Traditioneel ontslijmt men palingen door hen levend in een zoutbad te gooien. Dat maakt de vissen makkelijker hanteerbaar, maar gaat gepaard met een pijnlijke doodstrijd en heftige bewegingen. Daarom wordt die methode ook wel doodkruipen genoemd. Soms worden de palingen al verder geslacht voor ze dood zijn. In Nederland is die wrede methode vandaag verboden. Sinds 2018 moeten palingen bedwelmd worden voor het slachtproces. Dat kan bijvoorbeeld met een machine die een stroomstoot toedient. Daarmee is paling de enige vis in Nederland die niet onverdoofd geslacht mag worden. Ook bij palingen die humaan gedood zijn, wordt de slijmlaag vaak verwijderd door middel van een zoutbad.
Vissen zijn in staat om pijn en ongemak te voelen, maar die vaststelling wordt niet of nauwelijks weerspiegeld in dierenwelzijnswetten. Voor andere landbouwdieren bestaat er een Europese verordening die bepaalt hoe ze verdoofd en geslacht moeten worden. Voor vissen bestaat die niet.
Als de palingen rijp zijn voor de slacht, plaatsen kwekers hen voor 24 tot 168 uur in zogenaamde afzwemtanks. Daar krijgen ze geen voer meer, zodat ze tijdens het transport minder afvalstoffen uitscheiden in het water waarin ze zwemmen. Om de transportwagen te laden stort de kweker de palingen vanuit de afzwemtanks in een kist zonder water. Vervolgens worden de vissen overgeheveld naar tanks met water op de vrachtwagen of aanhanger.
Transporten van levende palingen binnen Europa duren een tot drie dagen. Binnen Nederland gaat het vaak om afstanden tussen 30 en 200 km. Als ze op transport zitten, bevinden de palingen zich in watertanks met temperaturen tussen 12 en 24 ºC, afhankelijk van het bedrijf. Sommige bedrijven controleren ook de waterkwaliteit en meten bijvoorbeeld iedere twee uur het zuurstofgehalte. Per duizend liter water bevatten de tanks gewoonlijk zo’n 300 kg palingen.