Bedreigingen voor de teelt van kokospalmen zijn kevers, ziekten, schimmels, bacteriën en virussen. Zo is er het Bogia Coconut Syndrome, een fytoplasmische ziekte die door insecten wordt overgedragen. Die zorgt ervoor dat de kokosnoten voortijdig van de boom vallen, bladeren vergelen en bomen uiteindelijk sterven.
De sprinkhanensoort Sexava (de zogenaamde coconut treehopper) kan ook erg schadelijk zijn. Sexavaplagen steken meestal de kop op na een periode van droogte, wanneer de dieren in groten getale opduiken en ’s nachts niet alleen de bladeren, maar ook de jonge vruchten en bloemen kaalvreten. Een kokospalm die op deze manier voor zeventig procent beschadigd is, kan er tot twee jaar over doen om opnieuw dezelfde opbrengst als voorheen te leveren.
Tegenwoordig is de neushoornkever het meest verspreid. Die knaagt gaten in de scheuten van de nieuwe bladeren. De kevers worden bestreden met feromoonvallen, waarbij hormonale geuren worden verspreid die hen weglokken van de planten en vangen.
Wanneer de kokosnoot van zijn bolster wordt ontdaan, kan die laatste nog als brandstof worden gebruikt. Bladeren van de kokospalm kunnen ook als dakbedekking gebruikt worden.