De regels omtrent halal slachten beschrijven niet alleen de slacht, maar ook hoe het dier behandeld moet worden voor en na het slachten. Veel regels hebben oorspronkelijk als doel de angst bij het dier zo klein mogelijk te houden, al is hun effectiviteit een punt van discussie. Zo mag het dier geen getuige zijn van de slacht van soortgenoten of van de voorbereidingen op zijn eigen slacht. De slachter moet een praktiserende, volwassen moslim zijn.
De slacht zelf moet snel en schoon gebeuren, om lijden te minimaliseren. Het mes moet vlijmscherp zijn en in verhouding met de grootte van het dier. Het idee is om in één keer de halsslagader, luchtpijp en slokdarm door te snijden.
Net als bij een reguliere slachting, drijft men de koe naar een apparaat dat haar vasthoudt. Dat apparaat staat met de voorkant naar Mekka gericht. Vervolgens draait het 90° of 180° rond de lengteas, zodat de koe op haar zij of rug ligt. Daarna snijdt de slachter de hals door en bloedt de koe dood. Hierbij mag de koe het mes niet zien en zegt de slachter het slachtgebed ‘Bismallah Allahoe Akbar’ op. Vertaald: ‘In naam van Allah, Allah is groot’.
De rotatie van de koe versnelt het uitbloeden, iets wat bij een reguliere slacht gebeurt door het dier op te takelen, maar wreed zou zijn bij een dier dat nog bij bewustzijn is. Bij een snellere uitbloeding verliest het dier het bewustzijn ook sneller. Het nadeel van de rotatie is dat het voor de koe meer beangstigend is dan alleen maar vastzetten. In die positie drukt het lichaamsgewicht van de koe ook sterk op de longen, wat een gevoel van verstikking veroorzaakt. Daardoor is de rotatie beangstigend en stresserend. Een methode om het lijden te verminderen, is het gebruik van een schietmasker vlak na of gelijktijdig met de halssnede. Dat is nog steeds halal, zolang het dier nog leeft bij de aanvang van de halssnede.