 72 procent uit plantaardige ingrediënten.
Visolie en –meel blijven voorlopig cruciale ingrediënten voor het voer van oudervissen en jonge zalmen, omdat de embryo’s en de larven voldoende voedingsstoffen nodig hebben voor de ontwikkeling.
Toch is plantaardige voeding niet helemaal duurzaam. In Zuid-Amerika leidt sojateelt bijvoorbeeld tot ontbossing en moet de eigen voedselvoorziening soms plaats ruimen voor soja voor de export. Bovendien doet het telen van meer landbouwgewassen het verbruik van zoet water stijgen (zie verder).
Soja is niet de enige mogelijkheid. Het Nederlandse bedrijf Protix experimenteert momenteel met zalmvoeder gebaseerd op insecten, meer bepaald de larven van de zwarte soldatenvlieg. Die larven zijn ook kandidaat als bestanddeel voor duurzaam kippenvoeder.