Van biet of riet tot suiker - in de vorm van een klontje, of toegevoegd aan koek, cola en ketchup.
Kristalsuiker, de gewone tafelsuiker, komt uit suikerbieten of uit suikerriet. Suikerbiet groeit voornamelijk op het noordelijke halfrond, suikerriet op het zuidelijke. De helft van de wereldwijde suikerbietproductie vindt plaats in Europa.
De gekleurde landen produceren suikerbiet. Hoe donkerder, hoe meer.
De gekleurde landen produceren suikerriet. Hoe donkerder, hoe meer.
De boer rooit zijn bieten tussen eind september en begin december. De wortels gaan naar de suikerfabriek. De bladeren blijven achter op het land, al is er onderzoek naar nuttige toepassingen ervan.
In de fabriek worden de bieten schoongemaakt en versneden in kleine reepjes of snijdsels.
De snijdsels gaan in een groot vat met heet water (70-75°C). De suiker in de cellen van de suikerbiet lost vanzelf op in het water. Op het einde wordt het suikerwater in een trommel opgevangen. Vaste stukken, zoals plantenvezels, worden eruit gefilterd.
In het suikerwater zitten nog heel wat andere stoffen dan suiker: zouten, mineralen, eiwitten en kleurstoffen uit de suikerbiet. Als de suiker ergens anders geraffineerd (gezuiverd) wordt, blijven die er voorlopig in. Het suikerwater kristalliseert en wordt gecentrifugeerd om de kristallen eruit te halen.
Bij de raffinage wordt de ruwe suiker opnieuw vermengd met water. De fabrikant verwijdert alle stoffen die geen suiker zijn door eerst ongebluste kalk aan het suikerwater toe te voegen en vervolgens koolzuurgas door het mengsel te blazen. Het koolzuurgas bindt zich met de kalk en vormt calciumcarbonaat. Dat hecht zich aan de onzuiverheden, waardoor ze zwaarder worden, zinken en eruit gefilterd kunnen worden.
Suikertransport over lange afstanden gebeurt met schepen. Omdat suiker vocht aantrekt en daardoor begint te klonteren, mogen de schepen niet geladen worden als het sneeuwt of regent. Geraffineerde suiker zit altijd in geweven kunststof zakken van polypropeen, met vanbinnen een laag polyethyleen. Polyethyleen is het meest voorkomende type plastic. Het houdt het vocht buiten.
Ongeraffineerde suiker wordt verplaatst in containers. Vooral ruwe suiker legt lange afstanden af per schip, vanaf de plaats waar de biet of het riet groeit. De suiker wordt vaak dichter bij de consumenten geraffineerd en reist daarna enkel nog over land, met de vrachtwagen of de trein.
Europa exporteert jaarlijks 1,3 miljoen ton suiker. De helft daarvan passeert langs de haven van Antwerpen. Qua suikerexport is Antwerpen zelfs de belangrijkste haven van Europa.
Bij het segment Verwerking staat ook een woordje uitleg over de chemie van suiker, maar om het verhaal goed te begrijpen, hier nog eens de belangrijkste informatie.
Suikers behoren tot de groep van de koolhydraten of sachariden. Die bestaan uit koolstof (C), zuurstof (O) en waterstof (H). De kleinste vorm ervan zijn de mono- en disachariden. Dat zijn koolhydraten die uit respectievelijk één of twee suikerdeeltjes bestaan. Van het monosacharide glucose bijvoorbeeld, zie je de chemische structuur hiernaast.
Tafelsuiker is een disacharide, genaamd sucrose. Het bestaat uit een combinatie van de monosachariden glucose (links) en fructose (rechts).
Fructose is 2,5 keer zoeter dan glucose.
Er bestaan ook langere ketens: polysachariden. Ze kunnen variëren in lengte. Zetmeel bestaat bijvoorbeeld uit polysachariden.
Als je het hebt over suikers in voeding, gaat het over mono- en disachariden. De Europese wetgeving voor voedseletikettering hanteert die definitie ook.
De voornaamste monosachariden in voedsel zijn glucose, fructose en galactose.
De voornaamste disachariden zijn sucrose, maltose (glucose + glucose) en lactose (glucose + galactose).
Alle verteerbare koolhydraten worden in de spijsvertering klein geknipt door enzymen en omgezet in glucose. Zetmeel is een verteerbaar polysacharide en wordt ook tot glucose verknipt in het lichaam. Glucose wordt opgenomen door de darmen.
Voor het effect op de gezondheid wordt vaak het onderscheid gemaakt tussen snelle (slechte) en trage (goede) suikers. Het idee daarachter is dat de korte koolhydraten (suikers, mono- en disachariden) sneller verknipt en opgenomen worden, waardoor ze de bloedsuikerspiegel snel doen pieken. De langere ketens zouden geleidelijker opgenomen worden. Dat onderscheid is echter te eenvoudig.
Suiker is in principe onbeperkt houdbaar. Het product trekt wel water aan, waardoor het kan gaan klonteren. Daarom kan je suiker best bewaren op een droge, koele plek en in een luchtdicht afsluitbare verpakking. Suiker die te warm staat kan condens vormen, die vervolgens geabsorbeerd wordt en klonters veroorzaakt. De klonters kan je gewoon losmaken met een vork.
Net als suiker, is honing houdbaar tot aan het einde der tijden. Alleszins, als het dekseltje goed op de pot zit. Archeologen ontdekken in Egyptische tombes weleens een honingpot of (met was afgesloten) honingraat met nog perfect eetbare honing.
De resten suikerbiet, waar al de suiker aan onttrokken is, worden gedroogd, geperst en gebruikt in veevoer.