Deze website gebruikt cookies. Ik ga akkoord met de privacy policy
OK
Milieu

Hoe zal landbouw in de Lage Landen er in de toekomst uitzien?

De Nederlandse en Belgische landbouw zijn wereldkampioenen op vlak van efficiëntie. Met steeds minder meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen slagen we erin om steeds meer voedsel te produceren. Maar is meer efficiëntie ook per definitie duurzamer? En welke richting zal de landbouw uitgaan?

Toon Lambrechts

Journalist - Heeft een sterke interesse in het raakpunt tussen wetenschap en ecologie.
Een serre in het Noord-Brabantse Someren met twee verdiepingen aardbeien.

Waarin een klein land groot kan zijn. Van alle verse aardbeien op de wereldmarkt komt 7,3 procent uit België. Nederland doet het nog beter, met een aandeel van 12 procent. Daarmee staan beide landen op de vijfde en vierde plaats van aardbei-exporteurs. En dat mag een klein wonder heten, want tussen 2006 en 2017 daalde de oppervlakte aardbeienaanplantingen in Nederland van 1.710 naar 1.630 hectare, net als het aantal telers dat bijna halveerde van 830 naar 450. Tegelijk steeg de productie van 39,2 miljoen ton tot maar liefst 57,5 miljoen ton, een trend die volledig toe te schrijven is aan de toegenomen efficiëntie.

De cijfers voor andere teelten ogen al even indrukwekkend. Neem bijvoorbeeld de tomaat. Vorig jaar leverde de tomatenteelt die voor het overgrote deel in kassen plaatsvindt zo'n slordige 910 miljoen kilogram tomaten op, en dat op een areaal van 1.788 hectare. De opbrengst per hectare ligt meer dan vijf keer zo hoog dan in Spanje, en dat is de nummer twee wereldwijd op vlak van teeltefficiëntie. 

Ook in andere teelten zoals komkommers en groene pepers is het verschil in opbrengst per hectare tussen Nederland en de rest van de wereld van dezelfde orde. En staat Nederland aan de top zowel op vlak van opbrengst per hectare als exportvolume. Omgezet in geldwaarde is de Nederlandse export van groenten nummer twee ter wereld. Het moet alleen de VS laten voorgaan, een land dat over een enorm landbouwareaal beschikt. 

En ook in de akkerbouw en de veeteelt ligt de opbrengst per hectare ongezien hoog. Kortom, Nederland is een wereldmacht op vlak van voedselproductie en de export ervan.

Nederlandse serreteelt vanuit de lucht.
"Dankzij kunstmest, gewasbeschermingsmiddelen en kennisontwikkeling is Nederland op wereldschaal kampioen op vlak van voedselproductie"

Inspirerende hongerwinter

Hoe slaagt een dergelijk dichtbevolkt land als Nederland erin om zulke straffe cijfers voor te leggen? Om het Nederlandse landbouwmodel te begrijpen moeten we terug naar de winter van 1944. De Tweede Wereldoorlog loopt op z’n laatste benen, maar het westen van Nederland blijft bezet. Door de voedselschaarste van de Hongerwinter dat jaar laten 20.000 mensen het leven.

Na de oorlog is het de Nederlander Sicco Mansholt die als eerste Europees commissaris voor landbouw de krijtlijnen uittekent voor het Europese landbouwbeleid: inzetten op modernisering van de landbouwmassaproductie om op die manier zo veel mogelijk en zo goedkoop mogelijk voedsel produceren. Dat beleid dient niet alleen honger te voorkomen, maar legt ook deels de basis voor de economische heropleving van Europa. Een efficiënte en goedkope voedselproductie vraagt minder arbeidskrachten in de landbouw en maakt dat de bevolking meer aan consumptieproducten kan spenderen.

“Dat is ook erg goed gelukt”, aldus Willem Jan de Kogel, business unit manager en expert gewasbescherming verbonden aan Wageningen University. “De enorme nadruk op efficiëntie heeft ertoe geleid dat Nederland op wereldschaal kampioen is op vlak van voedselproductie, en dat dankzij kunstmest, gewasbeschermingsmiddelen en kennisontwikkeling.” Vooral op het laatste vlak maakt Nederland het verschil. 

Sicco Mansholt poseert in een veld in 1962. Hij is dan landbouwcommissaris en werkt aan de modernisering van de Europese landbouw.

Kennis als motor

Wetenschappelijk onderzoek naar landbouwmethodes is een essentieel element van het Nederlands succesverhaal, in die mate dat men het model karakteriseert als kennis gedreven landbouw. 

“Als het gaat om kennisontwikkeling zie je twee sporen”, verduidelijkt de Kogel. “Enerzijds gaat het om hoogtechnologische ontwikkelingen zoals robotica, big data en moleculaire technieken, maar een even belangrijk spoor is het vergaren van inzicht in ecologie en ecosystemen. Denk bijvoorbeeld aan het bestuderen van de rol van bestuivers, mengteelten en het inzetten van natuurlijke remedies bij ziektes en plagen.”

Dat zal nodig zijn, want het wordt steeds duidelijker dat er iets moet veranderen aan het naoorlogse landbouwsysteem. De wereldbevolking groeit, en wordt welvarender, wat zich laat voelen in een veranderend dieet met meer vlees en zuivelproducten. Volgens het landbouwagentschap van de VN zal de vraag naar voedsel tegen 2050 met maar liefst 70 procent stijgen. 

Alleen, het ecologisch beslag van de landbouw vandaag is al zorgwekkend genoeg. De landbouw is wereldwijd verantwoordelijk voor maar liefst 15 procent van de uitstoot van broeikasgassen. De honger naar nieuwe landbouwgronden is een motor achter ontbossing. 

Dichter bij huis regent het alarmerende berichten over de achteruitgang van biodiversiteit. Insecten, akkervogels en andere diersoorten gaan er in snel tempo op achteruit. “Het is inderdaad zo dat we tegen de grenzen aanbotsen van wat het ecosysteem en de bodem aankan. De biodiversiteit loopt terug, het landschappelijk beeld verarmt, en die trends lijken voorlopig niet te keren”, aldus de Kogel.

Efficiëntie niet duurzamer

Een duurzamer landbouwsysteem dringt zich op. Maar wat bekent dat precies? Als je de cijfers van inputs en outputs naast elkaar legt, valt er veel voor te zeggen dat de Nederlandse landbouw de laatste twee decennia een heel stuk duurzamer is geworden. Het gebruik van kunstmest, energie en pesticiden daalt, terwijl de opbrengst stijgt. En dat dankzij energiebesparing door betere isolatie van serres, het inzetten van natuurlijke vijanden om plagen te bestrijden en precisie-irrigatie die het uitlekken van kunstmest voorkomt. Het zijn stuk voor stuk praktijken die de landbouw een pak minder afhankelijk maken van externe input. Dat gebeurt niet alleen vanuit ecologisch oogpunt, het komt de boer vaak goedkoper uit op termijn.

Alle goede intenties ten spijt, blijft de biodiversiteit erop achteruitgaan. Het agrarisch landschap wordt saaier en minder interessant voor wilde dieren en planten. Neem bijvoorbeeld de akkervogels, een groep vogelsoorten die zich goed thuis voelt in een agrarisch landschap zoals de veldleeuwerik en de geelgors. Sinds de jaren zestig is hun aantal met 70 procent afgenomen. Hetzelfde beeld bij de insectenpopulaties. Sinds het begin van de systematische tellingen in de jaren negentig is hun aantal met de helft geslonken.

Veldleeuwerik op een akker. Hun aantal neemt zienderogen af.
“De landbouw is erg verkokerd ingericht: natuur aan de ene kant, landbouw aan de andere. Dieren trekken zich natuurlijk niets van die mentale scheiding aan, net zomin als het teveel aan kunstmest dat doorsijpelt naar het grondwater"

Hopeloos hokjesdenken

“Ontwikkelingen zoals de teloorgang van biodiversiteit en de verschraling van het platteland laten zich moeilijker meten dan agrarische inputs en opbrengst per perceel, maar het zijn wel elementen die mee in rekening moeten worden gebracht”, zegt Boki Luske, onderzoekster Argobiodiversiteit verbonden aan het Louis Bolk Instituut, een onderzoeksinstelling gespecialiseerd in landbouw en duurzaamheid.

“Efficiëntie en duurzaamheid zijn twee verschillende aspecten, maar het debat verengt zich al te vaak. Dat is uiteraard niet eigen aan de landbouw. Onze hele maatschappij zit op die manier in elkaar. Het efficiëntiedenken primeert, en we hebben de neiging om in hokjes te denken en dingen los van elkaar te zien. Natuur aan de ene kant, landbouw aan de andere, onafhankelijk van elkaar. Op het landbouwareaal komt het eropaan zoveel mogelijk voedsel te produceren, en omheen de natuur zetten we een hek. Maar vogels, insecten en andere dieren trekken zich natuurlijk niets van die mentale scheiding aan, net zomin als het teveel aan kunstmest dat gewoon doorsijpelt naar het grondwater.”

“Ons landbouwmodel is eigenlijk een afspiegeling van hoe we onze maatschappij hebben ingericht. Heel erg verkokerd, met alles in aparte hokjes. Vaak is het zelfs wettelijk niet toegestaan om op een stuk land twee dingen te doen. Als je kijkt naar agrarisch natuurbeheer waarbij boeren zelf maatregelen nemen om de biodiversiteit te vrijwaren, dan gaat dat slechts om een paar procenten van het hele landbouwareaal. Dat is bijna niets en je kan daarvan niet verwachten dat het de teloorgang van de biodiversiteit kan keren. 

Het is ook tekenend dat onder het vorige regeringskabinet hier in Nederland landbouw onder economie viel. Wel lijkt het erop dat er iets beweegt bij zowel beleidsmakers als landbouworganisaties, en dat de aandacht voor het verbinden van natuur en landbouw groeit. Al zal het doorvoeren van concrete maatregelen nog wel wat tijd vergen."

"Moeten we gaan naar een scheiding tussen hoogtechnologische landbouw en pure natuur, of is het een beter idee om landbouw en natuur met elkaar te verweven?"

Tovenaars en Profeten

Het debat over landbouw laait soms hevig op. Begrijpelijk, want het gaat over essentiële vragen. Hoe voeden we de wereldbevolking van vandaag, en die van morgen? Hoe gaan we om met de natuur, en welk beslag kunnen we leggen op het ecosysteem? Belangrijke kwesties, maar duidelijke antwoorden ontbreken.

In zijn recentste werk, The Wizard and the Prophet, onderscheidt schrijver Charles Mann twee lijnen in het denken over landbouw die elkaar fundamenteel tegenspreken. Aan de ene kant staan de zogenaamde Tovenaars, die vanuit een diep geloof in technologie pleiten voor een doorgedreven modernisering van de landbouw. Daartegenover staan de Profeten, die waarschuwen voor de ecologische gevolgen van intensieve landbouw en ongebreidelde bevolkingsgroei voor de draagkracht van de planeet. 

Gelijklopend met de tegenstelling tussen Tovenaars en Profeten woedt er een debat over hoe landbouw en natuur zich tot elkaar dienen te verhouden. Moeten we gaan naar een scheiding tussen hoogtechnologische landbouw en pure natuur, of is het een beter idee om landbouw en natuur met elkaar te verweven? Sparing versus sharing dus, het sparen van de natuur of het integreren ervan. “Dat zijn twee uiteenlopende visies die zich moeilijk verzoenen”, vertelt Liesbet Vranken, professor Landbouw- en Milieueconomie aan de KU Leuven.

“Beide standpunten delen het idee dat de landbouw voor een enorme uitdaging staat, willen we een groeiende en meer welvarende wereldbevolking kunnen voeden in de toekomst. Over hoe dat moet gebeuren staat men lijnrecht tegenover elkaar. 

Er is een groep die stelt dat we er best aan doen om landbouw en natuur zoveel mogelijk los te koppelen, en die een beeld voor ogen hebben waarbij een deel van het land voor hoogtechnologisch, intensieve landbouwproductie wordt gebruikt met een zo groot mogelijke opbrengst. Op die manier blijft er ruimte over voor pure natuur. 

De andere visie staat een meer natuurlijke landbouw voor waar er aandacht is voor biodiversiteit binnen het landbouwareaal, en waar efficiëntie een minder centrale plek inneemt. De biologische landbouw is daar een voorbeeld van."

"Het is onmogelijk om tegelijk de natuur te sparen, voldoende voedsel te produceren en niets te wijzigen aan ons consumptiepatroon. Dat kan gewoonweg niet met ons huidige landbouwsysteem"

Onbegonnen werk

De realiteit is altijd wat rommeliger dan het academisch debat. “In kleine landen zoals Nederland en België is de ruimte beperkt. Grote gebieden afschermen en teruggeven aan de natuur is onrealistisch”, aldus Vranken. “Landbouw en natuur zijn al dermate verstrengeld dat het uiteenrafelen ervan onbegonnen werk is. Negatieve effecten van bepaalde landbouwpraktijken zoals het gebruik van kunstmest of pesticiden op het leefmilieu zijn niet op te lossen door een doorgedreven scheiding in grondgebruik.”

De tegenstelling tussen beide posities die zich al te vaak opsluiten in hun groot gelijk is eigenlijk achterhaald, verduidelijkt Liesbet Vranken. “Het beeld van de traditionele boer die maar kunstmest en pesticiden in het rond spuit klopt simpelweg niet. Er is een duidelijke trend om op een heel precieze manier met agrarische inputs om te gaan, ook al omwille van het feit dat die handenvol geld kosten. En technologie helpt daarbij. Het doet de kosten dalen, maar komt ook het milieu ten goede. Het idee dat bioboeren primitief bezig zijn, houdt evenmin steek. Ook daar vinden nieuwe landbouwtechnologieën ingang. Beide modellen groeien op die manier naar elkaar toe.”

“Hoe de landbouw verder zal evolueren in de toekomst is een moeilijke vraag”, aldus Vranken. “De visies lopen erg sterk uiteen hoe een groeiende wereldbevolking te voeden zonder de natuur naar de knoppen te helpen. Er liggen verschillende pistes op tafel. Meer efficiëntie binnen het areaal dat nu al in gebruik is, verbeterde technieken, een aanpassing van ons dieet met minder vlees en zuivel,... Maar dat er iets moet veranderen, daarover is wel consensus. Want het is onmogelijk om tegelijk de natuur te sparen, voldoende voedsel te produceren en niets te wijzigen aan ons consumptiepatroon. Dat kan gewoonweg niet met ons huidige landbouwsysteem.'

“Ik denk dat kennisontwikkeling ervoor kan zorgen dat technologie en ecologie elkaar versterken"

“De wil is er”

Ook Willem Jan de Kogel van Wageningen University gelooft dat het water tussen Tovenaars en Profeten in realiteit minder diep is dan gedacht. “Ik denk dat kennisontwikkeling ervoor kan zorgen dat technologie en ecologie elkaar versterken. Om een voorbeeld te geven, strokenteelt, het telen van verschillende gewassen op een perceel, is goed voor de biodiversiteit, maar moeilijk voor de boer om te oogsten. Dat valt op te lossen met robotica. Zo maakt nieuwe technologie ecologische principes mee mogelijk.”

De wil is er, zowel bij de boeren als bij het beleid. Maar zo'n omslag gaat niet van vandaag op morgen, aldus de Kogel. “Alternatieven moeten perfect op punt staan vooraleer een boer er zich aan waagt. En daar zijn we nog niet. Onderzoek heeft een grote rol te spelen, niet alleen op vlak van kennisontwikkeling, maar ook door bijvoorbeeld via experimenten nieuwe teeltmethodes in de praktijk te laten zien en boeren te inspireren. Want de interesse is er zeker."

Bewust consumeren

Toch wil ook de Kogel niet alle verantwoordelijkheid bij de landbouwers leggen. De rest van de voedingsketen, het beleid en de consument moet mee om de voedselproductie echt duurzamer te maken. 

“Het is niet correct om te stellen dat de boeren het maar moeten oplossen. Het is een probleem dat gedragen wordt door de hele maatschappij. Ik heb hoop dat het stilaan bij de consumenten doordringt wat de waarde van voedsel is, en dat het heel wat vraagt om te produceren wat schijnbaar vanzelfsprekend in de winkelrekken ligt. Alleen een eerlijke prijs voor de boeren en bewuste keuzes van consumenten kunnen een omslag naar duurzaamheid echt in gang zetten.”

Het beeld van de landbouw van morgen blijft wat onduidelijk, maar het lijkt er sterk op dat technologie en kennis een nog belangrijkere rol gaan spelen. Dat schept mogelijkheden om de tegenstelling tussen landbouw en natuur te overbruggen, denkt de Kogel. “Het valt een beetje tussen wat je verwacht en waarop je hoopt. Ik koester alleszins de wens dat de schijntegenstelling tussen ecologie en technologie meer als een synergie gezien zal worden. De twee kunnen elkaar helpen om betere, duurzamere landbouwsystemen te ontwikkelen. Kennisontwikkeling speelt daarin een grote rol. We werken eraan."

Bronvermelding