Die bedreigingen worden in de hand gewerkt door het feit dat mais doorgaans als monoteelt wordt geproduceerd. Dat maakt immers dat insecten en infecties allerhande zich zeer snel over veel planten kunnen verspreiden. Telers wapenen zich hiertegen met pesticiden, maar door resistentieopbouw van insecten en andere plagen is dit een niet te winnen wedloop. Ook de introductie van nieuwe, resistente variëteiten, al dan niet met inzet van GGO-technieken (GGO staat voor Genetisch Gemodificeerd Organisme), biedt slechts tijdelijk soelaas. De organismen waartegen ze resistent horen te zijn muteren immers evenzeer, en gaan op termijn ook die resistentie omzeilen. Daarnaast stellen zich ook ethische problemen met gepatenteerde, resistente variëteiten die via killer genes misschien wel zaad opleveren, zonder dat dat evenwel productieve planten genereert. Hierdoor is een landbouwer verplicht om telkens opnieuw zaaizaad te kopen bij de producent van die resistente variëteiten. Monocultuur zorgt ook voor een afnemende plantendiversiteit op onze velden, wat zijn weerslag heeft op de aanwezigheid van natuurlijke vijanden van voor mais schadelijke organismen. Daarnaast leidt het ook vaak tot overbemesting.
Gedroogde mais is jaren te bewaren. Ook mais in blik of glas kent een lange houdbaarheidsdatum. Gegaarde mais en restjes zijn in de koelkast slechts enkele dagen houdbaar.
De teelt van mais brengt geen afval met zich mee.