China is de absolute koploper in de theeproductie, met een jaarlijkse oogst van bijna 2,5 miljoen ton. Die hoeveelheid is goed voor 162 kopjes thee per persoon op aarde. Dat is 40 procent van de wereldproductie. Andere grote producenten zijn India (21%), Kenia (8%) en Sri Lanka (6%).
In deze grafiek zie je de top 15 van thee producerende landen.
Deze grafiek toont de groeiende theeproductie tussen 1961 en 2015. De productie is in die tijd liefst verzesvoudigd, en groeide van 984.000 ton (of 492 miljard theezakjes) naar 5.954.000 ton (2.977 miljard theezakjes). (Ter vergelijking: De wereldbevolking is tussen 1950 en 2000 met iets meer dan 143 procent toegenomen)
De legende wil dat thee uitgevonden werd door de Chinese keizer Shen Nung, omstreeks 2737 voor Christus. De keizer zou onder een theeboom gezeten hebben, terwijl zijn dienaar drinkwater kookte. Toen enkele blaadjes van de boom in het water vielen, besloot de keizer het aftreksel te proeven. De smaak beviel hem, en vele kopjes thee volgden. Volgens een andere versie van het verhaal, genazen de theeblaadjes Shen Nung van een vergiftiging.
Wat er ook van zij, China begon vanaf de vijfde eeuw thee te verhandelen met Turkije en daarna met Iran, Rome, het Arabisch schiereiland, Afghanistan, Pakistan en Korea.
Monniken brachten de thee in het jaar 805 naar Japan, als stimulerend drankje dat hen wakker hield tijdens het mediteren.
Voor de opiumoorlogen tussen China en Groot-Brittannië (1839-1860) haalde Groot-Brittannië zo goed als al haar thee uit China. De handel in thee – en het Britse gebrek aan middelen om voor de thee te betalen – leidde tot die oorlogen. (zie Transport)
Daarna besloot de regering het monopolie van de British East India Company (BEIC) in de theehandel stop te zetten. Dat zette de BEIC ertoe aan haar werk te verleggen van de aankoop en verkoop van Chinese thee, naar de productie en verkoop van haar eigen thee. Zo zou de BEIC zijn nieuwe concurrenten een stap voorblijven.
De BEIC bestuurde in de tijd ook India, waar ze eerder (1830) al tevergeefs geprobeerd had om thee te kweken. Voor ze een tweede poging ondernam, stuurde de BEIC een spion naar China. Die verzamelde naast nuttige informatie ook zaadjes en zaailingen van de theeplant, en slaagde erin een aantal theeboeren te overtuigen om mee te gaan naar India.
In de streek Darjeeling slaagde de BEIC er uiteindelijk in om de eerste plantages uit de grond te stampen. Tijdens de daaropvolgende decennia verspreidden Britse ondernemers hun commerciële theeplantages doorheen India, Sri Lanka (toen Ceylon genaamd) en Afrika. Die waren veel grootschaliger dan de Chinese familieplantages en gebruikten de lokale bevolking als goedkope werkkrachten.
In 2015 trok de BBC naar de theeregio Assam in India en bezocht plantages die leveren aan onder andere Lipton en Twinings. Volgens de Indische wet maken sanitair en woonvoorziening deel uit van het loon van de plantagearbeiders. Maar de woonomstandigheden zijn er verschrikkelijk. De daken lekken en de muren zijn vochtig en vertonen scheuren. Veel families hebben niet eens een werkend toilet en moeten hun gevoeg doen tussen de theebosjes. Voor de toiletten die er wel zijn, ontbreekt een degelijke afvoer. Daardoor kan het afvalwater in contact komen met het grondwater, dat als drinkwater opgepompt wordt.
De reporters maakten ook beelden van kindarbeiders en werknemers die geen beschermende kledij droegen terwijl ze pesticiden aanbrachten. Ze stelden vast dat het loon van de arbeiders (1,53 euro per dag) beneden het wettelijke minimumloon lag (2,36 euro per dag). Verschillende arbeiders en hun familieleden waren dan ook ondervoed.
De plantages waren gecertificeerd door Rainforest Alliance, een label dat zowel het milieu als de arbeiders zou moeten beschermen. In een reactie gaf Rainforest Alliance toe dat de slechte huisvesting een systematisch probleem is. De woordvoerder maakte ook duidelijk dat de inspecteur tijdens de jaarlijkse controle geen kinderarbeid of een gebrek aan beschermingskledij had gezien. Anders zouden ze hun certificaat hebben ingetrokken.
Wel een duurzaamheidscertificaat, toch miserabele werkomstandigheden. Betekent dit dat labels als Rainforest Alliance helemaal nergens voor staan?
In 2012 publiceerden Nieuw-Zeelandse onderzoekers een studie naar de verdiensten van Rainforest Alliance voor de Keniaanse thee. Zij concludeerden dat plantages mét certificaat het beter deden op vlak van milieu en sociale omstandigheden. Gecertificeerde plantages hadden een beter afvalverwerkingssysteem, hielden de waterkwaliteit beter in de gaten en hadden een jachtverbod. De werkomstandigheden waren er beter en de arbeiders verdienden een beter loon. Toch was er ook nog veel werk aan de winkel. De huisvesting was nog steeds even slecht en 29 procent van de werknemers verdiende nog steeds minder dan het minimumloon. Ook de inheemse vegetatie op de gecertificeerde plantages was schaars en werd niet beter onderhouden dan op niet-gecertificeerde plantages. De onderzoekers besluiten dat er wel voldoende voordelen zijn om andere plantages aan te raden om zich te laten certificeren.
In 2015 droeg 17 procent van alle thee die wereldwijd verkocht werd een duurzaamheidslabel. Het meest voorkomende certificaat is dat van Rainforest Alliance. Daarna volgen Fairtrade, en biologische labels.
De arbeiders die de thee plukken, krijgen in de meeste landen geen vast maandloon. Hoeveel ze verdienen wordt dagelijks berekend op basis van hoeveel thee ze plukken. In augustus 2018 legden 400.000 Indische plantage-arbeiders het werk neer. Ze vroegen de regering om een stijging van het minimumloon per dag: van 169 Indische roepies (INR) (2,04 euro) naar 203 INR (2,45 euro). Twee maanden later kwamen ook tweeduizend Sri Lankaanse theeplukkers de straten op. Hun doel was een verdubbeling van het dagelijks minimumloon van 500 Sri Lankaanse roepies (LKR) (2,55 euro) naar 1,000 LKR.
Arbeiders die hun hele leven op een theeplantage doorbrengen, zijn bepaald geen uitzondering. De Internationale Arbeidsorganisatie (IAO of Engels ILO) rapporteert dat in Bangladesh 56 procent van de ondervraagde arbeiders geboren is op hun huidige plantage en 42,4 procent van een andere plantage afkomstig was.
Het merendeel (65%) van de werknemers met wie de ILO sprak, gaat ervan uit dat hij zelf de eigenaar is van het stuk grond waarop hij woont, terwijl het in werkelijkheid gaat om land dat de plantage huurt van de overheid. Doordat ze zelf geen grond bezitten, hebben de arbeiders in principe geen andere keuze dan op de plantage te blijven werken.
Sociale ondernemingen Initiatief Duurzame Handel (IDH) en True Price berekenden de externe kosten van de productie van een kilogram Keniaanse thee. Het verschil tussen de prijs en de echte prijs zijn de externe kosten: kosten die niet verrekend worden in de aankoopprijs van een product. Als je bijvoorbeeld gaat tanken, betaal je niet voor de kosten die de uitstoot van broeikasgassen en de klimaatopwarming uiteindelijk met zich meebrengen. IDH en True Price kwamen uit op een echte prijs van 1,05 euro per kilogram groene theeblaadjes. Dat is de som van de gangbare prijs, 0,35 euro/kg, en een externe kost van 0,70 euro/kg.
Het grootste deel van de externe kosten bij de theeproductie in Kenia, waren sociale kosten. Daarbij was het grootste probleem een te laag inkomen (29% van de externe kost), gevolgd door kinderarbeid (23%) en gebrek aan sociale zekerheid (14%). De belangrijkste milieukost was watervervuiling.
De grafiek toont waar de externe kosten nog meer vandaan komen. De afzonderlijke problemen worden verderop besproken.
In de Keniaanse theeproductie vormen lage lonen de grootste externe sociale kost. Het gaat dan niet alleen om onderbetaalde gehuurde werknemers, maar ook om familieleden die niet genoeg verdienen. Arbeiders op de plantage verdienen jaarlijks ongeveer 1.080 euro, wat neerkomt op 62 procent van een leefbaar loon in Kenia. Familieleden verdienen 1.340 euro per jaar, ofwel 77 procent van het nationaal leefbaar inkomen.
De plantage-eigenaars hebben vaak niet de mogelijkheden om hun werkkrachten genoeg te betalen. Zelf verdienen ze immers ook te weinig. Dat leidt tot nog andere sociale problemen, zoals kinderarbeid.
Het verhogen van het wettelijke minimumloon (momenteel 675 euro per jaar), aanpassingen aan belastingen en subsidies, het verhogen van de productiviteit van de plantage en het verhogen van de minimumprijs voor groene theebladeren kunnen een deel van de oplossing zijn.
Te lage lonen zijn een probleem voor theeplantage-arbeiders in verschillende andere landen, zoals India (zie eerder), Sri Lanka en Bangladesh.
Kinderarbeid is de op een na belangrijkste factor die bijdraagt aan de externe kost van Keniaanse thee. Op de theeplantages, vertegenwoordigen kindarbeiders naar schatting 15 procent van alle werkkrachten.
In Kenia werkt 36,6 procent van alle kinderen tussen vijf en veertien jaar oud, onder andere in de prostitutie. 85,8 procent van alle kinderen gaat naar school, wat wil zeggen dat een kleine 23 procent werken met school combineert. In 2017 nam de Keniaanse regering een aantal maatregelen om de ergste vormen van kinderarbeid te bestrijden. Zo is het secundair onderwijs er nu gratis en kwamen er extra opvangcentra voor voormalige kindarbeiders. Maar er is nog veel werk aan de winkel. Het protocol van de Verenigde Naties tegen de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderporno werd nog niet bekrachtigd door Kenia.
De werknemers op de Keniaanse theeplantages worden steeds minder vaak vast aangenomen door de theeplantage of -fabriek. In plaats daarvan werken ze met tijdelijke contracten. Daardoor missen ze de sociale zekerheden die een vaste werknemer wel heeft, zoals ouderschapsverlof, ziekteverlof en pensioenrechten. Omdat de meeste plantages kleine familiebedrijven zijn, maken gehuurde werkkrachten slechts 33 procent uit van alle arbeiders.
Hoe het leven er op en rond de Chinese theeplantages aan toe gaat, is onduidelijk. Zowel China Labor Watch en Human Rights Watch zeiden geen informatie hierover te hebben.
Er zijn weinig onafhankelijke studies beschikbaar die de impact van fair trade voor de thee-arbeiders onderzoeken. Een studie uit 2011 wijst uit dat de werknemers op de Indische plantages wel degelijk de voordelen van fair trade ondervinden, maar dat ze zich er meestal niet bewust van waren dat hun plantage gecertificeerd was. De arbeiders hadden het meeste baat bij de fairtradepremie (een som die bovenop het loon komt en betaald wordt aan de plantage) wanneer die geïnvesteerd werd in ontwikkelingsprojecten voor de gemeenschap. Jammer genoeg waren degenen die beslisten wat er met de premie gebeurden gewoonlijk geen vertegenwoordigers van de werknemers. Daardoor hadden lang niet alle werknemers even veel baat bij de premies.
Een rapport uit 2014 bespreekt de impact van fair trade op de teelt van thee, koffie en bloemen in Oeganda en Ethiopië. De conclusie luidt dat de werknemers op plantages met een fairtradecertificaat geen hoger loon of betere werkomstandigheden genoten dan elders. De onderzoekers voegen er wel aan toe dat dat kan komen doordat fairtrade-organisaties zich mogelijk vestigen in de armste, meest gemarginaliseerde gebieden.
Chai latte is een verwesterde versie van de Indische masala chai, letterlijk thee (chai) met kruiden (masala). In India maken de theeverkopers masala chai door zwarte theeblaadjes samen te koken met melk, veel suiker en kruiden zoals kaneel, gember, kardemom, steranijs, venkelzaad, peperbolletjes en kruidnagel. In koffiebars bij ons wordt chai latte vaak gemaakt op basis van een concentraat met kruiden en suiker.
Voor een kopje thee heb je ongeveer een theelepel of 2 gram losse thee nodig. Theezakjes bevatten doorgaans tussen 1,5 en 2 gram thee. Volgens de UK Tea and Infusions Association, is drie tot vier minuten laten trekken het best voor de meeste soorten zwarte thee. Ze stelden deze tabel op:
Theesoorten krijgen vaak de naam van de regio waar ze vandaan komen. Darjeeling is een district en Assam een staat in India, terwijl Sri Lanka vroeger de naam Ceylon had. Uva is een provincie en Dimbula een stadje in Sri Lanka. Earl Grey is vernoemd naar Brits eerste minister Charles Grey. Die kreeg ooit als diplomatiek geschenk de nu beroemde zwarte thee, op smaak gebracht met bergamotolie.
Thee die bestaat uit een mengeling van blaadjes uit verschillende streken, krijgen namen die ontspruiten aan de fantasie van de fabrikant (Act normal) of die het tijdstip aanduiden waarop de thee het best tot zijn recht zou komen (Irish Breakfast).
… de Nederlanders de eersten waren die op grote schaal thee in Europa importeerden? Dat gebeurde in het jaar 1606, vanuit het Indonesische eiland Java. Thee werd al snel populair in Nederland en verspreidde zich van daaruit naar de rest van Europa. Aanvankelijk was thee behoorlijk prijzig en konden enkel de rijken ervan genieten. Hoewel de Britse liefde voor thee vandaag wereldberoemd is, begon Engeland pas thee te importeren in 1664.
De handel in thee tussen Groot-Brittannië en China leidde in het begin van de 19e eeuw tot de opiumoorlogen. Als handelspartner had China veel te bieden, onder meer zijde, porselein en thee. Het probleem was dat Groot-Brittannië nauwelijks producten had die China interesseerden, op zilver na dan. Als gevolg verhandelde het land grote hoeveelheden zilver. Om die stroom te stoppen, smokkelden de Britten illegaal opium van India naar China. Daar verkochten ze die weer voor zilver, dat vervolgens gebruikt werd om thee mee te kopen. In 1839 betaalden ze alle thee met opium. Miljoenen Chinezen raakten verslaafd. China besloot de handel stop te zetten, wat leidde tot conflicten rond de inbeslagname van het opium en uiteindelijk tot twee opiumoorlogen tussen 1839 en 1860.
Thee kan je warm drinken of gekoeld met ijs, met een schijf citroen of op Engelse wijze met een scheutje melk. In sommige Aziatische landen, schenken ze thee met zoete, gecondenseerde melk. De Tibetanen drinken zelfs thee met boter en zout. In India is de kruidige chai – met onder andere kaneel, kruidnagel, peper en gember – populair.
Je kan theeblaadjes ook als groenten eten. Dat doen ze in Myanmar, waar lahpet (gepekelde thee) een populaire salade is. De Thai eten dan weer miang (gefermenteerde theeblaadjes).
De Turken, de Ieren en de Britten zijn het meest verslingerd aan hun dagelijks kopje thee. Dat blijkt uit gegevens van Statista.
Uitgedrukt in het gewicht van de droge thee, slurpte de gemiddelde Turk in 2016 3,17 kilogram thee op. Voor de Ieren was dat 2,19 kilogram, voor de Britten 1,94 kilogram. Als je ervan uitgaat dat elk theekopje precies twee gram thee bevat, dan weet je dat Turken ongeveer 4,3 kopjes per dag drinken. In Ierland stellen ze het met 3 kopjes en in het Verenigd Koninkrijk met 2,7.
Deze grafiek geeft de vijftien grootste theeverbruikers weer. Nederland staat op nummer twaalf, met 0,78 kilogram per persoon. De Belgen drinken veel minder thee: per persoon slechts 0,12 kilogram.