Deze website gebruikt cookies. Ik ga akkoord met de privacy policy
OK
Milieu

Waarom we zoveel voedsel verspillen, en wat eraan te doen

Jaarlijks gaat in Vlaanderen 907 miljoen kilogram voedsel verloren. De voornaamste redenen zijn overproductie en strenge cosmetische eisen. Verschillende spelers werken aan een toekomstplan tegen verspilling. ‘Groenten gebruiken als meststof is echt de laatste optie.’

Helena Vanrespaille

Bio-ingenieur en schrijft als journalist over landbouw en natuur.
Kromme komkommers die zijn afgekeurd omwille van hun uiterlijk.

Deze zomer kleurde de Brechtse Heide rood. Honderden kilo’s tomaten, paprika’s en een aantal courgettes lagen er in hopen op het weidegras. Ze waren nochtans perfect eetbaar, alleen vond de verkoper er geen afnemers voor. Dat is de voorbije weken wel vaker voorgekomen. Door het warme weer steeg de tomatenproductie in België met een indrukwekkende 15 à 20 procent, met als gevolg aanzienlijke overschotten. Uit pure onmacht besloot de veilingorganisatie die voor de verkoop instond om de groenten dan maar in te zetten als natuurlijke meststof.

Het voorval op de Brechtse Heide is geen geïsoleerde gebeurtenis. In Vlaanderen gaan bergen voedsel verloren. Met z’n allen gooien we jaarlijks zeker 907 miljoen kilogram eetbaar voedsel weg, waarvan 20 procent groenten en 29 procent fruit. Het merendeel van die gargantueske hoeveelheid komt vanuit de landbouw (330 miljoen kilogram). Het voorbeeld van de tomaten op de Brechtse Heide getuigt van dat aandeel. De andere grote verspillers zijn de consument (212 miljoen kilogram), de horeca en de cateringsector (76 miljoen kilogram) en de retailsector (43 miljoen kilogram).

Rijpe tomaten die op de Brechtse Heide zijn gedumpt en dienen als meststof.
"In 2009 heeft de Europese Commissie haar wettelijke eisen al versoepeld teneinde voedselverlies in te dijken, maar de sector blijft de oude voorschriften hanteren"

De blos is belangrijk

Dikwijls zijn het cosmetische eisen die aan de oorzaak liggen van het voedselverlies. Meer dan een derde van alle groenten en fruit die uit de landbouw verloren gaan – jaarlijks 120 miljoen kilogram –, voldoen niet aan de vooropgestelde ‘schoonheidsidealen’. De eisen worden uitgeschreven door verschillende instanties.

Voorop staan de groothandelaars, die groenten, fruit opdelen in drie klasses: Extra, Klasse I en Klasse II. De eerste klasse is voorbehouden voor de exemplaren van superieure kwaliteit. Klasse I zit daar een rang onder en bevat producten van ‘goede kwaliteit’ met de ‘kenmerken van de variëteit’. De producten mogen kleine afwijkingen vertonen, maar niet zozeer dat ze het uiterlijk, de kwaliteit of de houdbaarheid negatief beïnvloeden. Producten van Klasse II mogen iets meer afwijken, maar moeten wel nog voldoen aan hun ‘essentiële kwaliteiten’. 

De eisen waaraan de groothandelaars zich houden, zijn gebaseerd op voorschriften van de Europese Commissie. In 2009 heeft die haar wettelijke eisen al versoepeld teneinde voedselverlies in te dijken, maar de sector blijft de oude voorschriften hanteren. Tegen die tijd was de hele voedsellogistiek immers al afgestemd op de standaardvormen van de verschillende groenten- en fruitsoorten. Bovendien stellen veilingen vaak nog bijkomende strenge eisen bovenop de oude wettelijke eisen van Europa. De grootte van de rode blos op een Jonagoldappel bepaalt bijvoorbeeld in welke klasse hij terechtkomt. In de praktijk is er dus weinig of niets veranderd. Alleen de wettelijke eisen aanpakken blijkt onvoldoende te zijn.

"Vaak is het aanbod onvoorspelbaar, en omdat verse groenten snel bederven, is opslag niet altijd mogelijk"

Weer- en koopgrillen

De consument bestendigt die strenge cosmetische voorwaarden. Velen kiezen al dan niet bewust voor de producten die er het beste uitzien. Dat blijkt uit rondvraag bij supermarkten, die bijna allemaal aangeven dat groenten en fruit met imperfecties aan het einde van de dag nog steeds in hun rekken liggen.

Door die tendens belanden we in een straatje zonder einde: de winkelbediende vult de rekken ’s ochtends aan met mooiere groenten en fruit, die andermaal beter verkopen dan de minder aantrekkelijke exemplaren die er al lagen. De markt past zich aan door de standaarden op te krikken, in de hoop minder onverkochte groenten en fruit over te houden. Uiteindelijk is er voor misvormde producten geen plaats meer in de rekken.

Niet elke groente- of fruitsoort heeft even hard te lijden onder de wedloop. Bij komkommers, paprika’s, tomaten, aardbeien en andere serreteelten vallen de cosmetische verliezen best wel mee. Bij komkommers bijvoorbeeld gaat minder dan 4 procent van de productie omwille van die reden verloren. Dat komt omdat serreteelten niet met hun wortels in de grond staan, maar in een goed gecontroleerde voedingsoplossing, zodat telers misvormingen kunnen voorkomen.

Teelten in volle grond, zoals kolen, bladgroenten, wortelen en aardappelen, lijden meer onder misvormingen, door grillige weersomstandigheden of bodemproblemen. Dat geldt ook voor biogroenten, die verplicht in de grond staan. Voor deze soorten geven misvormingen vaker aanleiding tot voedselverspilling.

Het probleem van voedselverspilling heeft nog andere oorzaken dan cosmetische eisen. Vaak is het aanbod onvoorspelbaar, en omdat verse groenten snel bederven, is opslag niet altijd mogelijk. Dat was het geval voor de tonnen tomaten, paprika’s en courgettes op de Brechtse Heide.

Supermarkten willen graag een stabiel en ruim gamma aanbieden. Daarmee hopen ze tegemoet te komen aan het grillige koopgedrag van de consument. Dat wordt bepaald door allerlei variabelen, van voedingshypes tot weersomstandigheden. Maakt een supermarkt bij het inkopen van producten een verkeerde inschatting, dan blijft die vaak met bedorven of overtollige producten zitten.

Mensen krijgen ook groenten en fruit bij de voedselbank.
"Het was al jaren geleden dat we nog groenten als bemesting moesten storten, maar dit jaar was de productie uitzonderlijk hoog"

Laatste optie

Niet alle voedsel dat verloren gaat, belandt op een heide als meststof. Ongebruikte voedingsproducten probeert men zo veel mogelijk te herbestemmen. Daarvoor is een cascadesysteem van kracht.

Bij voorkeur wordt ongebruikte voeding ingezet voor menselijke consumptie, via schenkingen aan sociale organisaties. Als dat niet kan, probeert men het te slijten als veevoer aan varkens-, kippen- of koeienhouders. De derde optie is verwerking tot een hoogwaardig product zoals compost, en de vierde is er energie mee opwekken, bijvoorbeeld via een vergistingsinstallatie.

‘Voedsel storten als meststof blijft over wanneer andere opties uitgesloten zijn en nadat eerst een vergunning werd gevraagd aan de OVAM’, zegt Sofie De Keyser, woordvoerster bij de OVAM, de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij.

Ook voordat de veiler van Hoogstraten besloot om tonnen groenten op de Brechtse Heide te storten als meststof, heeft de organisatie alle andere opties overwogen. ‘We zagen enkele weken daarvoor al aankomen dat er door de hitte veel tomaten zouden zijn’, zegt Luc Peeters, relatiebeheerder bij BelOrta, een gerelateerd veilingbedrijf. ‘Maar onze waarschuwingen over lage prijzen werden niet opgepikt.’

‘Doorgaans geven wij al onze marktoverschotten weg aan sociale organisaties’, vervolgt Peeters. ‘Het was al jaren geleden dat we nog groenten als bemesting moesten storten. Maar dit jaar was de productie uitzonderlijk hoog.’

Vandaag krijgt 92 procent van alle voedselreststromen, waaronder ook niet-eetbare delen zoals sinaasappelschillen, een andere toepassing. Daarvan krijgt 43 procent een nieuwe bestemming als veevoeder en 21 procent gaat de biovergister in voor groene energie. 17 procent eindigt als meststof. Voor de eerstkomende jaren nemen initiatiefnemers zich voor om de resterende 8 procent aan niet-herbestemde voedselverliezen te reduceren en om voor de 92 procent die vandaag wordt herbestemd een alternatief hoger in de cascade te vinden.

"Het Vlaams Ketenplatform Voedselverlies nam zich voor om tegen 2020 voedselverlies met 15 procent te reduceren"

Toekomstplan

Beter nog dan voedsel te herbestemmen, is voorkomen dat het ongebruikt blijft. In 2015 verzamelden de grote schakels in de voedingsketen – met onder meer de voedingsindustrie, de Boerenbond, Horeca Vlaanderen, de supermarkten en de Vlaamse overheid – zich in het Vlaams Ketenplatform Voedselverlies.

De organisatie nam zich voor om tegen 2020 voedselverlies met 15 procent te reduceren. Onder voedselverlies verstaat ze zowel pure verspilling van eetbare producten als onvermijdbare nevenstromen, zoals sinaasappelschillen. ‘We willen het verlies doorheen de hele keten beperken’, klinkt het daarover bij de OVAM.  

Een belangrijke manier om verlies te reduceren, is aanbod en afname beter op elkaar af te stemmen. In dat opzicht riep het Ketenplatform de website schenkingsbeurs.be in het leven, een platform waar voedseloverschotten worden aangeboden aan sociale organisaties. 

Via de website worden ook logistieke moeilijkheden aangepakt. ‘BelOrta werkt sinds enkele jaren mee aan een regelmatig collectief transport van groenteoverschotten naar het Limburgse Diepenbeek. Daar kunnen vrijwilligers de groenten ophalen’, zegt Peeters. Zowel voedseloverschotten als onverkoopbare misvormde groenten vinden zo hun weg naar sociale organisaties.

Na drie jaar beginnen de inspanningen van het Vlaams Ketenplatform hun vruchten af te werpen. In het rapport van 2017 van de Belgische Voedselbanken staat te lezen dat zij dat jaar 16.500 ton aan levensmiddelen mochten ontvangen, 9,2 procent meer dan het jaar daarvoor.

Consument verleiden

Ten slotte kan de consument een duwtje in de rug gebruiken om zijn aankopen beter af te stemmen op het aanbod. ‘Supermarkten moeten hun klanten kunnen aanzetten om beter te kopen’, vindt Elke Markey, communicatiemedewerker bij FoodWIN, een netwerk van initiatieven tegen voedselverspilling. ‘Door producten die meer dan ruim voorradig zijn sterker in de kijker te zetten, bijvoorbeeld op ooghoogte in het rek, wordt de consument sneller verleid om de groenten van het moment in zijn winkelkar te leggen. Het beeld dat de consument krijgt in de supermarkt moet het werkelijke aanbod laten zien.’

Ook wat betreft de aankoop van groenten en fruit uit klasse II of lager kan er nog wat bewegen. Sommige supermarkten hebben al acties gelanceerd over misvormde groenten en fruit, om zo hun klanten aan te zetten ook eens een kromme wortel mee te nemen. De acties waren voornamelijk ludiek en sensibiliserend.

Tests met prijsverlagingen blijken klanten succesvol aan te sporen om minder kieskeurig te zijn. Eén derde zou bij een prijsdaling sneller imperfecte producten aankopen. Op den duur zou de hele markt wat toleranter worden voor imperfecties en voedselverlies bij de landbouwer beperken.

Verschillende acties hebben de verspilde voedselberg al aanzienlijk verkleind. Of Vlaanderen het vooropgestelde doel van 15 procent minder verlies weet te halen, moet nog blijken. In elk geval is er nog ruimte voor verbetering, niet alleen bij de landbouwer en de supermarkt, maar ook bij de consument.

Bronvermelding