Deze website gebruikt cookies. Ik ga akkoord met de privacy policy
OK
Gezondheid

Komt de volgende pandemie uit een Vlaamse varkensstal?

Wie ooit de binnenkant van een kippenstal zag, weet dat er bij het pluimvee weinig ruimte is voor social distancing. Tegelijkertijd werken veehouders volgens strikte hygiënenormen. Maakt de geïndustrialiseerde veeteelt Europa kwetsbaar voor nieuwe pandemieën, of moeten we ons in de toekomst juist meer als varkens gedragen? 

Melissa Vanderheyden

Journalist en ex-coördinator van Eos Tracé

Terwijl COVID-19 ons nog op het puntje van de stoel houdt, wacht de volgende pandemie al in de coulissen. Infectieziekten springen steeds vaker over van andere dieren op de mens, zoals ook gebeurde bij HIV, Zika, Ebola en nu SARS-CoV-2. Het is meer dan waarschijnlijk dat ook de volgende pandemie een zoönose is, die opduikt in een gebied waar het contact tussen mens en natuur onder druk staat.

Wetenschappers stelden kaarten op, die tonen in welke gebieden de kans het grootst is dat er een nieuwe ziekte opduikt. Daarop springen gebieden zoals Oost-Azië en India er voorspelbaar uit. Verrassender is dat het risico ook hoog blijkt in delen van Europa. Op een kaart die onderzoekers in 2017 publiceerden in Nature, duidt een geel vlak het verhoogde risico aan in een gebied dat onder meer delen van België, Nederland en Duitsland beslaat. 

Groot gezondheidsrisico

Experts wijzen steevast de intensieve veeteelt en de hoge bevolkingsdichtheid in Europa aan als belangrijke risicofactoren. Tijdens een eerder interview met Eos zei de Nederlandse viroloog Peter Rottier dat de virussen welig tieren in onze stallen. “Hoe meer dieren op een kleine oppervlakte bij elkaar worden gehouden, hoe makkelijker het is voor virussen om te circuleren, en hoe groter de kans dat er vroeg of laat eentje overspringt naar mensen. In dat opzicht is de intensieve veehouderij een risico voor de volksgezondheid”, klonk het. 

Dat geldt met name voor ziektekiemen die zich via de lucht verspreiden. Een tekenend voorbeeld is de Nederlandse uitbraak van Q-koorts, een ziekte die tussen 2007 en 2011 bijna honderd dodelijke slachtoffers maakte in de provincie Noord-Brabant. De bacterie die Q-koorts veroorzaakte waarde toen rond in een aantal geitenhouderijen, verspreidde zich via fijnstofdeeltjes in de lucht en besmette tussen 50.000 en 100.000 omwonenden. Het was de grootste Q-koorts epidemie ter wereld. 

"Vrije uitloop voor het pluimvee is goed voor het dierenwelzijn, maar verhoogt het risico op ziekteoverdracht"

Varkens in de achtertuin

Als grootschalige landbouw zo veel risico inhoudt, kunnen we dan niet gewoon inzetten op kleinere bedrijven? “Zo eenvoudig is het verband niet. Op grote bedrijven is er inderdaad een hoger risico dat een ziektekiem die binnendringt ook effectief tot infectie leidt. Maar aan de andere kant hebben die vaak meer bioveiligheid”, zegt professor Wim van der Poel, die aan de Universiteit van Wageningen onderzoek doet naar opkomende, van dier op mens overdraagbare virussen. De bioveiligheid sluit ziektekiemen buiten en damt aandoeningen in wanneer ze alsnog doordringen. Praktisch gaat het bijvoorbeeld om vaccinatie, hygiëne en screening. Ook plaatsen veehouders nieuwe dieren in quarantaine en scheiden ze verschillende leeftijdsgroepen, maatregelen die ons nu vertrouwd in de oren klinken. 

De aard van de ziekte bepaalt of grotere en beter beveiligde bedrijven het halen van kleinere boerderijen. Van der Poel: “In Oost-Europa komt backyard farming, waarbij de dieren in de tuin van het gezin staan, nog vaak voor. Daar is de verspreiding van Afrikaanse varkenspest groter dan bij ons, omdat de varkens makkelijker in contact komen met wilde zwijnen. In België is er dan wel grote uitbraak onder de wilde zwijnen, maar de varkenshouderijen bleven gespaard. Dat komt doordat de varkens geïsoleerd zijn van die wilde populatie.”

Het beeld van veilig opgesloten varkens roept een ethisch dilemma op. Bewuste consumenten worden blijer van een varken in de modder dan van eentje dat de stal nooit uit mag. Feit is wel dat korte keteninitiatieven, waarbij er direct contact is met de consument, net door die openheid iets meer risico inhouden. “In Nederland voeren we de discussie over meer vrije uitloop voor het pluimvee. Dat is goed voor het dierenwelzijn, maar verhoogt het risico op ziekteoverdracht. Dat betekent dat we onze controleprogramma’s erop moeten afstemmen”, legt van der Poel uit. Voor vrij en gezond vee moeten ook de wilde dierenpopulaties nauwkeurig opgevolgd worden. In het geval van de kippen vormen watervogels een infectiebron. “Waarnemingen van de watervogelpopulatie vertellen ons wanneer het risico groter is. Tijdens de trek halen de pluimveehouders hun kippen binnen”, zegt Van der Poel.  

"We moeten beter analyseren welke virussen en bacteriën er circuleren bij mensen en dieren, zodat we kunnen voorspellen hoe een uitbraak verloopt. Opmerkelijk is, dat er voor het wild nauwelijks coördinatie is"

Beter overleg gevraagd

De sterke samenhang tussen de gezondheid van mens, dier en leefmilieu, leidde tot het ontstaan van One Health, het principe waarbij experts uit de medische wereld samenwerken met deskundigen in diergezondheid en met ecologen. Dat gebeurt internationaal op allerlei manieren, al lijkt de onderrepresentatie van natuurdeskundigen een constante. “In Nederland organiseren we maandelijks het zoönose-overleg met medische en veterinaire onderzoekers”, geeft Van der Poel mee. “We bespreken welke infectieziekten opduiken en hoe die te beheersen. De resulterende maatregelen gebeuren soms bij de dieren, soms in het gebied van de volksgezondheid.”

“Ook in België overlegt de medische wereld geregeld met de diergeneeskunde”, vertelt Hans Nauwynck, hoofd van het virologielab aan de faculteit Diergeneeskunde van de UGent. “Al is die samenwerking goed, toch vind ik dat we nog een stap verder moeten gaan. We moeten nog beter analyseren welke virussen en bacteriën er circuleren bij mensen en dieren, zodat we kunnen voorspellen hoe een uitbraak verloopt. Daarnaast is het opmerkelijk dat er voor het wild nauwelijks coördinatie is. Ook dat is een belangrijk werkpunt.”

Dat ook inzicht op het vlak van ecologie cruciaal is, bewijst de Britse aanpak van rundertuberculose. Runderen kunnen die ziekte ook overdragen – heel soms op mensen, maar veel vaker op dassen. De dassen kunnen haar op hun beurt verspreiden naar andere veehouderijen. Bijgevolg behoorde het structureel afmaken van dassen in het Verenigd Koninkrijk tot de maatregelen tegen runder-tbc. Een controversiële maatregel, zeker na publicatie van een studie die aantoont dat de dassenjacht ertoe leidt dat overlevende dassen zich over een groter gebied begeven, wat ziekteverspreiding net in de hand kan werken. Afgelopen maart besloot de Britse regering dan ook om over te stappen naar meer monitoring en het vaccineren van dassen. Dat blijkt bovendien hun enige optie om de ziekte volledig uit te roeien.

"Het zou beter zijn om dieren te slachten op de plek waar ze geproduceerd worden. Dat is ook beter voor hun welzijn. Maar omdat Europa een vrijhandelszone is, kun je een slachthuis moeilijk verplichten om dieren op een bepaalde locatie te slachten, zonder transport"

Razendsnelle verspreiding

Al is monitoring van wild noodzakelijk, veruit het grootste risico op besmettingen komt van contact met ander vee. Van der Poel kaart dan ook het transport van levende dieren aan. “Verplaatsingen dragen bij tot de verspreiding van een ziekte, dat geldt voor dieren zowel als voor mensen. Het zou eigenlijk beter zijn om dieren te slachten op de plek waar ze geproduceerd worden. Dat is ook beter voor hun welzijn. Maar omdat Europa een vrijhandelszone is, kun je een vleeshandelaar moeilijk verplichten om dieren op een bepaalde locatie te laten slachten, zonder transport.”

Vandaag is er ook veel aankoop en verkoop van dieren tussen bedrijven, wat het risico eveneens vergroot. Het aantal transacties verminderen of de dieren strenger testen, kan een oplossing bieden. Die eerste optie draagt in ieder geval meer bij tot het dierenwelzijn en biedt meer zekerheid. In het geval van de Britse runder-tbc, bleek uit onderzoek dat de tuberculosetesten niet betrouwbaar genoeg waren en dat besmette runderen die negatief testten daardoor ook op transport gingen. 

Nauwynck bekijkt het transportprobleem vanuit een ander perspectief. Hij trekt de vergelijking door naar de mens. “In de veeteelt weet men heel goed dat transporten en het mengen van dieren gevaarlijk is. Daar werken we al jaren aan. Maar als ik naar mijn eigen leven kijk, is dat net het tegenovergestelde. Ik heb een gigantisch aantal contacten op één dag. Daar komt nog bij dat we tegenwoordig het vliegtuig nemen zoals we vroeger de bus namen. Die factoren dragen bij aan een razendsnelle verspreiding van ziektekiemen.”

Lessen uit de veeteelt

Draai de rollen eens om. In het virusverhaal speelt de geïndustrialiseerde veeteelt vooral de rol van versterker. Door het beperkte contact met wilde dieren is het risico op besmetting met een nieuw virus min of meer gecontroleerd. Maar eenmaal door de mazen van het net, krijgt zo’n virus de gelegenheid om zich massaal te verspreiden. Dat klinkt gevaarlijk, maar zoals SARS-CoV-2 ons leerde, is het buiten de staldeur misschien nog gevaarlijker. “Zoönosen zoals influenza springen natuurlijk niet alleen van dier naar mens, maar ook terug. Het pandemische H1N1-virus (veroorzaakt Mexicaanse griep, red.) ontstond oorspronkelijk als een soort mix van virussen bij varkens. Vervolgens verspreidde het zich wereldwijd via de mens, om vervolgens weer varkenshouderijen te besmetten. Het ging sneller via de mens dan via de veeteelt”, illustreert Nauwynck. 

Hoewel de controles binnen de veeteelt niet waterdicht zijn, lijkt de gezondheidssector veel minder aangepast aan potentiële nieuwe virussen. Klop je bij de huisarts aan met een obscuur virus, dan is de kans klein dat die tot op de bodem uitzoekt wat je precies hebt. “Als een varken ziek wordt, dan willen de boer en de dierenarts weten welke ziekte het is”, legt Nauwynck uit. “Ze sturen stalen op naar het labo, waar men uitzoekt of het gaat om één ziekte of een combinatie van meerdere virussen of bacteriën (een zogenaamd complex, red.). Onderzoek naar complexen bij dieren gebeurt al tien jaar, terwijl mensen er niet op onderzocht worden. De veehouder betaalt graag voor een grondige diagnose, maar bij mensen gaat het om 50 tot 200 euro die niet terugbetaald worden, dus gebeurt het niet. Het zou me niet verbazen als er bij ernstige gevallen van corona meerdere ziektekiemen aanwezig zijn, maar eenmaal bestempeld als coronageval gebeurt er geen verder onderzoek. Op het vlak van diagnostiek staan we met de diergeneeskunde op een hoger niveau.” 

De kans bestaat dat een nieuw virus onze veestallen binnendringt, zich verspreidt en vervolgens overspringt op de mens. Maar binnen de veeteelt zijn er ook tal van maatregels om dat scenario te voorkomen. Net als vee zijn wij met velen en leven we dicht bij elkaar. Het verschil is dat onze contacten meer variëren, dat we ons vaker verplaatsen en dat er nauwlijks controlemechanismen zijn om nieuwe ziekten op te sporen en in te dammen. Dat biedt stof tot nadenken. 

Bronvermelding