Een hard snoepje bestaat uit verwerkte suiker. Voor een zacht, buigbaar snoepje is een geleermiddel nodig. Dat is vaak gelatine, dat wordt gewonnen uit varkens- of runderbotten en dito huid. Die bevatten immers collageen, een eiwit dat voor binding kan zorgen. Om het te verkrijgen worden huiden en botten schoongemaakt en fijngehakt, waarna in een heet bad allerhande stoffen oplossen tot enkel eiwitten overblijven. Door deze onder hoge druk te koken blijft een stroperig goedje over dat vloeibare gelatine is. Wanneer dat opstijft en in dunne schijfjes wordt gesneden, krijg je de bekende gelatineblaadjes. Het kan ook vermalen worden tot gelatinepoeder.
Meer en meer worden veganistische alternatieven voor gelatine gebruikt. In de voedingmiddelenindustrie zet men vaak pectine, arabische gom, xantaangom of gemodificeerd zetmeel in om drop, snoep of kauwgom te maken. Voor ijs grijpt men eerder naar natriumalganaat, johannesbroodpitmeel en guarise gom gezien gelatine slechter bindt bij temperaturen onder het vriespunt. Ook gelatine-vervangers onder de merknaam Excellion en Textrion worden gebruikt voor de industriële productie van toetjes en ijs. Particulieren kunnen gelatine vervangen door agar-agar, dat wordt gewonnen uit een rode algensoort of zeewiersoort. Experimenten met koud stollende gellerendevarianten wijzen op een grote energiebesparing, en dus ecologisch voordeel.