De koe is een veelzijdig dier: tijdens haar leven geeft ze ons melk, na haar dood eten we haar vlees en gebruiken we haar huid om er leer van te maken. Onbesproken is de teelt van runderen niet: koeien produceren methaan en andere broeikasgassen die impact hebben op het klimaat. In dit beknopte overzicht lees je in vogelvlucht welke weg een rund aflegt, van dekstier tot stoofvlees.
Wereldwijd lopen er zo’n 1,5 miljard koeien rond. Die leven voornamelijk in Brazilië, India en de Verenigde Staten.
Deze kaart toont de grootte van de rundveestapel per land. Hoe donkerder de kleur, hoe meer runderen.
Brazilië is het land waar de meeste runderen leven. Het gaat om bijna 215 miljoen dieren. Andere landen met veel koeien zijn India, de VS, China en Ethiopië. Deze grafiek toont, per miljoen, hoeveel runderen er leven in de vijftien landen met de grootste rundveestapel.
Hoewel de mens wereldwijd koeien houdt, leeft de voorouder van het rund niet meer. De oeros (Bos primigenius), een dier met een schofthoogte van 1,80 meter en indrukwekkende hoorns, was al belangrijk voor de mens toen we nog allemaal jager-verzamelaars waren. Getuige daarvan zijn de vele rotsschilderingen van oerossen. Toen de mens de oeros temde, zo’n tienduizend jaar geleden, betekende dat het begin van het einde voor het dier.
Niet alle oerossen werden gevangen door de mens. Een deel van hen dwaalde nog vrij rond door Europa, Azië en Noord-Afrika, maar ook zij werden bejaagd voor hun vlees. Langzaam maar zeker verdwenen de oerossen, tot ze in de 13e eeuw enkel nog in Oost-Europa leefden. In 1627 legde het laatste exemplaar het loodje.
Per koe is er op de vrachtwagen doorgaans minimaal tussen 0,95 m2 en 1,60 m2 voorzien. Heel grote runderen, die meer dan 700 kg wegen, krijgen meer ruimte. De minimale oppervlakten wordt bepaald door de Europese wetgeving en zijn gebaseerd op de ruimte die een dier nodig heeft om zijn evenwicht te houden. In theorie moet ieder dier ook in staat zijn om zich om te draaien.
Kalveren mogen de eerste tien dagen na hun geboorte alleen getransporteerd worden over afstanden van minder dan 100 km. Vanaf twee weken mogen kalfjes op internationale transporten van meer dan acht uur. De minimale ruimte die het kalfje krijgt in de vrachtwagen, hangt af van zijn gewicht en varieert van 0,3 tot 0,95 m2. Dat is dus altijd minder dan 1 m2.
Kalveren die jonger zijn dan zes maanden liggen tijdens hun transport op strooisel dat het vocht van urine en uitwerpselen absorbeert. Na een transport van negen uur hebben ze recht op een minstens één uur rust. Tijdens dat uur mogen ze melk drinken. Daarna mogen de kalfjes weer negen uur getransporteerd worden. Na deze periode van negentien uur, mogen ze 24 uur rusten in een speciaal daarvoor ingerichte ruimte.
De dierenrechtenorganisatie Eyes on Animals klaagde in mei 2019 het kalvertransport van Ierland naar Nederland aan. De organisatie bezocht de rustplaats (waar de kalfjes uitrusten en te drinken krijgen) en stelde vast dat de medewerkers kalveren schopten en sloegen. De vrachtwagen die de kalveren vervoerde was volgens Eyes on Animals ook niet in orde. De drinkspenen zouden niet geschikt zijn voor kalveren, maar voor biggen, en de chauffeurs hielden zich niet aan de wettelijk bepaalde rusttijden. Eerder schreef de organisatie ook een verslag over het kalvertransport van Polen naar Nederland.
In 2017 werden er 294.000 kalfjes naar Nederland ingevoerd, voornamelijk afkomstig uit Duitsland (71%), Ierland (6%) en België (5%).
België importeert jaarlijks 41.000 ton verwerkt rundvlees. Deze grafiek toont de twintig voornaamste landen waar dat vlees vandaan komt.
Voor de vrachtwagen de koe naar het slachthuis voert, krijgt ze een tijdje geen eten of water. Dat geldt niet alleen voor koeien, maar ook voor andere dieren. Bij runderen gaat het meestal om minder dan vierentwintig uur. Het vasten voorkomt dat sommige dieren ziek worden tijdens het transport, maar heeft ook zijn voordelen na de slacht. Het risico dat er onbedoeld maag- of darminhoud lekt verkleint, wat hygiënischer is voor de verwerking van het vlees.
Eenmaal aangekomen in het slachthuis, bekomt de koe of het kalfje van de rit, in de wachtruimte. Daar is altijd water voorzien. Een dierenarts controleert of het dier gezond is en of aan de wettelijke verplichtingen voor dierenwelzijn is voldaan. Zo moeten de dieren die in het slachthuis aankomen, beschikken over een dak en een minimale ruimte, kunnen drinken en zonder geweld behandeld worden. Is dat niet het geval, dan moet de dierenarts dat aangeven bij de Inspectiedienst Dierenwelzijn. De slacht vindt plaats maximaal één dag na het vertrek van bij de veehouder.
De koe of het kalf wordt door een medewerker van het slachthuis naar een apparaat geleid dat haar vastklemt. Daar plaatst de slachter een schietmasker tegen haar voorhoofd. Het schietmasker is een soort pistool dat een twaalf tot vijftien centimeter lange metalen pin in de hersenen schiet. In het ideale geval gebeurt dat met één schot. Bij een nerveuze koe die te veel met haar hoofd schudt, kan de pin zich verkeerd in het hoofd boren en is een tweede schot nodig. Dat gebeurt volgens het Panel on Animal Health and Welfare van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid bij 4 procent. Na een succesvol schot, verliest de koe het bewustzijn meteen en voelt ze niets van de halssnede.
Meteen na de bedwelming, hijst een kabel de koe aan één poot omhoog. De slachter snijdt de halsslagader door en de koe bloedt dood. Doordat het dier opgetakeld werd, verloopt het uitbloeden sneller.
De regels omtrent halal slachten beschrijven niet alleen de slacht, maar ook hoe het dier behandeld moet worden voor en na het slachten. Veel regels hebben oorspronkelijk als doel de angst bij het dier zo klein mogelijk te houden, al is hun effectiviteit een punt van discussie. Zo mag het dier geen getuige zijn van de slacht van soortgenoten of van de voorbereidingen op zijn eigen slacht. De slachter moet een praktiserende, volwassen moslim zijn.
De slacht zelf moet snel en schoon gebeuren, om lijden te minimaliseren. Het mes moet vlijmscherp zijn en in verhouding met de grootte van het dier. Het idee is om in één keer de halsslagader, luchtpijp en slokdarm door te snijden.
Net als bij een reguliere slachting, drijft men de koe naar een apparaat dat haar vasthoudt. Dat apparaat staat met de voorkant naar Mekka gericht. Vervolgens draait het 90° of 180° rond de lengteas, zodat de koe op haar zij of rug ligt. Daarna snijdt de slachter de hals door en bloedt de koe dood. Hierbij mag de koe het mes niet zien en zegt de slachter het slachtgebed ‘Bismallah Allahoe Akbar’ op. Vertaald: ‘In naam van Allah, Allah is groot’.
De rotatie van de koe versnelt het uitbloeden, iets wat bij een reguliere slacht gebeurt door het dier op te takelen, maar wreed zou zijn bij een dier dat nog bij bewustzijn is. Bij een snellere uitbloeding verliest het dier het bewustzijn ook sneller. Het nadeel van de rotatie is dat het voor de koe meer beangstigend is dan alleen maar vastzetten. In die positie drukt het lichaamsgewicht van de koe ook sterk op de longen, wat een gevoel van verstikking veroorzaakt. Daardoor is de rotatie beangstigend en stresserend. Een methode om het lijden te verminderen, is het gebruik van een schietmasker vlak na of gelijktijdig met de halssnede. Dat is nog steeds halal, zolang het dier nog leeft bij de aanvang van de halssnede.
Volgens het Belgische statistiekbureau Statbel, besteedde de doorsnee Belg in 2016 3 procent van zijn totale huishoudbudget (dat in totaal gemiddeld € 34.167 bedraagt) aan vlees. Dat is 20,6 procent van de uitgave aan voeding en dranken. Van het geld dat we uitgeven aan vlees, gaat zo’n 15,6 procent naar kalfs- en rundvlees.
De doorsnee Belg eet jaarlijks naar schatting 4,4 kg rundvlees en 0,6 kg kalfsvlees. Deze grafiek toont de gemiddelde vleesconsumptie per Belg in 2018.
De Vlaming consumeert steeds minder kalfs- en rundvlees. In 2008 was dat nog 6,71 kg per persoon uit 2008, in 2017 daalde de consumptie naar 4,62 kg per persoon per jaar.
Volgens de cijfers van de OECD, consumeert de gemiddelde wereldburger zo’n 6,4 kg rund- en kalfsvlees per jaar. Verwerkt vlees wordt daar ook bij geteld, wat kan verklaren waarom het Vlaamse cijfer lager ligt. De grootste rundvleeseters ter wereld vindt je in Argentinië, waar de gemiddelde persoon niet minder dan 39,9 kg rundvlees eet per jaar. Daarop volgen de Verenigde staten en Brazilië. Deze tabel geeft de tien meest consumerende landen van de OECD weer.
In 2017 behoorden de Belgen bij de grootste consumenten van kalfsvlees in Europa.
Frankrijk spant de kroon met 35 procent van de totale consumptie in Europa. Jaarlijkse consumeren de gemiddelde Fransman zo’n 3,5 kg kalfsvlees. Deze grafiek toont de vier belangrijkste consumenten.
In een koelkast van 4°C, is gemalen of gehakt vlees een dag houdbaar. Rauw, versneden vlees blijft twee dagen goed en gebakken vlees drie tot vier dagen. In de diepvries kan je vlees veel langer bewaren, al eet je het best binnen de tien maanden op.
De huiden van koeien en stieren worden verwerkt tot leer. De huid met de beste kwaliteit zit op de rug, maar veel hangt ook af van het ras. Leer van de Belgische witblauw is niet zo gegeerd omdat het vrij dun is en de zoogkoeien een litteken hebben door de keizersnede. Ook insectenbeten of wondjes door tegen prikkeldraad te schuren verlagen de kwaliteit.
Delen van het dier die wij niet eten, smikkelen Felix en Bobbie vrolijk op. Het gaat bijvoorbeeld over orgaanvlees, de onderste helft van de poten, de staart en delen van de kop. Het vlees wordt wel geklasseerd als ‘geschikt voor menselijke consumptie’ en is dus van goede kwaliteit. We willen het gewoonlijk niet zelf opeten vanwege de smaak of omdat we het niet gewend zijn. De Europese wetgeving verbiedt het om vlees te gebruiken dat afkomstig is van natuurlijk gestorven of geëuthanaseerde dieren.