In 2010 rukt een nieuwe resistente bacteriesoort op: ESBL. Besmetting is vrijwel niet te genezen. De beschuldigende vinger wijst richting kippenhouderij als bron. Maar ook ziekenhuizen zijn mede schuldig aan de verspreiding, net zoals reizigers die terugkomen uit exotische oorden. Journalist Peter De Jaeger schreef er een artikel over.
Een nieuwe resistente bacteriesoort rukt op: ESBL. Besmetting is vrijwel niet te genezen. De beschuldigende vinger wijst richting kippenhouderij als bron. Maar ook ziekenhuizen zijn mede schuldig aan de verspreiding, net zoals reizigers die terugkomen uit exotische oorden.
Begin april werd de alarmklok geluid. De gevaarlijke bacteriesoort ESBL komt overeen met die van kippenboerderijen. De Nederlandse ministers Gerda Verburg (Landbouw) en Ab Klink (Volksgezondheid) ondernamen direct actie. Over drie jaar moeten veehouders de helft minder antibiotica geven aan hun dieren dan in 2009. Volgend jaar moet er al een reductie zijn gehaald van twintig procent. Resistentie ontstaat namelijk door slordig en teveel toedienen van antibiotica.
ESBL staat voor Extended Spectrum Bèta-Lactamases. Het gaat om een bacteriesoort die een enzym bezit waarmee ze allerlei antibiotica, zoals penicilline, onschadelijk maakt. Infectie geeft een simpele blaasontsteking, maar kan ook leiden tot ernstige nierbekken- en galwegontstekingen. Als de boosdoener in de bloedbaan terechtkomt, kan bloedvergiftiging volgen. Vooral verzwakte patiënten, zoals bejaarden of ernstig zieken, kunnen eraan sterven.
Vleeskuikens
‘Deze bacteriën kwamen tien jaar geleden nauwelijks voor’, zegt Jan Kluytmans, microbioloog aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij werkt ook als arts in het Amphiaziekenhuis in Breda. ‘Nu is één procent van alle op genomen patiënten ermee besmet. Dat lijkt niet veel, maar dat percentage kan explosief groeien.’
Hij verdacht vlees als besmettingsbron. Uit een steekproef, eind vorig jaar, in supermarkten en bij slagerijen ontdekte Kluytmans dat liefst 88 procent van de kipfilet besmet was met ESBL (en 20 procent van het varkens- en rundvlees).
Onderzoekers vermoeden dat de toename van dit type bacterie, waaronder E. coli in de darmen, samenhangt met het gebruik van celasporinen in de pluimveehouderij. Vleeskuikens krijgen dit middel toegediend via hun drinkwater. Een pluimveehouder kan immers onmogelijk die paar zieke dieren apart behandelen in een stal met soms tienduizenden van die gele donsballen. Daarom krijgen alle mestkippen het geneesmiddel.
Bacteriën worden resistent door evolutie. Een enkele bacterie die door een mutatie een stof produceert die beschermt tegen penicilline, heeft daar normaal gesproken geen voor- of nadeel van. Maar in een omgeving met antibiotica sterft de concurrentie en kan deze gemuteerde bacterie de overhand krijgen en zo uitgroeien tot een resistente soort.
Resistentie steekt vooral de kop op als dierenartsen bovenmatig veel antibiotica voorschrijven. Nu schrijft vijf procent van de veeartsen recepten uit voor tachtig procent van de antibiotica. Landbouwminister Verburg noemt dit ‘uitermate opmerkelijk’ en wil een gesprek met de beroepsvereniging. Jaarlijks krijgen de koeien, kippen en varkens ruim 500 ton antibiotica binnen.
Ook MRSA, de beruchte ziekenhuisbacterie die een paar jaar terug de kop opstak, komt via de boerderij bij de mens terecht. Er is vooral een verband met vleesvarkens en mestkalveren. Deze eveneens niet te behandelen bacterie springt over van mens op dier en veroorzaakt irritatie van huid en slijmvliezen. Veehouders worden daarom altijd preventief in het ziekenhuis geïsoleerd van andere patiënten behandeld.
Veeartsen
Al in 1969 waarschuwde een Brits rapport voor groeibevorderaars (in de vorm van antibiotica) in het voer. ‘Continu lage doseringen door het voer is ideaal voor het ontstaan van resistentie tegen onder meer enterokokken’, zegt Dik Mevius, hoogleraar antimicrobiële resistentie in Utrecht. ‘Concrete maatregelen bleven uit tot medio jaren negentig. Inmiddels waren patiënten gestorven door infecties die niet meer te bestrijden waren. Pas in 1997 werd het bewuste middel, avoparcine, van de markt gehaald. Later volgden andere groeibevorderaars, maar sinds 2006 zijn al deze middelen taboe in heel Europa.’
Sindsdien wordt er minder preventief antibiotica gebruikt. Maar het therapeutisch gebruik is verdubbeld. En die hoeveelheden om te genezen zijn vele malen hoger dan de lage doseringen in het voer. Medicijnen voor zieke dieren zijn, tot heden, nooit aan banden gelegd.
Het is dan ook onzeker of de gewenste halvering gaat lukken. Al in 1993 waren er de richtlijnen antibiotica van de Koninklijke Maatschappij voor Diergeneeskunde, eind jaren negentig kwam het verbod op de groeibevorderaars en begin 2007 maakte landbouworganisatie LTO met de dierenartsen afspraken over ‘verantwoord gebruik van diergeneesmiddelen’. Al deze convenanten hebben niet echt geleid tot een daling. Wellicht mede doordat 30 tot 70 procent van de inkomsten van een dierenarts voortvloeien uit medicijnenverkoop. Sommige veeartsen hebben slechts één grote veehouder als klant. In een enkel geval zijn ze zelfs in loondienst van een boer en missen ze een zelfstandige positie.
Mevius: ‘Ik wil een dierenarts die kennis verkoopt, die met de veehouder op zoek gaat naar andere oplossingen om dieren gezond te houden en zo zijn uren kan declareren. Een deel van het probleem is dat antibiotica te goedkoop zijn. Waren ze tien keer zo duur, dan zou dat al veel oplossen.’
Het meest wordt verwacht van een nog in te voeren centraal registratiesysteem voor het gebruik van diergeneesmiddelen. Daarmee kan foutief gebruik, via tracking and tracing, snel worden opgespoord. Een nog op te richten Veterinaire Diergeneesmiddelenautoriteit moet de positie van de dierenarts tegenover de boer versterken. En de Algemene Inspectie Dienst zal scherper gaan opletten.
Groente
Maar niet alleen de pluimveehouders hebben boter op het hoofd. Zo blijkt uit een recente studie van het Rijkinstituut voor Volksgezondheid en Milieu dat slechts 13 procent van de ESBL bij patiënten en die bij kippen overeenkomen. De andere 87 procent van de patiënten hebben hun ESBL’s dus elders vandaan. ‘Het ziekenhuis is een soort aanjaagsysteem. Chronische zieken gaan het ziekenhuis in en uit. Het risico om de bacterie in een ziekenhuis of verpleeghuis op te lopen is daarom altijd aanwezig’, zegt Marc Bonten, medisch microbioloog in Utrecht.
Britse en Nederlandse onderzoekers toonden aan dat ESBL ook in akkerbodems zit die vervuild zijn met zware metalen. Sinds 1980 is de besmetting van de bodem met een factor twaalf gegroeid. In Frankrijk is de bacterie al gespot op groente zoals sla.
De bacterie trekt zich niets aan van grenzen. Zweedse microbiologen vonden bij liefst 36 procent van de toeristen uit niet-Europese landen ESBL in hun ontlasting, tegenover 3 procent van de vakantiegangers die in Europa bleven. Bij een op de drie mensen overleeft zo’n bacterie langer dan een half jaar in de darmen.
Boeren zonder antibiotica?
Boeren zonder antibiotica kan ook. Dat bewijzen de biologische veehouders. Deze boeren proberen eerst via preventieve maatregelen te voorkomen dat hun dieren ziek worden. Gebeurt dat toch, dan grijpen ze naar natuurproducten. Slechts bij uitzondering, als die middelen niet werken, valt men terug op antibiotica.
Sinds 2007 zet een werkgroep van twaalf onderzoekers de kennis op rij. In deze groep zitten onder meer mensen van de faculteit Diergeneeskunde Utrecht en van Wageningen UR. Zij inventariseren welke natuurproducten in Nederland en daarbuiten op de markt zijn en of de beloofde werking klopt. Veel producten worden namelijk verkocht zonder degelijke voorafgaande studie. ‘Wij willen kijken in hoeverre de gezondheidsclaims waargemaakt worden’, zegt Maria Groot, coördinator van het project Fyto-V.
Tientallen planten en verbindingen worden gescreend. Oregano bijvoorbeeld. De etherische olie in dit kruid bezit een antimicrobiële werking. Andere interessante planten zijn tijm, rode zonnehoed en goudsbloem. Men zoekt ook naar stoffen die het hardst nodig zijn om belangrijke aandoeningen te genezen. Het gaat om verbindingen in planten zoals carvacrol, tymol en allicine. ‘Biologische boeren zijn vaak de voorlopers voor de gangbare landbouw. Ook op het gebied van de vervanging van antibiotica.
'Koeien, kippen en varkens krijgen jaarlijks ruim 500 ton antibiotica binnen'