Deze website gebruikt cookies. Ik ga akkoord met de privacy policy
OK

Kiloknallers

De plofkip verdwijnt in Nederland uit de supermarkt, omdat ze sneller groeit dan goed voor haar is. Ook andere landbouwdieren gaan tot het uiterste. Fijn voor onze portemonnee, maar niet altijd voor de dieren. Eos-redacteur Dieter De Cleene schreef in 2013 een artikel over vlees dat als 'kiloknaller' wordt verkocht in de supermarkten. 

Dieter De Cleene

Redacteur voor Eos - schrijft vooral over milieu, landbouw en voeding.
'Veel legkippen lopen met een gebroken borstbeen rond'

Kiloknallers

De plofkip verdwijnt in Nederland uit de supermarkt, omdat ze sneller groeit dan goed voor haar is. Ook andere landbouwdieren gaan tot het uiterste. Fijn voor onze portemonnee, maar niet altijd voor de dieren.

‘Plofkip’ - ‘een kip die in korte tijd zodanig wordt vetgemest dat ze nauwelijks nog op haar poten kan staan’ - schopte het in Nederland tot het woord van 2012. In de jaren 1960 deed een kip er honderd dagen over om een gewicht van twee kilogram te bereiken en in die periode werkte ze zo’n zes kilogram voer naar binnen. Vandaag hebben de dieren ongeveer half zoveel voer nodig en groeien ze zo snel - zo’n 65 gram per dag - dat ze al na veertig dagen slachtrijp zijn.

De prestaties in andere sectoren zijn er eveneens spectaculair op vooruit gegaan. Produceerde een legkip vijftig jaar geleden 230 eieren per jaar, dan legt ze er vandaag 300, met half zoveel voer. Varkens eten minder, groeien sneller en werpen meer biggen. En melkkoeien geven bijna dubbel zoveel melk. Dat levert ons ‘kiloknaller’-promoties op in de supermarkt, met een lagere milieubelasting.

Maar er kleven ook nadelen aan die krachttoer, niet het minst voor de dieren zelf. Het Britse Farm Animal Welfare Committee (FAWC), een expertgroep die de overheid adviseert, publiceerde vorig jaar een rapport over de impact van selectie op hogere productiviteit en efficiëntie en besloot dat we in sommige gevallen ‘de grenzen van het aanvaardbare hebben overschreden.’

Kip op dieet

Door de doorgedreven selectie op snelle groei kampt de moderne vleeskip met een aantal problemen. Haar skelet en poten kunnen de grote spiermassa niet altijd torsen, waardoor de kippen moeilijk of niet kunnen lopen. Lang stilliggen of -staan op het met mest doordrenkte strooisel in de stal leidt tot blaren en infecties op de poten of borst van de dieren. En door hartproblemen vallen sommige kippen spontaan dood - het zogenoemde ‘sudden death syndrome’.

Zelfs als ze niet wordt geslacht, is de moderne vleeskip geen lang leven beschoren. Franse wetenschappers stelden vast dat na een experiment van veertig weken zo’n veertig procent van de dieren het loodje had gelegd. Dat is een probleem, want de zogenoemde ‘moederdieren’, die de eieren leggen waaruit de vleeskuikens komen, moeten meer dan een jaar dienst doen. Om hun groei te remmen worden de dieren op dieet gezet. Een praktijk die volgens een rapport van de Europese voedselwaakhond EFSA eveneens tot welzijnsproblemen leidt omdat de dieren voortdurend honger lijden en elkaar rond etenstijd te lijf gaan.

Forse spiergroei speelt niet alleen de vleeskip parten. Moderne kalkoenen zijn zo zwaar geworden dat ze zich niet meer natuurlijk kunnen voortplanten. De zware mannetjes zouden de rug van de vrouwtjes ernstig beschadigen. Bij het Belgische witblauw runderras leidt de extreme bespiering ertoe dat kalfjes enkel met een keizersnede ter wereld kunnen komen. De legkip kampt met een ander probleem. Zij haalt de kalk die nodig is voor de eierschaal uit haar botten, en vult die voorraad weer aan met kalk uit haar voer. Maar de selectie op steeds meer eieren maken het voor de kip moeilijk te behappen, met een verhoogd risico op zwakke botten en breuken tot gevolg. Nieuwe huisvestingssystemen waarin de dieren meer kunnen bewegen, hebben een dubbel effect. Meer bewegen verstevigt de kippenbotten, maar verhoogt tegelijk het risico dat de dieren ergens tegenaan knallen of slecht neerkomen. Bij een Britse studie bleek dat afhankelijk van het systeem 36 tot 86 procent van de kippen met een gebroken borstbeen rondliep.

Varkens zijn vooral geselecteerd op een snellere en efficiëntere productie van mager vlees en tegelijk ook op grotere worpen - in de jaren 1960 bracht een zeug veertien biggen per jaar groot, nu zijn dat er meer dan twintig. Die toenemende belasting, in combinatie met lagere vetreserves, maakt de dieren vatbaarder voor ziektes. Dat geldt ook voor de biggen, die als gevolg van de grotere worpen lichter en zwakker ter wereld komen. Door de snelle spiergroei vergroot ook bij varkens het risico op poot- en skeletproblemen.

Gaf een goede melkkoe in de jaren 1960 zo’n zesduizend liter melk per lactatie - de periode na de geboorte van een kalf waarin de koe melk produceert - dan is dan vandaag vaak tienduizend liter of meer. Daar staat een verminderde vruchtbaarheid en een verhoogd risico op pootproblemen, uierontstekingen en andere ziektes tegenover.

Formule 1

Een doorgedreven genetische selectie op één of een beperkt aantal kenmerken, kan tot ongewenste neveneffecten leiden. Doordat de genen die aan de basis liggen van die neveneffecten zich in de buurt bevinden van gewenste genen - en dus telkens meeliften doorheen het selectieproces - of doordat genen verschillende eigenschappen tegelijk beïnvloeden, zowel goede als slechte.

Vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw was een hoge productiviteit lange tijd hét selectiekenmerk bij uitstek. In de akkerbouw leidde de groene revolutie tot een spectaculaire toename van de opbrengsten. De groeiende bevolking moest tegen een lage prijs genoeg te eten hebben. Het milieu en dierenwelzijn stonden nog niet (hoog) op de agenda.

Vandaag nemen veredelingsbedrijven ook welzijns- en gezondheidskenmerken op in hun fokprogramma’s. Ascites - vochtophoping in de buikholte - komt bij vleeskippen minder vaak voor dan tien jaar geleden, omdat tegen de aandoening is geselecteerd. En ook de stressgevoeligheid van het extreem gespierde Belgische Piétrainvarken is door gericht fokken verminderd - de dieren waren door een meegelifte genetische mutatie lange tijd zo stressgevoelig dat ze spontaan doodvielen bij transport of contact met onbekenden.

Maar het blijft vaak de vraag hoe zwaar welzijn doorweegt bij de selectie. In een eerder verschenen rapport over het welzijn van melkvee wezen de experts van de Britse FAWC er al op dat commerciële overwegingen primeren op de bekommernis om welzijn an sich - te veel problemen met gezondheid en welzijn tasten immers de winstgevendheid aan. Tot op zekere hoogte zijn welzijn en winst met elkaar te verzoenen. ‘Maar hoe meer eigenschappen je meeneemt in een fokprogramma, hoe moeilijker het wordt om vooruitgang te boeken’, zegt Wendy Rauw, die aan het Spaanse Instituut voor Landbouw- en Voedselonderzoek en Technologie het onderzoeksproject Selectie voor Welzijn leidt. ‘Een sterke focus op welzijn en gezondheid werkt op de duur de productie tegen.’ Hoogproductieve dieren lopen een groter risico op welzijnsproblemen omdat je niet alles kan hebben. Energie is beperkt, en wat ze gebruiken voor snellere spiergroei, eier- of melkproductie, kunnen ze niet meer investeren in sterke botten, het immuunsysteem of de vruchtbaarheid.

De dieren zijn minder robuust en hebben daardoor nood aan optimale voeding, verzorging en huisvesting, waar ziektekiemen zoveel mogelijk worden buitengehouden. En daar wringt soms het schoentje. Jo Leroy, in melkvee gespecialiseerd dierenarts aan de Universiteit Antwerpen, vergelijkt de moderne melkkoe met een Formule 1-wagen. ‘Niet iedereen kan daarmee rijden. Hij crasht bij de minste fout. Zo gaat het vaak ook met topkoeien, die doorgaans maar drie lactaties meegaan. Ze putten zichzelf uit en gaan eronderdoor zodra er iets misgaat.’

Vijfhonderd eieren

De zoektocht naar dieren die tot nóg indrukwekkendere prestaties in staat zijn, gaat nog steeds verder. Uitzonderlijke resultaten sterken veredelaars in hun overtuiging dat het nog beter kan. Leroy heeft weet van een melkkoe die per lactatie zestienduizend liter gaf. De Nederlandse veredelaar Hendrix Genetics werkt aan een varken dat 35 biggen per jaar groot kan brengen en het bedrijf hoopt tegen 2020 een kip op de markt te brengen die op honderd weken vijfhonderd eieren kan leggen - vandaag zit de carrière van een legkip erop na ongeveer tachtig weken en 360 eieren. Sommige topdieren in het fokprogramma bleken zelfs in staat om meer dan 570 eieren te leggen.

De aandacht voor de milieu-impact van de veehouderij groeit en de voederprijzen blijven stijgen. Daardoor winnen productiviteit en efficiëntie aan belang. In hun rapport merken de FAWC-experts op dat welzijn daardoor opnieuw naar de achtergrond zou kunnen verdwijnen.

Met genoomanalyse hebben veredelaars bovendien een krachtig wapen in handen. Door genetische merkers voor bepaalde eigenschappen in het DNA van dieren op te sporen, kunnen ze het selectieproces versnellen. Hendrix Genetics houdt bij de fokkerij van legkippen rekening met zo’n zestigduizend genetische merkers, vleeskippenveredelaar Aviagen met maar liefst zeshonderdduizend. Genoomanalyse kan het makkelijker maken om rekening te houden met eigenschappen die een impact hebben op het welzijn, maar moeilijk te kwantificeren zijn, zoals gedrag - wat de veredelaars naar eigen zeggen ook doen. Tegelijk kan de techniek de toename in productiviteit en efficiëntie versnellen. ‘Het risico bestaat dat fokkers enkel focussen op genen en cijfers, en het dier als geheel en de neveneffecten uit het oog verliezen’, zegt Rauw.

Volgens Rauw zijn de biologische grenzen in de meeste gevallen nog niet in zicht. ‘De vraag is eerder of verdere selectie nog ethisch verantwoord is. Hoe ver kunnen we gaan?’

Kip van morgen

Eerder dit jaar kondigde het Nederlandse Productschap Pluimvee en Eieren (PVE) aan dat de klassieke vleeskip tegen 2020 uit de supermarktrekken moet verdwijnen. Ze zal plaats maken voor de trager groeiende ‘Kip van Morgen’ (KvM). Die zal maximaal vijftig gram per dag mogen groeien. Minder snel dan de plofkip, maar toch nog sneller dan variëteiten die de biologische veehouderij nu al inzet en die doorgaans 45 gram per dag groeien. De kippen krijgen ook meer nachtrust - het moet minimum zes uur donker zijn in de stal - en wat meer ruimte - er mogen maximaal 19 kippen op een vierkante meter zitten in plaats van 21. Daarnaast moeten onder meer de uitstoot van ammoniak en fijn stof en het antibioticagebruik omlaag - door haar tragere groei is de KvM wat minder ziektegevoelig.

‘Door de tragere groei zullen naar verwachting diverse welzijnsproblemen verminderen’, zegt Erik De Jonge van PVE. ‘Met de KvM is gezocht naar een balans tussen de verschillende duurzaamheidsthema’s: people, planet en profit.’ Dierenbeschermingsorganisatie Wakker Dier, die al langer tegen de plofkip van leer trekt, is echter niet onder de indruk van de ‘plofkip in flauwekulsaus’ die ‘een extra oppervlakte ter grootte van een smartphone’ ter beschikking krijgt.

De snelgroeiende vleeskip zal overigens niet volledig verdwijnen uit Nederland. Van de 44 miljoen dieren die jaarlijks worden vetgemest, is driekwart bestemd voor het buitenland. En daar vindt men plofkip nog steeds prima.

Ook in België blijft tot nader order de plofkip de standaard, al geniet ze er minder bekendheid. ‘Het debat leeft hier (nog) niet’, zegt Anne-Marie Vangeenberghe van de Boerenbond. ‘De consument kijkt vooral naar de prijs. De vraag naar - duurdere - trager groeiende kip is klein, en pluimveehouders produceren wat de consument vraagt.’ Leroy ziet hetzelfde gebeuren in de melkveehouderij. ‘Melkveehouders staan onder druk om steeds meer te produceren, tegen een lagere prijs, maar ten koste van duurzaamheid en dierenwelzijn. Toch zijn er boeren die bewust kiezen voor wat minder productieve, robuustere koeien.’

PVE becijferde dat de productie van een kilogram ‘kipfilet van morgen’ anderhalve euro meer zal kosten. ‘Het is aan de supermarkten om te bepalen in hoeverre ze die meerkost zullen doorrekenen aan de klant’, zegt De Jonge. Volgens Vangeenberghe is de rol van supermarkten cruciaal. ‘Zij kunnen ervoor zorgen dat duurzamere producten niet zomaar worden weggeconcurreerd. Als de vraag toeneemt, en supermarkten zijn bereid zich te engageren, is een omschakeling ook in België zeker mogelijk.’

Rauw loopt niet zo hoog op met de macht van de consument, die vaak ver afstaat van de veehouderij. ‘In plaats van te kijken naar hoeveel de consument wil betalen, lijkt het mij zinvoller om te bepalen welke grenzen we willen trekken, en dan te kijken wat de prijs wordt. Wat verkeerd is, is verkeerd. Vergelijk het met spotgoedkope kleding, die onder erbarmelijke omstandigheden is geproduceerd, en ethisch verantwoorde kledij: wij zouden die keuze helemaal niet mogen hebben.’ ?

'De energie die naar snelle groei gaat, kan niet meer dienen voor een sterker immuunsysteem'

Bronvermelding

  • Met dank aan prof. Nadine Buys, prof. Eddy Decuypere (KU Leuven) en dr. Ingrid de Jong (WUR) Dit artikel verscheen in 2013 in Eos Magazine.