Een andere stof die de houdbaarheid verbetert is zwaveldioxide (SO2). Die voegt de wijnbouwer toe voor of na het persen, of vlak voor het bottelen. Dat proces wordt ook zwavelen genoemd. Het doodt schimmels en bacteriën die de wijn kunnen doen bederven en voorkomt dat witte wijn bruin kleurt. Een deel van de zwaveldioxide, zet zich in de wijn om tot bisulfiet-ionen (HSO3−), die op hun beurt deels tot sulfiet-ionen (SO32−). Vandaar dat het etiket ‘sulfiet’ vermeldt.
De richtlijnen van de Europese Unie stellen maxima op voor de hoeveelheid sulfiet in wijn, waarbij de maxima voor biologische wijn lager liggen dan die voor conventionele wijn.
Rode wijn mag maximaal 150 mg per liter bevatten (100 mg/l voor biologische wijn), voor witte wijn of rosé is maximaal 200 mg per liter toegestaan (150 mg/l voor biologische wijn). Dat geldt voor wijnen die minder dan twee gram suiker per liter wijn bevatten. Aan wijnen met meer suiker, mag de producent iets meer sulfiet toevoegen. Dat is nodig om te vermijden dat de suiker die na de eerste fermentatie overblijft verder vergist.
Sinds 2005 is het in de Europese Unie verplicht om sulfiet op het etiket te vermelden, tenzij het gaat om minder dan 10 mg sulfiet per liter wijn.