In een van de vier koeienmagen zit een soort bacteriën, methanogene Archaea, die cellulose afbreekt. Cellulose is de stof waaruit de wanden van plantaardige cellen zijn opgebouwd. Dankzij die bacteriën kunnen koeien wat mensen niet kunnen: gras verteren. De bacteriën produceren methaan (CH4), een gas dat zijn weg naar buiten vindt via de ademhaling of boertjes.
Methaan wordt ook geproduceerd wanneer microben mest afbreken in afwezigheid van zuurstof. Dat proces vindt plaats in opgehoopte mest. In totaal is ongeveer 70 procent van de methaanuitstoot van de veeteelt afkomstig van verteringsprocessen en zo’n 30 procent afkomstig van mestopslag.
Methaan is bepaald geen onschuldig gas: het veroorzaakt een broeikaseffect dat 28 keer groter is dan dat van CO2. Dat komt omdat methaan de warmte van de aarde beter vasthoudt. Vergelijk het met hoe een trui je beter warm houdt dan een T-shirt.