De laatste tien jaar schommelt de jaarlijkse wereldproductie aan zout rond de 280 miljoen ton. Meer dan de helft daarvan was in 2017 afkomstig uit drie landen: China, de Verenigde Staten en India. Op onderstaande kaart zijn alle zoutproducerende landen ingekleurd. Hoe donkerder de kleur, hoe hoger de productie. Landen die geen zout winnen (zoals België) of waarvan geen statistieken beschikbaar zijn, zijn wit gekleurd. Martinique en Nigeria zijn zulke landen, waarvan we wel weten dat er aan zoutwinning gedaan wordt, maar waarvan we geen cijfers kennen.
Opvallend in de top tien van meest zoutproducerende landen is Nederland, dat met zijn kleine oppervlakte toch bijna 7 miljoen ton zout produceerde in 2017. Die hoeveelheid is vergelijkbaar met de productie van veel grotere landen zoals Turkije, Brazilië en Chili.
In minder ontwikkelde landen wordt het gekristalliseerde zout bijeengeharkt in lange rijen, om gedurende enkele dagen verder uit te lekken. Daarna wordt het verzameld in grote hopen en als er nog meer water verdwenen is, wordt het uit de zoutpannen gehaald om te drogen.
In geïndustrialiseerde landen wordt het zout machinaal verzameld en gewassen met een verzadigde pekel om de laatste onzuiverheden te verwijderen. Vervolgens wordt het gecentrifugeerd en gedroogd alvorens het op te slaan voor verdere verwerking.
De pekel die gewonnen wordt via oplosmijnbouw wordt rechtstreeks naar een industriële installatie geleid, waar men het water laat verdampen. Dat gebeurt meestal in een reeks drukvaten, waar de pekel doorheen stroomt. De drukvaten staan onder lage druk, waardoor de pekel kookt bij een lagere temperatuur en er stoom ontstaat. Die stoom wordt gebruikt om het volgende drukvat te verwarmen. Omdat bij elk drukvat ook de druk verlaagt, is er steeds minder warmte nodig om de pekel aan de kook te brengen. Uiteindelijk komt de pekel in een vacuüm terecht. Het verdampingsproces onder lage druk kost veel minder energie dan het werken met hoge temperaturen.
Tijdens dit doorloopproces verdampt er steeds meer water en wordt de pekel alsmaar geconcentreerder. Daardoor ontstaan er zoutkristallen. De ingedikte pekel wordt uit het laatste drukvat gehaald en gewassen met zuivere pekel om onzuiverheden te verwijderen. Het goedje wordt dan gecentrifugeerd, waarbij overtollig water wordt weggeslingerd. Het resultaat is een zeer zuiver zout met weinig onreinheden.
Er zit nu nog 2 tot 4 procent water bij het zout, wat droog genoeg is voor de chemische industrie. Voor de voedingsindustrie moet het zout nog verder gedroogd worden in speciale drooginstallaties.
In Punjab, in het noordoosten van Pakistan, ligt aan de voet van het Himalayagebergte de Khewra-zoutmijn. De benaming van het zout dat daar gewonnen wordt, doet vermoeden dat het zout op grote hoogte gemijnd wordt, maar niets is minder waar. De mijn ligt op slechts 288 meter hoogte. Himalayazout wordt met de hand uit de mijn gekapt door Pakistaanse mijnwerkers. Het is fysiek zwaar werk en we weten dat er dwangarbeid en kinderarbeid voorkomt in het land. Ook neemt men het niet altijd even nauw met beschermingsmaatregelen zoals mondkapjes, laarzen en bril. Het roze zout bestaat voor 98 tot 99 procent uit natriumchloride of keukenzout, de rest zijn andere zouten en sporenelementen. De aanwezigheid van ijzeroxide of ‘roest’ verklaart de roze kleur.
Fleur de sel wordt op traditionele wijze gewonnen uit zeewater. Net zoals bij reguliere zoutpannen, begint het zout te kristalliseren aan het wateroppervlak. In eerste instantie vormen zich vlakke zoutvlokken in twee dimensies. Geleidelijk aan evolueren die vlokken tot minuscule piramideachtige structuren, die drijven op de pekel. Het fijnproeverszout wordt met de hand van het wateroppervlak geschept voordat de vlokken te zwaar worden en naar de bodem zinken.
Het zout dat op die manier gewonnen wordt, is fijner van structuur. Bovendien is het minder droog dan andere soorten zout, omwille van de specifieke oogstmethode. Fleur de sel kan nog vijf tot tien procent water bevatten, wat een andere smaaksensatie geeft. Na het oogsten, wordt fleur de sel niet verder verwerkt of geraffineerd. Daarom is het gehalte aan natriumchloride vaak iets lager dan bij andere zouten, ongeveer 97 procent. Ook de kleur is over het algemeen minder intens wit dan de geraffineerde zoutsoorten.
Fleur de sel kan enkel geproduceerd worden in regio’s met specifieke klimaatcondities: droog, zonnig weer met een zachte zeebries. Vaak zijn die condities slechts enkele maanden per jaar aanwezig. Daarnaast is het oogsten van fleur de sel erg arbeidsintensief, wat het tot het duurste zout ter wereld maakt. De bekendste (en duurste) variant van fleur de sel komt uit Guérande in Bretagne (Frankrijk), maar ook in andere streken in Frankrijk, Spanje, Portugal, Griekenland en zelfs in Canada, Mexico en Brazilië wordt fleur de sel gewonnen. Afhankelijk van de herkomst heeft fleur de sel een unieke chemische samenstelling, korrelgrootte en kristalvorm, als gevolge van het lokale samenspel tussen de herkomst van de pekel, de lokale condities en de manier van oogsten.
De zuiverheid van zout hangt in grote mate af van de winningsplaats. Zout dat gewonnen wordt via verdamping van zeewater bereikt in China en India een zuiverheidsgraad van 99 tot 99,5 procent, in Australië en Mexico zelfs 99,7 tot 99,8 procent. De kwaliteit van steenzout hangt sterk af van de mijn waaruit het afkomstig is. Zuiverheidsgraden variëren er van 90 tot meer dan 99 procent. Het zuiverste zout wordt bereikt via het verdampen van opgepompte pekel in een vacuüm. Zulk zout bereikt een zuiverheidsgraad van 99,8 tot zelfs 99,99 procent. Hoe zuiverder het zout, hoe waardevoller het is. Vacuümzout is daarom de eerste keuze als het gaat om zout voor menselijke consumptie. Het zuiveringsproces is onderdeel van het kristallisatieproces dat hierboven beschreven wordt.
Zout versnelt in sterke mate corrosie (roest), wat de stalen onderdelen van constructies kan aantasten. Dat brengt een verhoogd veiligheidsrisico met zich mee, specifiek voor werknemers in deze sector. Daarnaast gedraagt steenzout zich als fijnstof, waardoor het voor de werknemers noodzakelijk is om zich te beschermen met stofmaskers. In westerse landen wordt veel aandacht besteed aan de nodige veiligheidsmaatregelen in de zoutindustrie, maar in ontwikkelingslanden zijn die vaak ver zoek.
Hoe dieper onder de grond, hoe hoger de temperatuur. In ondergrondse zoutmijnen worden mijnwerkers dus blootgesteld aan hoge temperaturen. Dat gaat gepaard met zogenaamde warmtestress. Het langdurig werken bij hoge temperaturen kan een nadelig effect hebben op de gezondheid van de werknemers. Indien het lichaam sneller opwarmt dan het in staat is warmte af te voeren (o.a. door te zweten), kan de lichaamstemperatuur gevaarlijk hoog worden. In eerste instantie leiden zulke omstandigheden tot concentratieverlies (met een verhoogd risico op ongevallen), maar ook flauwvallen en zelfs een hitteberoerte kunnen voorkomen. Daarom is mijnbouw in de meeste landen onderworpen aan strenge regels, die de werknemers moeten beschermen.
In Duitsland worden de werktijden in zoutmijnen bijvoorbeeld ingekort bij temperaturen hoger dan 28 °C. Hoe hoger de temperaturen waar de mijnwerkers langdurig in moeten vertoeven, hoe korter de werkshift. Bovendien moet de werkgever specifieke maatregelen treffen indien er gewerkt moet worden bij een temperatuur boven de 30 °C. Alleen werknemers die de nodige medische testen ondergaan, mogen afdalen in de mijnen.
Ook op plaatsen waar zout rechtstreeks uit de zee of uit een meer gewonnen wordt, kunnen de temperaturen fel oplopen. In minder ontwikkelde landen (onder andere Cambodja, Niger, Senegal, Oeganda) zijn de omstandigheden erbarmelijk en werken alleen de allerarmsten in de zoutpannen. Vaak worden er ganse families tewerkgesteld, inclusief (jonge) kinderen.
De International Labour Organization rapporteert situaties waarbij (kinder-)arbeiders zonder bescherming zware arbeid leveren in het volle zonlicht. Het corrosieve zout tast hun huid aan en beschadigt hun ogen. Ze lopen vaak blootsvoets over de scherpe zoutkristallen, waarbij ze talloze verwondingen oplopen. Het zout in die wonden is niet alleen extreem pijnlijk, het veroorzaakt op termijn ook blijvende verminkingen. Daarnaast lopen ze het risico op dehydratatie en verdrinking. Ook miskramen worden gelinkt aan de overdreven blootstelling aan zout.
In 2013 is een Amerikaans bedrijf gestart met het exploiteren van een zoutmijn in de Westelijke Sahara, een gebied dat al sinds 1975 door Marokko bezet wordt. In 2002 verklaarde de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties al dat zulke activiteiten in het conflictgebied in strijd zijn met het internationaal recht, indien de plaatselijke bevolking er niet beter van wordt. Het gewonnen zout komt ook op de Europese markt terecht, hoewel daar steeds meer weerstand tegen is. Zo heeft de Noorse overheid reeds bestellingen uit het gebied geannuleerd en zegden Deense gemeenten hun overeenkomsten met het bedrijf op.
Net zoals slakken drogen ook wonden uit als je er zout op legt. Daardoor gaat bloed sneller stollen en is er minder kans op infectie. Bacteriën houden immers niet van een droge wonde. De meeste bacteriën hebben trouwens zelf ook last van uitdrogingsverschijnselen als ze met zout in aanraking komen.
Maar zout in een wonde doet ook pijn, vandaar het spreekwoord. Want door zout drogen de zenuwuiteinden die de wonde blootlegt, uit. Dat veroorzaakt een pijnsensatie. Om een wonde te ontsmetten, kan je dus maar beter een andere middel gebruiken.
Zout wordt al duizenden jaren gebruikt in voeding en als bewaarmiddel. De allereerste mens kreeg voldoende zout binnen via het vlees dat hij at, maar zodra hij zich ging settelen, aan landbouw begon te doen en minder vlees at, werd het noodzakelijk om extra zout in te nemen. Chinese geschriften uit 2.700 voor onze jaartelling, beschrijven reeds manieren om zout te produceren.
Zout had ook een belangrijke economische rol. In sommige landen werden lange tijd zouttaksen geïnd, die belangrijke inkomsten genereerden voor de overheid. Ook het woord salaris is niet voor niets afkomstig van sal, het Latijnse woord voor zout. Romeinse soldaten kregen speciale zoutrantsoenen (salarium argentum) en in het oude Griekenland werden slaven geruild voor zout. Ook in onze taal vinden we nog sporen van de waarde die aan zout werd toegedicht, bijvoorbeeld in de uitdrukking ‘het zout op zijn patatten niet verdienen’. Met de industriële revolutie in de 19de eeuw daalde ook de prijs van het ‘witte goud’. Omdat zout onontbeerlijk was in vele chemische fabrieken, begon men op steeds meer plekken zout te winnen.
De uitdrukking ‘iets met een korreltje zout nemen’ is afkomstig uit het Latijn. De Romeinse schrijver Plinius de Oudere gebruikte de zin ‘addito salis grano’ bij de beschrijving van een tegengif in zijn opus ‘Naturalis Historia’. Maar het woord sal betekent behalve zout ook verstand, waardoor je de uitdrukking kan vertalen als ‘met een beetje verstand’. En dat is nu net wat wij ook nu nog bedoelen met die uitdrukking: dat je iets niet al te serieus moet nemen, maar je verstand moet laten spreken.
Hoewel er meer dan 10.000 toepassingen bekend zijn van zout, brengt de zoutindustrie al die praktijken onder in vijf gebruikscategorieën:
Alle andere toepassingen van zout worden verzameld onder de noemer ‘andere’. Daaronder vallen onder andere het kleuren van textiel, het bleken van papier, het behandelen van leder en dergelijke meer. Wereldwijd vloeit slechts 17,5 procent van de zoutproductie door naar de keuken.
Er zijn ook demografische verschillen in het thuisgebruik van zout. Vrouwen voegen minder vaak zout toe dan mannen. Bovendien voegen ze vaker enkel zout toe tijdens het koken. Mannen voegen dan weer vaker helemaal geen zout toe dan vrouwen. Oudere volwassenen blijken bewuster om te springen met zout dan de jongere generaties.