Deze website gebruikt cookies. Ik ga akkoord met de privacy policy
OK
Dierenwelzijn

Blije kip is ver te zoeken

Nederlanders worden er al jaren mee om de oren geslagen: de plofkip moet weg. Het 'kuiken dat in zes weken tijd wordt vetgemest tot vleeshomp van ruim twee kilo', zoals Stichting Wakker Dier het omschrijft, is hèt symbool van dierenleed geworden. Na felle campagnes verkopen supermarkten nu vlees van kippen met een nèt iets beter leven. In Vlaanderen kraait er vooralsnog geen haan naar het welbevinden van de vleeskip. ‘Een plofkip, dat is toch kipfilet waar ze water in hebben gespoten?’ Journalist Merel Deelder zocht uit hoe blij de Vlaamse vleeskip is. 

Merel Deelder

Journalist - Gespecialiseerd in het ethisch perspectief van milieu, voeding en veeteelt.
"De standaard Vlaamse vleeskip is een witte, snelgroeiende kip die in vijf tot zes weken uitgroeit van een 35 grams eendagskuiken tot een slachtrijpe ‘kip’ van ongeveer 2,5 kilogram"

Blije kip is ver te zoeken

Nederlanders worden er al jaren mee om de oren geslagen: de plofkip moet weg. Het 'kuiken dat in zes weken tijd wordt vetgemest tot vleeshomp van ruim twee kilo', zoals Stichting Wakker Dier het omschrijft, is hèt symbool van dierenleed geworden. Na felle campagnes verkopen supermarkten nu vlees van kippen met een nèt iets beter leven. In Vlaanderen kraait er vooralsnog geen haan naar het welbevinden van de vleeskip. ‘Een plofkip, dat is toch kipfilet waar ze water in hebben gespoten?’ 

De standaard Vlaamse vleeskip is een witte, snelgroeiende kip die in vijf tot zes weken uitgroeit van een 35 grams eendagskuiken tot een slachtrijpe ‘kip’ van ongeveer 2,5 kilogram. Afhankelijk van het ras wordt een kuiken volwassen na zo’n zes maanden. Technisch gezien is de vleeskip dus nog een kuiken ten tijde van de slacht. Deze kip krijgen het basislabel van Belplume, dat staat voor een reeks verscherpingen ten opzichte van de Europees vastgelegde normen, met name qua hygiëne. Meer dan 95% van de in Vlaanderen geproduceerde vleeskuikens valt onder dit keurmerk. Door haar groeisnelheid is dit wat Nederlanders de ‘plofkip’ noemen.

Een gemiddelde Belg eet grofweg 16 kilo kip per jaar. Dat komt overeen met ruim 300 gram kip per week en per persoon. Hoewel de vraag naar biologisch kippenvlees gestaag groeit, blijft het aandeel biologische vleeskippen in Vlaanderen zeer beperkt. Tussen 2010 en 2013 schommelde dit rond de 0,1%.

In 2010 had België een zelfvoorzieningsgraad van 116% voor kippenvlees. Het overgrote deel van de verse kip in de supermarkt komt dan ook van eigen bodem. Vlaamse kippenkwekers tekenen voor 87% van de Belgische vleeskippen. 

Wat moet de plofkip pikken?

De plofkip krijgt tijdens haar korte leven een hoop te verduren. Zo lijden de kuikens door hun snelle groei aan voetzool- en borstzweren. Kreupelheid en vroege sterfte blijken niet ongewoon. Bovendien leven de kuikens dermate dicht op elkaar gepakt, dat het lastig wordt om te bewegen als ze groter en zwaarder worden.  

In 2000 publiceerde een adviesorgaan een spraakmakend rapport over kippenwelzijn voor de Europese Commissie. Het bevatte een waslijst aan welzijnsproblemen onder vleeskuikens, waaronder verminderde activiteit, verminderde mogelijkheid om te rusten en het ontstaan van borstblaren en chronische ontstekingen door vochtig strooisel.

"De hoge 'bezettingsdichtheid' van de kippen is van grote invloed op hun welzijnsproblemen"

Haringen in een ton

De onderzoekers stelden dat de 'bezettingsdichtheid' - de mate waarin kippen op elkaar gepakt zitten - van grote invloed was op deze problemen. Goede ventilatie en een prettig klimaat kunnen deze problemen tot op zekere hoogte voorkomen. Maar bij een bezettingsdichtheid boven de dertig kilogram aan kippen per vierkante meter treden deze problemen bijna altijd op, concludeerden de onderzoekers. Bij een bezetting beneden de 25 kilogram per vierkante meter worden de belangrijkste problemen vermeden. 

Het advies luidde dan ook: enkel boeren die hun stalklimaat perfect op orde hebben, mogen in de buurt komen van de dertig kilogram per vierkante meter. Als we uitgaan van een slachtgewicht van 2,5 kilo, komt dat neer op een maximum van twaalf kippen per vierkante meter. Het scenario waarin je de grootste problemen vermijdt komt neer op zo’n tien kippen per vierkante meter.

"In Vlaanderen krijgen slechts twee soorten kip de ruimte die ze nodig hebben voor een min of meer gezond leven: de Biokip van Belki en de scharrelende Mechelse Koekoek"

Vragen om problemen?

Opmerkelijk genoeg nam de Europese Unie dit glasheldere advies niet op in haar richtlijnen. Sinds 2007 is de maximum bezettingsdichtheid vastgelegd op 33 kilogram per vierkante meter (zo’n dertien kippen). Pluimveehouders die aan bijkomende voorwaarden voldoen, mogen zelfs tot 42 kilogram per vierkante meter gaan - zes kippen dus!

De standaard Vlaamse Belplume zit op dit uiterste maximum van 42 kilogram per vierkante meter. Dat geldt overigens ook voor de kip die de Nederlandse supermarktketen Albert Heijn ter vervanging van haar plofkip verkoopt. In Vlaanderen krijgen welgeteld twee soorten kip echt de ruimte die ze nodig hebben voor een min of meer gezond leven: de Biokip van Belki en de scharrelende Mechelse Koekoek. Meer nog: de Biokip heeft minstens een derde van haar leven toegang tot de openlucht en heeft dan vier vierkante meter voor zichzelf.

Het gangbare vleeskuiken komt echter nooit buiten. “Het is een feit dat er weinig houderijen zijn waar kuikens de mogelijkheid hebben om buiten te komen”, stelt Suzy van Gansbeke van het Departement Landbouw en Visserij van de Vlaamse Overheid, “maar dat is een stukje vraag en aanbod. De vraag naar vlees van kippen die buiten komen is beperkt. Het is ook niet eenvoudig. Kippenvlees wordt zeer efficiënt geproduceerd. De consument wil een product dat diervriendelijk en milieuvriendelijk is, en ook nog eens voor een lage prijs. Dat kan niet tot in het uiterste verenigd worden.”

"De gemiddelde Vlaamse kippenhouder heeft 37.800 vleeskippen, waarvan er elke ronde 1.134 het loodje leggen voor de slacht"

De snelgroeiende plofkip

Naast de hoge bezettingsdichtheid zorgt ook de selectie op een snelle groei voor ongemak. De snelheid waarmee een kuiken groeit, wordt met name bepaald door het ras. Of een kuiken bestempeld wordt als ‘plofkip’ heeft dan ook alles te maken met keuze in ras, niet met de werkwijze van de boer.

Danny Coulier is vleeskuikenhouder en voorzitter van de Landsbond Pluimvee. Zijn bedrijf telt 110.000 snelgroeiende vleeskuikens, verdeeld over drie stallen, allen met het standaard Belplume label. Volgens hem is het de taak aan de boer om maximaal in te zetten op welzijn. Dat bepaalt namelijk het inkomen: “Als boer proberen wij de dieren maximaal te verzorgen. Als dieren zich niet goed voelen, dan gaan ze minder goed presteren. Ik werk aan een goed welzijn door continue controles in de stallen op voeding, drinkwater en het klimaat, maar ook met droog strooisel.”

Toch laat onderzoek zien dat het over het algemeen niet goed gesteld is met het welzijn van snelgroeiende vleeskuikens, zelfs als ze goed verzorgd worden. Hun snelle groei kan tot acuut hartfalen leiden, waardoor de kip sterft voordat ze in het slachthuis aankomt. De mortaliteit onder vleeskippen ligt in Vlaanderen rond de 3 procent. De gemiddelde Vlaamse kippenhouder heeft 37.800 vleeskippen, waarvan er dus elke ronde 1.134 het loodje leggen voor de slacht.

"De kuikens kunnen hun snelle groei niet bijbenen. 47 procent van de vleeskuikens in Vlaanderen lijdt aan kreupelheid"

Zere poten

De kuiken kunnen hun snelle groei niet bijbenen. 47 procent van de vleeskuikens in Vlaanderen lijdt aan kreupelheid. Hieraan gelinkt zijn borstblaren en voetzoolzweren. Doordat de kuikens weinig bewegen, worden hun poten en borst vrijwel continu blootgesteld aan ammoniak uit de ontlasting in het strooisel.

Frank Tuyttens doet voor het ILVO (Instituut voor Landbouw- en Visserij Onderzoek) onderzoek naar diergedrag en dierenwelzijn in de veeteelt. Hij omschrijft de zweren als een soort brandwonden. Ze hebben volgens hem ernstige gevolgen voor het welzijn van de kuikens: “De zweren zijn erg pijnlijk. Het hindert ze sterk in hun bewegingsvrijheid.”

Uit onderzoek van ILVO bij veertig Vlaamse pluimveebedrijven bleek dat 78 procent van de kuikens last had van een ernstige vorm van voetzoolzweren, vertelt Tuyttens. Volgens hem is dat het meest verontrustende welzijnsprobleem onder vleeskuikens. Het verbeteren van de strooiselkwaliteit is volgens hem een belangrijke stap in de richting van een oplossing. “Het strooisel blijft de hele productieronde liggen. Als de dieren ouder worden, neemt de hoeveelheid mest en bijtende substanties toe.”

Thea van Niekerk, onderzoeker voor Wageningen UR naar pluimvee en welzijn, beaamt dit. “Door het grote gewicht van de snelgroeiende kuikens worden hun voetzolen voortdurend in het broeiende strooisel gedrukt, waardoor de zweren ontstaan. Bij een ideale strooisel laag zou er niet zo veel aan de hand zijn, maar dat is moeilijk te realiseren.” En het strooisel tussentijds vervangen is geen optie: “Dat is niet te doen. Als de kuikens heel klein zijn, dan kun je ze nog wel aan de kant schuiven, maar dan is vervanging van het strooisel nog niet nodig. Als ze groter worden en de hoeveelheid ontlasting neemt toe, dan is er geen ruimte meer voor een verschoningsbeurt.”  

"Het is goed om te kijken naar wat de dieren van nature doen en op basis daarvan een huisvesting te ontwerpen"

Een tevreden vleeskuiken

Dat het leven in de industrie geen pretje is voor vleeskuikens, moge duidelijk zijn. Hoe zou het leven van een tevreden vleeskip er dan wel uitzien? Daarvoor wordt er meestal vergeleken met wilde voorouders of vrije soortgenoten, die vanuit hun ‘natuur’ leven.

Zo stelt ook de Vlaamse Overheid in een brochure over de huisvesting van vleeskuikens.

“Kippen zijn van nature dagdieren die in kleine groepjes van vier tot enkele tientallen leven. ’s Nachts wordt in bomen geslapen. (..) Paringsgedrag wordt voorafgegaan door baltsgedrag (dat aangeleerd wordt door het samen opgroeien van hennen en hanen). Naarmate hennen geslachtsrijp worden, krijgen ze behoefte om nestgedrag uit te voeren.(..)” 

De werkelijkheid staat mijlenver van die beschrijving af. In de industrie leven kippen met duizenden samen in grote stallen. Van paringsgedrag is er geen sprake, want de kippen zijn allang geslacht wanneer dergelijke gedragingen aan de orde komen, zo stelt ook de huisvestingsbrochure. Om tegemoet te komen aan de natuur van het vleeskuiken luidt het schamele advies om te voorzien in ‘voldoende ruimte’ en de aanwezigheid van ‘te manipuleren materiaal, zoals strooisel’.

Of de vleeskip daarmee werkelijk dichter bij haar natuur komt, kun je je afvragen. Suzy van Gansbeke is een van de auteurs van de brochure. Ze legt uit waarom ze het natuurlijke gedrag van kippen als uitgangspunt voor welzijn gebruikte: “Het is goed om te kijken naar wat de dieren van nature doen en op basis daarvan een huisvesting te ontwerpen. Voor Vlaamse vleeskuikens is de huisvesting alvast zeer open. Ze zitten in grote, ingestrooide stallen en hebben potentieel veel bewegingsruimte.

"Het gaat er uiteindelijk om dat het kuiken niet gehinderd wordt door zijn eigen lijf"

Met de kippen op stok

Die conclusie staat lijnrecht tegenover de uitkomsten van de eerder genoemde studie naar het effect van hoge bezettingsdichtheden. Bovendien zijn de stallen inderdaad ‘open’ in de zin dat ze hoge plafonds hebben, maar de kuikens blijken juist te willen schuilen, stelt Frank Tuyttens. “Vooral de eerste weken hebben de kuikens een sterke behoefte om te schuilen onder de vleugels van de moederkloek. Het blijkt dan ook dat een donkere schuilplaats een sterke aantrekkingskracht heeft op kuikens die veilig en warm willen rusten.” De stallen voorzien echter niet in dergelijke schuilmogelijkheden. 

Wanneer kippen iets ouder worden, komt de behoefte om hoger te slapen. Voor leghennen wordt aan deze behoefte voldaan door de aanwezigheid van stokken. Een zitstok blijkt voor vleeskuikens echter een onmogelijke opgave. “Door het gewicht van het borstvlees zou een vleeskuiken op een zitstok voorover vallen”, stelt Tuyttens. Zitstokken worden voor vleeskuikens dan ook zelden of niet gebruikt. Zitplatforms zouden wel een interessant alternatief kunnen zijn. “Niet alleen om tegemoet te komen aan de behoefte van kippen om op stok te gaan, maar ook omdat het extra vloeroppervlakte biedt en kippen de mogelijkheid geeft om contact met het strooisel te vermijden.”

“Waar het uiteindelijk om gaat, is dat het kuiken niet gehinderd wordt door zijn eigen lijf”, zo stelt Van Niekerk. “De snelgroeiers worden eerder gehinderd. Een groot deel heeft moeite om op een normale manier lopen.” Volgens haar zou de keuze voor trager groeiende kuikens soelaas bieden. “Deze zijn minder extreem in bouw. Doordat ze later op gewicht komen, leven ze langer en hebben ze meer voer nodig. Ze zijn daarom duurder, maar kunnen wel een stuk makkelijker uit de voeten.”

"Een biologische kip is al gauw dubbel zo duur als een reguliere kip"

Blije kippen?

Er blijken dus wel degelijk mogelijkheden te bestaan om het leven van vleeskuikens prettiger in te richten: meer ruimte, droog strooisel, buitenruimte, selectie op tragere groei en schuilmogelijkheden - of misschien gewoon de moeder erbij. Daar hangt wel een prijskaartje aan. Zo is een biologische kip gauw dubbel zo duur als een reguliere kip. Maar: die extra centen geven de kip duidelijk een minder nare bijsmaak. Aan de consument de keuze.

Bronvermelding