Deze website gebruikt cookies. Ik ga akkoord met de privacy policy
OK

Van net tot tomate crevette

Wil je in het heel beknopt weten welke weg een garnaal aflegt, van vangst tot bord? Je leest het in dit overzicht. In het Tracé van Garnaal gaan we overal veel dieper op in en vind je nog 1000 en 1 andere weetjes over de (noordzee)garnaal.  

Janno Lanjouw en Barbara Serulus

Researchers

Garnalen zijn kleine kreeftachtigen die op de bodem van zeeën en zoetwaterbekkens voorkomen. Er bestaan duizenden soorten. Veel ervan zijn goed te vangen en eetbaar, maar vissers richten zich met name op soorten die makkelijk in grote hoeveelheden te vangen zijn. Daarnaast worden garnalen ook op grote schaal gekweekt, alhoewel dat meestal weer geen echte garnalen zijn.

In het Tracé van Garnaal hebben we het vooral over een wild gevangen garnaal: onze eigen noordzeegarnaal. Dit kleine beestje laat zich vooralsnog lastig kweken – hoewel daar zeker pogingen toe worden ondernomen.

Een visser leegt een van de twee sleepnetten in een sorteercontainer, aan boord van een garnalenboot

Kreeftachtige met kannibalistische trekjes

De meest voorkomende garnaal in de Belgische en Nederlandse wateren is de Crangon crangon, beter bekend als de noordzeegarnaal. Hij leeft op modder en zandgronden van waaruit hij kan jagen en waarin hij zich in kan verstoppen voor roofdieren. De noordzeegarnaal is een omnivoor, maar vooral carnivoor roofdier en heeft ook kannibalistische trekjes. Per jaar kunnen de aantallen garnalen sterk fluctueren. Het ene jaar stikt het van de noordzeegarnaal,het volgende jaar vangen vissers ze met moeite. De populatie in de Noordzee kan instorten onder slechte omstandigheden, maar zich ook weer explosief herstellen. Een eigenschap die nauw samenhangt met de korte levenscyclus van de noordzeegarnaal.

Omdat de noordzeegarnaal vooralsnog alleen wild gevangen wordt, is er dus eigenlijk geen sprake van een echte teelt, maar wel van een vangst. Die vangst gebeurt met garnalenkotters die vissen met een zogeheten boomkor. Dat is een net dat over de bodem sleept en dat wordt opengehouden door een grote stalen balk (de boom). Omdat er meer zeedieren op de bodem leven, is er vrijwel altijd sprake van bijvangst, alhoewel er allerlei methoden zijn om die tegen te gaan – dat is ook in het belang van de visser zelf.

Koken en pellen

Eenmaal gevangen worden garnalen op een geheel eigen manier verwerkt. De belangrijkste stappen bestaan eruit dat de noordzeegarnalen voor consumptie worden gekookt en gepeld. Het koken gebeurt vrijwel altijd direct nadat de vangst is gesorteerd op maatse garnalen (garnalen die groot genoeg zijn om gevangen te mogen worden) en discards (garnalen die nog te klein zijn en die worden teruggegooid). Dus nog aan boord van het visserschip dat ze heeft opgevist.

Het pellen gebeurde tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw op grote schaal thuis, waar vooral vrouwen in vissersdorpen er een flinke cent mee bijverdienden. Tegenwoordig gaat meer dan 90 procent van de totale vangst aan noordzeegarnalen het volgende stadium van het Tracé in: na aanlanding gaan ze op internationaal transport. De rest, een gestaag groeiend deel, wordt vooral in Nederland gepeld door machines. Maar die techniek is nieuw en kan nog niet op grote schaal ingezet worden.

Retourtje Marokko

Het klinkt misschien gek, maar noordzeegarnalen, gevangen door een Belgisch of Nederlands vissersschip, die uiteindelijk ook in Nederland of België worden gegeten, zijn tussen vangst en consumptie vrijwel altijd in Marokko geweest. Dat heeft te maken met het pellen van de garnalen, dat vooralsnog mensenwerk is. Na aanlanding in een gecontroleerde haven worden de garnalen door handelaars – met name twee heel grote Nederlandse bedrijven (samen goed voor zo’n 85 procent van de markt) opgekocht en in grote gekoelde trucks naar Marokko gereden. 

In Marokko liggen de lonen zoveel lager dat het retourtje Noord-Marokko de goedkoopste optie is om garnalen op grote schaal te laten pellen. Daar komt natuurlijk wel de uitstoot en belasting van het gekoelde transport bij kijken. De garnalen moeten vanwege hun lange reis ook worden bewerkt met bewaarmiddelen.

Een viskraam op de vismarkt in Oostende.

Belgen zijn grote garnaalliefhebbers

Sinds de late middeleeuwen eten we garnalen. Eerst was de noordzeegarnaal een typisch ingrediënt voor de kuststreek. Vanaf 1960 was de democratisering van de garnaal compleet en stonden ze ook in het binnenland geregeld op het menu. Vanaf 1990 werden garnalen verpakt verkocht in de supermarkt. 

Hoewel België amper een rol speelt in het vissen op noordzeegarnalen (1%) en slechts een minimale rol speelt in de verwerking en handel in noordzeegarnalen (3%) is het toch het epicentrum van de consumptie van garnalen. Belgen eten niet minder dan 54 procent van de totale vangst. Wat concreet neerkomt op 500 gram garnalen per Belg per jaar. 

Garnalen zijn behoorlijk gezond: ze bevatten veel eiwitten en in verhouding weinig calorieën en (verzadigde) vetten. Ze bevatten ook de voordelen van een hoge dosis onverzadigde vetzuren zonder de nadelen van een hoog kwikgehalte. Al ontsnapt ook de noordzeegarnaal niet aan de microplastics in het zeewater: deze worden teruggevonden in het spijsverteringskanaal en deels mee geconsumeerd. 

Garnalenpel hergebruiken

Het voornaamste afvalproduct van de garnaal is zijn pantser. Deze reststroom heeft een groot potentieel om verder verwerkt te worden tot hoogwaardige producten, zoals chitine en chitosan: stoffen die nut kunnen hebben in de cosmetische sector, de farmaceutische sector en de voedingssector. Voorlopig zijn er echter nog te veel hindernissen om deze productie op grote schaal op te starten. Een andere optie is het verwerken van de schaal tot compost. Naar die methode wordt momenteel onderzoek gedaan door het ILVO (het Vlaamse Instituut Voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek).

Bronvermelding