Deze website gebruikt cookies. Ik ga akkoord met de privacy policy
OK
Sociaal

Mmmmminder mag: wat de zuivelindustrie verzwijgt

We moeten meer melk drinken, elke dag drie à vier glazen om precies te zijn. Slechts een enkeling houdt zich aan dat advies uit de melkcampagnes, en het is maar de vraag of dat zo erg is. Als het over melk en zuivel gaat, blijkt de grens tussen informatie en promotie in elk geval flinterdun.

Dieter De Cleene

Redacteur voor Eos - schrijft vooral over milieu, landbouw en voeding.
Ondanks alle melkcampagnes zijn we in België en Nederland maar matige melkdrinkers. Met een jaarlijkse consumptie van om en bij de 50 liter melk per persoon, bevinden we ons in de buik van het Europese peloton, met als koploper de Finnen.

Mmmmminder mag: wat de zuivelindustrie verzwijgt

We moeten meer melk drinken, elke dag drie à vier glazen om precies te zijn. Slechts een enkeling houdt zich aan dat advies uit de melkcampagnes, en het is maar de vraag of dat zo erg is. Als het over melk en zuivel gaat, blijkt de grens tussen informatie en promotie in elk geval flinterdun.

Op 1 juni is het wereldmelkdag, in het leven geroepen om de ‘bijna perfecte voedingsbron’ – luidens de aan de dag gewijde website – eens extra in het zonnetje te zetten. Voor zover dat nog nodig is in België en Nederland, landen met een rijke traditie op het gebied van melkcampagnes waar slogans als ‘Melk, goed voor elk’, ‘Melk. De witte motor.’ En ‘Melk. Een kracht van de natuur’ bekend in de oren klinken. In Nederland ligt de ‘Je lijf schreeuwt om zuivel’- campagne nog vers in het geheugen, en wie geregeld op de VRT afstemt, heeft vast al vernomen dat je met melk tegen een stootje kan. Toch zijn we maar matige melkdrinkers. Met een jaarlijkse consumptie van om en bij de 50 liter (witte) melk per persoon, bevinden Belgen en Nederlanders zich in de buik van het Europese peloton, met als koploper de Finnen, die maar liefst 122 liter verstouwen. Slechts een minderheid van de bevolking volgt de aanbeveling van de overheid – bij monde van het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie (VIGEZ) en het Voedingscentrum in Nederland – om dagelijks 3 à 4 glazen melk te drinken en één à twee sneetjes kaas te eten.

Niet iedereen ziet dat als een probleem. ‘De helft van de bevolking lijdt aan overgewicht en obesitas’, zegt Patrick Mullie, voedingsdeskundige aan het International Prevention Research Institute in Lyon en de Vrije Universiteit Brussel. ‘Dan nog tegen de mensen zeggen dat ze meer zuivel moeten consumeren, is om problemen vragen.’ Volgens Mullie moeten we de grootste problemen prioriteit geven. ‘We sterven niet aan calciumgebrek, maar aan overgewicht en hart- en vaatziekten. Het stimuleren van de zuivelconsumptie dient niet zozeer de volksgezondheid, maar wel bepaalde economische belangen.’

De voedingsrichtlijnen zijn ontworpen om tekorten te voorkomen, terwijl vandaag overconsumptie het grootste probleem is. (Foto: www.hetvirtueleland.be, collectie De Oude Kaasmakerij)

Algemeen nut

De richtlijnen rond zuivelconsumptie moeten vooral onze behoefte aan calcium dekken. De Belgische Hoge Gezondheidsraad beveelt voor volwassenen 1.000 milligram calcium per dag aan, net als de Nederlandse Gezondheidsraad. Wie een doorsnee voedingspatroon volgt, krijgt ongeveer 350 milligram calcium binnen. Zuivel consumeren is een makkelijke manier om de aanbevolen hoeveelheid te halen: een glas melk bevat ongeveer 184 milligram calcium, een sneetje Gouda 170 milligram. ‘Calcium is belangrijk’, zegt Mullie. ‘Maar ik betwijfel of zuivel in de huidige context het ideale vehikel is.’

Zo denkt ook Walter Willett, voedingsdeskundige verbonden aan Harvard Medical School, erover. Volgens Willett neemt zuivel een te prominente plaats in de voedingsdriehoek in en houden de huidige voedingsrichtlijnen te weinig rekening met recente wetenschappelijke inzichten. Ze zijn ontworpen om tekorten te vermijden, terwijl vandaag overconsumptie het grootste probleem is. ‘Vergeet ook niet dat de voedingsdriehoek is uitgewerkt door het Amerikaanse ministerie van Landbouw’, zegt Willett. ‘Op de adviezen rond zuivelconsumptie zitten de vingerafdrukken van de sector. En wat goed is voor de landbouw, is niet automatisch goed voor de mensen.’ In West-Europa lagen economische motieven aan de basis van de eerste grootschalige melkcampagnes, zoals de melkbrigade. Eddie Niesten beschrijft in zijn boek Milleke Melleke Mol. De terugkeer van de melkbrigade hoe de Europese landen na de Tweede Wereldoorlog alles in het werk stelden om zelfvoorzienend te zijn. ‘Plots dreigt de overproductie, zoals de befaamde boterbergen en melkplassen’, stelt Niesten. ‘In plaats van de productie te beperken, stimuleert men de uitvoer en het eigen verbruik. 

Willett en Mullie zien meer heil in alternatieve calciumbronnen (zie ‘Genoeg calcium zonder melk’). Want wie veel zuivel consumeert, neemt niet alleen calcium op. ‘In kaas zit veel zout, met een mogelijk nadelig effect op de bloeddruk’, vertelt Mullie. ‘We eten nu al dubbel zoveel zout als goed voor ons is. Zowel kaas als halfvolle en volle melk bevatten daarnaast verzadigde vetten die het cholesterolgehalte verhogen en zo het risico op harten vaatziekten doen stijgen. Een doorsnee persoon met een energiebehoefte van 2.400 kcal die vier glazen halfvolle of volle melk drinkt, krijgt respectievelijk 20 en 50 procent van zijn toegestane hoeveelheid van die schadelijke vetten binnen. Enige nuance bij het gezonde beeld dat de consument van melk en zuivel heeft, is dan ook op zijn plaats.’ Hoewel er natuurlijk ook magere melkproducten zijn, betwijfelt Mullie of iedereen voor die producten zal kiezen. Cijfers van het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM) geven hem gelijk. In 2015 was ruim de helft van de geconsumeerde melk halfvol.

Op de tweede plaats staat de volle melk en de magere melk eindigt pas als derde. Melkcampagnes zullen het tij niet keren. De spotjes die in het kader van de ‘MelkMoment’-campagne van de VLAM als ‘boodschap van algemeen nut’ op de openbare omroep te zien zijn, maken geen onderscheid tussen de melksoorten. Op de bijbehorende website wordt enkele keren vermeld dat magere en halfvolle melkproducten de voorkeur verdienen, maar dat volle melk veel vetten bevat, staat nergens expliciet. ‘De nadruk zou moeten liggen op enkel de magere producten,’ vindt Mullie, ‘maar men wil natuurlijk de verkoop van de volle melk niet schaden. We kunnen dan ook vraagtekens plaatsen bij campagnes die ongenuanceerd melk promoten als boodschap van algemeen nut.’

'Het vaststellen van de calciumbehoefte is een lastige zaak. Je kan geen 10.000 proefpersonen levenslang op een dieet van 500 mg calcium per dag zetten, 10.000 mensen 1.000 milligram laten eten en vervolgens kijken hoeveel botten ze breken als ze oud zijn'

De calciumparadox

Calcium is in ons lichaam betrokken bij een aantal essentiële processen zoals spiercontracties en bloedstolling, maar is vooral bekend als bouwsteen van ons skelet. De vaakst gehoorde argumenten voor zuivelconsumptie zijn dan ook sterke botten en de preventie van osteoporose, de ziekte waarbij de botdichtheid afneemt en de beenderen poreuzer worden, met een groter risico op botbreuken tot gevolg. Calcium wordt namelijk niet alleen in onze botten opgeslagen, maar er ook aan onttrokken. Als we jong zijn, wordt er meer bot gevormd dan afgebroken. Maar naarmate we ouder worden, gaat afbraak overheersen. De aanbevolen hoeveelheden calcium moeten ervoor zorgen dat we eerst een maximale botsterkte bereiken, en dat daarna de botafbraak beperkt blijft. Hoeveel calcium we precies nodig hebben voor levenslang gezonde botten, is moeilijk te zeggen. Er bestaat namelijk zoiets als de calciumparadox: osteoporose komt meer voor in westerse
landen, waar de calciuminname het hoogst is.

‘Het vaststellen van de calciumbehoefte is een lastige zaak’, vertelt Martijn Katan, hoogleraar voedingsleer aan de Vrije Universiteit Amsterdam. ‘Je kan geen 10.000 proefpersonen levenslang op een dieet van 500 milligram calcium per dag zetten, 10.000 mensen 1.000 milligram laten eten en vervolgens kijken hoeveel botten ze breken als ze oud zijn. Bij het bepalen van die aanbevelingen komt bijgevolg veel interpretatie kijken. Wat mij daarbij een beetje argwanend maakt, is dat veel onderzoek rond dit onderwerp is gefinancierd door de zuivelindustrie en dat de betrokken experts vaak goede contacten onderhouden met die industrie.’ 

Katan vindt de huidige aanbevelingen aan de hoge kant en verwijst onder meer naar het onderzoek van Ann Prentice, expert in voeding en botgezondheid bij de Britse Medical Research Council (MRC). Prentice nam al het onderzoek rond voeding en osteoporose onder de loep en besluit daaruit dat het risico op osteoporose toeneemt als de calciuminname onder 400 à 500 milligram zakt, maar dat er weinig bewijs is dat een nog hogere dosis meer bescherming biedt. 

Zo denkt ook de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) erover, die in een standpunt over osteoporosepreventie besluit dat er geen goede redenen zijn voor op de volledige bevolking gerichte campagnes, met uitzondering van een aantal bekende algemene adviezen die ook in de strijd tegen osteoporose nuttig kunnen zijn, zoals meer bewegen, meer groenten en fruit eten, minder zout eten, alcohol matigen en niet roken. ‘Het is niet bewezen dat iedereen meer melk laten drinken, om zo de calciuminname te verhogen, osteoporose voorkomt’, stelt ook Glenys Jones van de MRC. ‘In de aanbevolen hoeveelheden calcium is overigens een grote marge ingebouwd’, zegt Katan. ‘De aanbevelingen zijn hoog neergezet om te garanderen dat bijna iedereen (97,5 procent van de bevolking, red.) genoeg binnenkrijgt, ook de mensen met de hoogste behoefte. Maar dat betekent dat ze voor de meeste mensen te hoog liggen. De bewijzen dat we écht zoveel nodig hebben, zijn niet heel sterk.’

Hoeveel calcium we nodig hebben, hangt bovendien van allerlei factoren af – wat het onderzoek ook niet vergemakkelijkt. Zo bevorderen lichaamsbeweging en vitamine D de absorptie van calcium door de botten, en zorgen een hoge consumptie van zout en dierlijke eiwitten – vlees en vis – ervoor dat er meer calcium aan de beenderen wordt onttrokken, waardoor onze calciumbehoefte stijgt. De WHO beschouwt de hogere eiwitconsumptie in westerse landen, en de consumptie van dierlijke eiwitten in het bijzonder, daarom als een mogelijke verklaring voor de calciumparadox. De experts van de WHO becijferden hoeveel lager onze calciumbehoefte zou liggen als we ons voedingspatroon zouden aanpassen. Als we in plaats van 60 à 80 gram per dag slechts 20 à 40 gram dierlijke eiwitten zouden eten – ongeveer het verschil tussen het doorsnee voedingspatroon in ontwikkelde en ontwikkelingslanden – dan zou de aanbevolen calciuminname voor volwassenen kunnen dalen van 1.000 naar 750 milligram. Als we ook minder zout zouden eten, zou 450 milligram zelfs kunnen volstaan.

‘Het is natuurlijk extreem moeilijk om gewoontes te veranderen’, zegt Sander Kersten, verbonden aan de afdeling Humane Voeding aan Wageningen Universiteit. ‘Het ideale voedingspatroon bevat weinig vlees en veel granen, peulvruchten, groenten en fruit. Maar slechts een minderheid van de bevolking is gemotiveerd om het roer om te gooien.’ Daarop spelen de melkcampagnes volgens Mullie in. ‘Ze stimuleren onze gemakzucht, terwijl het duidelijk een complex verhaal is. Gezonde botten krijg je door voldoende calcium op te nemen, én minder dierlijke eiwitten en zout te eten én meer te bewegen. Maar we nemen liever iets extra dan inspanningen te doen.’

‘Het is niet bewezen dat iedereen veel melk laten drinken osteoporose voorkomt’

U aangeboden door de zuivelindustrie

De zuivelindustrie laat zich in dat complexe verhaal niet onbetuigd en doet meer dan campagnes op poten zetten. Zo sponsoren Danone, Yoplait, Nestlé, Friesland foods en Fonterra de International Osteoporosis Foundation (IOF) en – hoewel dat niet altijd even duidelijk is – ondersteunt de sector diverse websites en magazines, op maat van elke doelgroep. Wie op het internet op zoek gaat naar informatie over zuivel en gezondheid komt vroeg of laat terecht op sites als Zuivelengezondheid.nl en Zuivelonline.nl – beide ‘worden u aangeboden door de Nederlandse Zuivelorganisatie (NZO)’. In België is er Nice-info.be, de site van het Nutrition Information Center (NICE), dat een onderdeel is van de Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM). Voor al wie professioneel met voeding bezig is, brengt het NICE het magazine Nutrinews uit. Ook voor professionals is het Voeding Magazine van de NZO.

‘De zuivelindustrie is van oudsher goed georganiseerd, en zeer actief in het onderhouden van wetenschappelijke contacten, het sponsoren van onderzoek en het financieren van hoogleraars’, vertelt Katan. Gert-Jan Hiddink, de hoofdredacteur van Voedingsmagazine, bijvoorbeeld, heeft een leerstoel aan Wageningen Universiteit die betaald wordt door de NZO. ‘De sector zit achter veel dingen zonder dat je dat in de gaten hebt. Nu neem ik die industrie niet zo snel iets kwalijk – die moet ook zien te overleven – maar wetenschappers zouden wat terughoudender moeten zijn om daaraan mee te werken. Zo’n Voedingsmagazine zou een stuk minder geloofwaardig zijn als er niet steeds zoveel wetenschappers in zouden staan.’ Kersten uitte in het verleden al kritiek op Voedingsmagazine.‘Het lijkt een onafhankelijk blaadje met het laatste nieuws over voeding, maar het is het medium van de zuivelindustrie. Dat blijkt zowel uit het aantal artikels over zuivel als uit het feit dat die zelden een negatief aspect belichten.’

Dat laatste geldt bij uitbreiding voor alle genoemde websites, die het overwegend over de weldaden van zuivel hebben. Keren naast het belang van zuivel in de strijd tegen osteoporose vaak terug: melk en zuivelproducten verlagen het risico op hart- en vaatziekten en de consumptie van (magere) zuivelproducten kan helpen gewicht te verliezen. ‘Uit sommige epidemiologische studies – vaak door de sector gesponsord – blijkt inderdaad dat mensen die melk drinken minder hart en vaatziekten krijgen’, zegt Katan. ‘Maar de vraag is: zijn ze gezonder omdat ze melk drinken, of drinken ze melk omdat ze gezonder willen leven? Omdat er zoveel factoren zijn die meespelen, is het erg moeilijk om uit dit soort onderzoek sluitende conclusies te trekken. Het gaat in elk geval in tegen wat we al lang weten, namelijk dat mensen meer hartaanvallen krijgen als je ze veel melkvet geeft.’ 

Hetzelfde probleem doet zich volgens Kersten voor bij het onderzoek naar de relatie tussen calcium- en zuivelconsumptie en gewichtsverlies. ‘De wetenschappelijke bewijzen voor een positief effect zijn weinig overtuigend. Veel onderzoek rond dit onderwerp is bovendien uitgevoerd door één onderzoeksgroep rond de Amerikaanse  voedingsdeskundige Michael Zemel, een man die erg populair is in zuivelkringen, maar onder voedingswetenschappers een twijfelachtige reputatie heeft.’ Nu moet u twee keer raden welke naam op zowat alle vermelde sites vaak wordt aangehaald.

Het is een vaak terugkerend patroon: de zuivelsector financiert een of ander onderzoek en vallen de resultaten daarvan gunstig uit, dan wordt de wetenschapper in kwestie uitgenodigd op een symposium, gefinancierd door de sector, en/of vindt het onderzoek zijn weg naar de websites en magazines van de industrie. Dat zo ook de visie van artsen en voedingsdeskundigen wordt beïnvloed, lijdt volgens Kersten geen twijfel. ‘In een ideale wereld doorzien die dat natuurlijk. Maar als je ziet hoeveel energie bijvoorbeeld de farmasector steekt in het beïnvloeden van artsen, dan heeft het blijkbaar toch effect.’

'Moeten we dan niets meer geloven van al het positiefs dat ons over melk wordt verteld? Helemaal niet. Alleen is melk niet de noodzakelijke en onvervangbare bron van die voedingsstoffen waarvoor ze vaak wordt versleten'

Joris één à tweepinter

Moeten we dan niets meer geloven van al het positiefs dat ons over melk wordt verteld? Helemaal niet. ‘Magere melkproducten hebben onmiskenbaar een aantal positieve eigenschappen’, zegt Kersten. ‘Ze bevatten naast calcium ook hoogwaardige eiwitten, en vitamine A en B.’ Alleen is melk niet de noodzakelijke en onvervangbare bron van die voedingsstoffen waarvoor ze vaak wordt versleten.

‘Eiwitgebrek vormt in onze maatschappij geen probleem’, zegt Mullie, ‘We eten er veeleer te veel. En wie normaal eet, riskeert evenmin een tekort aan vitaminen.’ Enkel met calcium is het uitkijken. ‘Geen enkel voedingsmiddel is onvervangbaar’, zegt Katan. ‘Maar zelfs als je uitgaat van een lagere calciumbehoefte, kost het toch wat moeite om die te dekken als je zuivel achterwege laat. Met één à twee porties magere melk is dat veel makkelijker. Maar ik zie geen reden om dat aantal nog te verhogen.’ Voor wie zelfs dat niet ziet zitten, zijn er naast andere voedingsmiddelen die van nature veel calcium bevatten ook allerlei met calcium verrijkte producten op de markt, zoals fruitsappen, ontbijtgranen en sojadranken. ‘Andere calciumbronnen in de verf zetten, zou tegelijk onze consumptie van fruit en groenten stimuleren’, zegt Mullie. ‘Maar bij de vertaling van de neutrale richtlijnen van de gezondheidsraad naar de praktijk spelen nu eenmaal ook economische belangen. Vergeet bovendien niet dat zowat 15 procent van de westerse bevolking in meer of minder mate lactose-intolerant is (om die reden werd de slogan ‘Melk, goed voor elk’ door de Nederlandse Reclame Code Commissie als misleidend bestempeld, red.). Die mensen kunnen lactose – een suiker in melk – niet goed verteren, met darmklachten als gevolg, en hebben dus geen boodschap aan 600 ml melk per dag. Onze hoge zuivelconsumptie is trouwens eerder uitzondering dan regel, want lactose-intolerantie komt bij naar schatting driekwart van de wereldbevolking voor. Conclusie: je kan gezond leven mét melk, maar dat kan evengoed zonder.’ 

Kersten benadrukt dat we in het hele zuivelverhaal niet uit het oog mogen verliezen wat we dan wél drinken. ‘Is dat frisdrank, dan is dat natuurlijk geen goede zaak.’ Campagnes die melk promoten zijn volgens Mullie echter niet het ideale middel om mensen gezonder te doen eten en drinken, ook niet als daarbij in de marge het belang van evenwichtige voeding wordt onderstreept. ‘Kijk naar de realiteit. We eten niet gezond en evenwichtig. Het is daarom altijd gevaarlijk om de nadruk op één voedingsmiddel te leggen, zoals dat in het verleden bijvoorbeeld ook met olijfolie is gebeurd. Het resultaat is dat we alsmaar meer eten en toch niet gezonder worden.’ 

Credit: Wikimedia Commons

Genoeg calcium zonder melk

Wie niet van zuivel houdt, kan zijn dosis calcium onder meer uit de volgende calciumrijke producten halen (calciumgehalte in milligram per 100 gram):

  • Sesampasta (Tahini): 890

  • Sardines (in blik): 380

  • Gedroogde vijgen: 280

  • Lijnzaad: 255

  • Amandelen: 250

  • Tofu: 250*

  • Witte bonen (rauw): 240

  • Makreel (in blik): 240

  • Ansjovis (in blik): 230

  • Boerenkool (gekookt): 210

  • Hazelnoten: 200

  • Sojabonen (rauw): 195

  • Kidneybonen (rauw): 195

  • Waterkers: 180

  • Wakame (zeewier, rauw): 150

  • Chinese kool (gekookt): 125

  • Postelein (gekookt): 125

  • Broccoli: 100

*: gestremd met calciumsulfaat. Tofu die met een ander middel is gestremd bevat minder calcium.

NICE to Know

‘Een website als die van het NICE (Nutrition Information Center) vertoont duidelijk publication bias’, stelt voedingsdeskundige Patrick Mullie. ‘We moeten van het NICE geen objectieve evaluatie van zuivel verwachten.’ Inge Coene, voedingsdeskundige bij het NICE, vindt niet dat het instituut een eenzijdig, positief beeld over zuivel schetst. ‘We proberen een stand van zaken te geven van het onderzoek. Het klopt dat we positieve aspecten benadrukken, maar we proberen alles wel in de juiste context te plaatsen en niets te verzwijgen.’ 

Maar waarom vermeldt het NICE in zijn publicaties dan doorgaans dat de voedingsdriehoek 3 à 4 glazen melk of melkproducten voorschrijft, terwijl die het in werkelijkheid over melkproducten en calciumverrijkte sojaproducten heeft. ‘Het klopt dat sojaproducten minder worden benadrukt’, zegt Coene. ‘Aangezien we deel uitmaken van het VLAM (Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing, red.), is het normaal dat we ons iets meer focussen op de eigen landbouwproducten. 

'Toch staat die werking binnen het VLAM objectiviteit niet in de weg, vindt Coene. Op de website van NICE lezen we ook dat een wetenschappelijke adviesraad toeziet op ‘het objectieve en wetenschappelijke karakter van de publicaties.’ Dat blijkt bij navraag enkel op de de brochures en de artikels uit het blad Nutrinews te slaan, en niet op alles wat op de website verschijnt. 

Volgens André Huyghebaert, voormalig voorzitter van de vakgroep Voedselveiligheid- en kwaliteit aan de Universiteit Gent en een van de twee coördinatoren van de adviesraad, wordt die objectiviteit in de overgrote meerderheid van de gevallen – ‘misschien op een zinnetje hier en daar na’ – gerespecteerd. ‘Zeker als je het vergelijkt met publicaties gericht aanvoedingsdeskundigen die door andere sectoren zijn gesponsord.’ 

Erik Muls, verbonden aan de afdeling Experimentele Geneeskunde aan de KU Leuven en tweede coördinator van de adviesraad, verkoos niet op onze vragen te antwoorden. 

Een iets ander geluid horen we bij Yvan Vandenplas van de vakgroep Huisartsgeneeskunde aan de Vrije Universiteit Brussel, ook lid van de adviesraad. ‘Het is onze taak om te kijken of wat er staat correct is – rekening houdend met de studies waarop de artikels zijn gebaseerd – niet of alle aspecten worden belicht. Dat dat niet het geval is, lijkt mij logisch. Citroën maakt ook geen reclame voor Peugeot.’

Bronvermelding

  • Dit is een geactualiseerde versie van het artikel dat Dieter De Cleene eerder in Eos magazine schreef.