Met een gemiddeld verbruik van 5.200 liter per dag per Belg springen we kwistig om met water. Expert watermanagement Arjen Hoekstra ontwikkelde een tool waarmee bewuste consumenten en beleidsmakers een individuele én globale watervoetafdruk kunnen berekenen. ‘De natuur droogt langzaam op.'
Er zijn verschillende methodes om de waterbeschikbaarheid te berekenen. Naargelang de methode die je gebruikt, zou je resultaat zijn dat Vlamingen en Brusselaars gemiddeld 860 à 1.466 m³, of 1.100 à 1.700 m³ water per persoon, per jaar tot hun beschikking hebben.
In vergelijking met andere landen is dat zeer weinig. De cijfers zijn zo laag dat de regio Vlaanderen-Brussel internationaal wordt beschouwd als een regio met een ernstig watertekort. De belangrijkste oorzaak van die lage waterbeschikbaarheid is de grote bevolkingsdichtheid: het water moet in Vlaanderen en Brussel immers over een groot aantal inwoners verdeeld worden, terwijl de oppervlakte eerder beperkt is.
Dat de regio een ernstig watertekort kent, is soms pijnlijk duidelijk. Een heel recent voorbeeld: in 2018 gold vanaf 24 juli een ‘alarmfase voor droogte’ in heel Vlaanderen. De droogtecommissie adviseerde toen aan alle provinciegouverneurs dat ze particulieren zouden verbieden hun wagen te wassen of hun gazon en tuin te besproeien. Ook vond ze dat publieke diensten best geen voetpaden meer zouden reinigen en geen parken en sportterreinen meer zouden besproeien. De commissie raadde ook aan land- en tuinbouwondernemingen te verbieden om water te sproeien tussen 8 en 20 uur.
De Vlaamse watermaatschappijen winnen het grondwater vooral in Vlaanderen. Een beperkte hoeveelheid grondwater winnen ze in het Waalse gewest.
Om de kwaliteit van het grondwater te beschermen, zijn rond de waterwingebieden beschermingszones afgebakend. Er zijn er van type I, type II en type III.
In een zone type III is het bijvoorbeeld verboden om stoffen te lozen die een slechte smaak of geur aan grondwater kunnen geven. In een zone type II zijn de regels strenger; daar geldt dan bijvoorbeeld een verbod op de opslag van drijfmest (zeer vloeibaar mengsel van uitwerpselen, urine en water). In de waterwingebieden zelf en de zone type I daaromheen, is weinig meer toegestaan dan handelingen die tot doel hebben drinkwater te produceren en grondwater te beschermen. Ook geldt in alle beschermingszones een verbod op het gebruik van pesticiden door openbare diensten, zoals de technische dienst van een gemeente, en door land- en tuinbouwers. Voor zones II en III kunnen die laatste soms een uitzondering krijgen.
Deze beschermingszones zijn afgebakend met blauwe borden waarop watergolfjes staan gedrukt, samen met de vermelding 'beschermingszone drinkwater'. Onderaan het bord staat een telefoonnummer: als je verontreiniging zou vermoeden, kan je daarheen bellen.
Water dat in de grond zit, is afgeschermd van veel verontreinigingen. Watermaatschappijen zoeken uit wat de meest geschikte grondwaterlaag is om water van te winnen waarvan ze leidingwater maken.
De helft van het Vlaamse drinkwater is afkomstig van oppervlaktewater. Zo’n oppervlaktewaterwinningen hebben zich ontwikkeld langs rivieren, kanalen of kanaalpanden (gedeeltes van een kanaal tussen twee sluizen). De watermaatschappijen kiezen deze uit waarvan is gebleken dat de waterkwaliteit voldoet aan de wettelijk vereiste normen om drinkwater van te mogen maken.
In oppervlaktewater komen heel wat vaker pesticiden voor dan in grondwater; bij de verwerking lossen de producenten van leidingwater dat op.
Onder meer wordt veel oppervlaktewater onttrokken aan het Albertkanaal, dat op zijn beurt water onttrekt aan de Maas. Boven dat kanaal, aan bruggen, hangen borden die erop wijzen dat van dat water drinkwater wordt gemaakt. Afvalstoffen in dat kanaal lozen is dan ook, uiteraard, verboden.
Je kan ook zelf een steentje bijdragen aan de bescherming van ons grond- en oppervlaktewater.
Minerale brandstoffen en oliën: Wanneer je brandstoftank lekt en op een onverharde ondergrond staat, dan kan dit via in de bodem doorsijpelen en het water verontreinigen. Laat daarom regelmatig je brandstoftank controleren op lekken. Breng ook gebruikte oliën, bijvoorbeeld smeerolie, naar een containerpark, of laat ze selectief ophalen.
Was- en schoonmaakproducten: Gebruik niet meer wasproducten dan nodig, en overweeg telkens de biologisch afbreekbare variant. Gebruik ook geen bleekwater (javel) om je stoep te poetsen: als die in de bodem terechtkomen, vormen ze daar ongewenste chloorverbindingen.
Schadelijke oplosmiddelen: Wie verfborstels of mechanisch gereedschap reinigt, gebruikt daarvoor vaak gevaarlijke oplosmiddelen. Gebruik er zo weinig mogelijk van. Overweeg milieuvriendelijkere producten. Heb je er toch gebruikt? Verzamel ze dan, en laat ze selectief ophalen.
Geneesmiddelen en cosmetica: Gebruik ook dit niet meer dan nodig. De reststoffen ervan komen namelijk via ontlasting, urine en wasbeurten in het rioolwater terecht.
Ongedierte en onkruidbestrijding: Je kan veel ongewenste organismen uit je tuin houden met biologisch tuinieren. Er bestaan bijvoorbeeld natuurlijke combinaties van teelten die ongedierte van de gewassen weghouden. Zo schrik je slakken af door salie, rozemarijn, tijm, munt, dennennaalden, boomschors of grof zand in je tuin te verspreiden. Volstaan die oplossingen niet, dan zijn er nog natuurlijke spuitoplossingen.
Gebruik ook geen pesticiden om boorden en perkranden onkruidvrij te maken.
Bedek in plaats daarvan de grond met een laag van vijf tot acht centimeter dennennaalden, boomschors of zaagsel. Strooi afgemaaid gras tussen groenten, bloemen en planten. Ruim plantenafval en andere mogelijke infectiebronnen tijdig op.
Meer informatie over tuinieren zonder chemische bestrijdingsmiddelen vind je hier.
Bodemverbeteraars en bemesting: Te vaak geven we meer bemesting dan de plant kan opnemen. Dat is jammer, want overtollige meststoffen spoelen weg en vervuilen grond- en oppervlaktewater. Chemische meststoffen gebruik je best enkel als die echt noodzakelijk zijn, en van je tuinafval maak je best compost.
Ontzilt zeewater wordt vandaag al gebruikt om drinkwater van te maken, onder meer in Israël. Ook in België en Nederland wordt steeds vaker overwogen die weg op te gaan.
Drinkwater maken van gezuiverd afvalwater gebeurt ook al, maar is vooralsnog zeldzaam. In heel Europa gebeurt het op slechts twee plaatsen: in Engeland en in België. Vooral het Vlaamse systeem oogst wereldwijd bewondering. Daar gebruikt drinkwatermaatschappij IWVA, die actief is in de Vlaamse Westhoek, water dat door een rioolwaterzuiveringsinstallatie in de buurt is gezuiverd om drinkwater te maken. Hoe het precies werkt, lees je verderop in het tracé.
Natuurlijke mineraalwaters worden gewonnen uit een bron. Volgens de wet bezitten ze enkele bijzondere kenmerken. Meer bepaald is het ruwe water opmerkelijk zuiver, vooral op microbiologisch vlak. Ook verschilt dergelijk water van een gewoon drinkwater door zijn gehalte aan mineralen, oligo-elementen of andere bestanddelen. Tenslotte veranderen de kenmerken waardoor ze worden gekarakteriseerd niet tot nauwelijks in de tijd.
De Europese Unie publiceert een lijst waarop de officieel erkende natuurlijke mineraalwaters staan. Die krijgt af en toe een update. Voor België zijn er 27 natuurlijke mineraalwaters erkend. Bekende namen zijn onder meer Spa, Chaudfontaine en Valvert. Voor Nederland zijn er 13 erkend, met onder andere Bar-le-Duc en Sourcy.
Als het brandt, koppelen de brandweerlieden hun slang aan een brandkraan langs de openbare weg, zonder dat een meter het verbruik registreert; dat is in Vlaanderen wettelijk toegelaten. Dat verbruik wordt niet gefactureerd, en is dus een verlies van centen en water voor het drinkwaterbedrijf. Een ander deel van de verliezen is te verklaren doordat sommige mensen water van het net stélen. Ook het watergebruik door de gemeentediensten en water voor het spoelen van leidingen valt niet onder gefactureerd gebruik. Maar het overgrote deel van het waterverlies is te wijten aan lekken in de leidingen.
In Vlaanderen maakt het totale volume niet-geregistreerd verbruik 16,6 procent uit van het volume drinkwater dat in het distributienetwerk gepompt wordt.
Het minst presterende Vlaamse drinkwaterbedrijf verliest 7.500 liter drinkwater per kilometer, per dag; het best presterende 1.500 liter. Gemiddeld gezien komt dat neer op een dagelijks verlies van circa 2.900 liter per kilometer leiding. Die hoeveelheid is te vergelijken met de hoeveelheid water in 19 badkuipen.
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest maakt het totale volume niet-geregistreerde verbruik 12,8 procent uit van het volume drinkwater dat gepompt wordt in het distributienetwerk.
Een reden voor de vele lekken in Vlaanderen is dat die regio geen goede ruimtelijke ordening heeft, wat in het leidingnet veel aftakkingen met zich meebrengt, en veel stukken drinkwaterleiding die slechts een beperkt aantal huizen bedienen. Hoe meer vertakkingen en hoe meer kilometers leiding er per inwoner zijn, hoe groter de kans op lekken.
Het lekverlies oplossen zou enkele miljarden aan investeringen kunnen vergen. Daarvoor zouden namelijk veel straten moeten worden opengebroken – wat ook voor veel hinder zou zorgen. Dat is dus niet in één jaar op te lossen. Ook is de kans reëel dat dergelijke investeringen weliswaar het lekverlies zouden doen dalen, maar dat ze ook de waterfactuur zouden verhogen. Dat zou het geval zijn als de kosten om het lekverlies op te lossen groter zijn dan de kost die ontstaat door dat lekverlies. Hoe om te gaan met lekken is dus steeds afweging tussen ecologische en economische baten en kosten.
De Nederlanders zijn trots op hun buitengewoon geringe lekverliezen. Metingen in Nederland, verricht in Benthuizen en Diemen, schatten het lekverlies op 60 tot 1500 liter per kilometer, per dag. Dat zou neerkomen op 5 procent van de totale jaarlijkse drinkwaterproductie. Die cijfers zijn internationaal gezien indrukwekkend. In het VK en de VS schommelen de verliezen tussen de 10 en 30 procent, en in ontwikkelingslanden kunnen ze zelfs oplopen tot 70 procent.
Dat Nederlanders zo weinig lekverliezen hebben, is vermoedelijk omdat ze sneller hun leidingen vernieuwen, zodat hun waternet jonger is. Ook hun goede ruimtelijke ordening draagt daartoe bij, net als het feit dat ze weinig gebergtes en heuvels hebben: de kleine hoogteverschillen zorgen ervoor dat er in de leidingen een lagere waterdruk nodig is.
Een maat voor lekverliezen is de Infrastucture Leakage Index (ILI). De tabel maakt de vergelijking tussen de ILI’s van enkel landen en regio’s.
Je kan ook zelf met een lek zitten. Het is daarom verstandig af en toe zelf op lekken te controleren. Voer de test uit wanneer er in je woning een tijdje geen water wordt verbruikt, bijvoorbeeld wanneer je gaat slapen. Gebruik die nacht geen toestellen die water verbruiken, zoals de wasmachine of vaatwasser. Spoel die nacht ook geen toiletten door.
Stap 1: Schrijf de meterstand op.
Stap 2: Schrijf ’s ochtends opnieuw de meterstand op, vóór je opnieuw water gebruikt.
Stap 3: Vergelijk de twee meterstanden. Zijn de laatste cijfers veranderd? Dan heb je wellicht een lek.
Gebotteld water kan op diverse wijzen in de winkel aankomen: met een vrachtwagen, per trein, via de lucht of per containerschip. De energie die nodig is per vervoerde ton, per kilogram, verschilt naargelang het transportmiddel.
Hoeveel energie nodig is om de flessen op hun bestemming te krijgen, hangt ook af van het aantal kilometers: hoe meer, hoe groter het energieverbruik.
Van alle soorten flessenwater leggen de waters die leidingwater gebruiken en dat nog wat bewerken, doorgaans het minst aantal kilometers af. Dat leidingwater is immers op veel plaatsen in de buurt van de consument te vinden. Anders is het met bron- of mineraalwater. Een fles Frans mineraalwater die bijvoorbeeld naar Griekenland wordt getransporteerd, vergt uiteraard meer energie dan een fles water die wordt gemaakt van Grieks leidingwater.
Tegenover het transport van gebotteld water, staat dat leidingwater op de plaats van bestemming komt via leidingen; die manier van water transporteren is zeer energie-efficiënt. Daarbij wordt dus minder energie verbruikt dan bij transport via een voertuig.
In 2016 bestonden de Vlaamse huishoudens uit gemiddeld 2,3 personen. Ze waren toen goed voor ongeveer 34 procent van het totale waterverbruik (exclusief koelwater, dat wordt gebruikt in bijvoorbeeld de koeltoren van een elektriciteitscentrale). Diezelfde huishoudens staan ook in voor 64 procent van het Vlaamse leidingwaterverbruik.
Een Vlaming verbruikt thuis gemiddeld 114 liter water per dag. Het grootste deel daarvan is leidingwater: 100 liter (88 procent) komt uit de kraan.
Van die 114 liter is:
De Vlaming gebruikt dit water vooral voor douche (24 liter of 21 procent), toilet (21 liter of 19 procent) en wasmachine (16 liter of 14 procent). Pas op de vierde plaats volgt het gebruik als drank en om voedsel te bereiden (11 liter of 10 procent).
Grootverbruikers van leidingwater in industrie en land- en tuinbouw, maar ook huishoudens zoeken steeds vaker naar alternatieven voor het leidingwater of het ruwe water (zoals grondwater) waarvan leidingwater kan worden gemaakt. Daarvan blijven gebruiken, wordt voor hen steeds onaantrekkelijker door onder meer:
Het aantal voorbeelden van gebruik van alternatieve waterbronnen neemt snel toe. Bijvoorbeeld zijn er fabrieken die afvalwater of brak water opzuiveren tot het geschikt is om te gebruiken als proceswater. Ook zijn er landbouwers die afvalwater van een groenteverwerkend bedrijf gebruiken om hun akkers te irrigeren, en huishoudens die hun toilet doorspoelen met regenwater.
Nutriënten (zoals nitraten), pesticiden en overige stoffen (zoals lood) worden al lang opgevolgd in water. Er zijn echter ook de zogenaamde ‘opkomende, zorgwekkende groepen stoffen’, die steeds vaker in het ruwe water te vinden zijn. Ze zijn in drie groepen onder te verdelen: medicijnen (die onder meer via het toilet in het milieu terechtkomen), plastics (waaronder microplastics), en overige stoffen (zoals cosmetica).
Meer dan de helft (57%) van die opkomende stoffen komt van de industrie, onder meer via hun afvalwaterzuiveringen.
Voor resten van humane medicijnen zijn rioolwaterzuiveringen met stip het belangrijkste doorgeefluik: ze komen terecht in toilet of wasbak, gaan in riolen, rioolwaterzuiveringsinstallaties kunnen ze er niet allemaal uit zuiveren, en het door hen deels gezuiverde water lozen ze in oppervlaktewaters.
Dat er steeds meer van die mogelijks ongezonde stoffen in water te vinden zijn, is te wijten aan factoren zoals bevolkingsgroei, economische groei, de alsmaar toenemende productie en het toenemende gebruik van steeds meer soorten chemicaliën. Ook spelen de steeds langere periodes dat weinig water in rivieren staat door de klimaatverandering een rol. Maar ook de immer toenemende gevoeligheid van meetapparatuur speelt een rol: die kunnen eenvoudigweg steeds kleinere hoeveelheden stoffen in water detecteren, zodat we met apparatuur van vroeger niet eens zouden weten dat die stoffen er zijn.
Bij het maken van flessenwater kost het maken van flessen en het transporteren ervan het meeste energie.
Leidingwater wordt vuil en verandert in afvalwater. Daarvoor zijn zowel huishoudelijke als niet-huishoudelijke abonnees verantwoordelijk. Bij huishoudelijke abonnees verlaten grote hoeveelheden huishoudelijk afvalwater de woning via toilet, douche en bad, gootsteen van de afwas, afvoerputjes voor schrobwater. Bedrijven worden dan weer door de overheid aangemoedigd om hun afvalwater zoveel mogelijk zelf te zuiveren.
Elke waterloop is dankzij zijn zelfreinigende vermogen in staat om, tot op zekere hoogte, zelf verontreinigende stoffen af te breken. Maar de vuilvracht in ons afvalwater is vaak zo groot, dat het de grenzen van het zelfreinigende vermogen van waterlopen ver overschrijdt. Daarom is het noodzakelijk de natuur een handje toe te steken en het afvalwater te zuiveren. Dat gebeurt met een wijd scala zuiveringsinstallaties die ons afvalwater opzuiveren tot het schoon genoeg is om in beken en rivieren te worden geloosd.
Een rietveld kan doorgaans afvalwater met een iets hogere vuilvracht opvangen en verwerken dan een IBA. Het kan bijvoorbeeld het afvalwater aan van een groot gezin, of van enkele tientallen of zelfs honderden personen, dus ook van een hotel.
Een voorbeeld is het infiltratierietveld. Stel, het afvalwater wordt tweemaal daags op het rietveld verdeeld, en sijpelt verticaal naar beneden. Hierbij passeert het de wortelzone van het rietveld. Rondom de wortels bevinden zich veel micro-organismen. Die voeden zich met de verontreinigingen in het afvalwater. Uiteindelijk wordt het gezuiverde water langs de afvoerbuizen geloosd in het oppervlaktewater.
Ook een membraanbioreactor kan een grotere vuilvracht aan dan een IBA. Centraal hierbij staan membranen: filters met zeer kleine gaatjes die vuil tegenhouden. Wegens de vaak hogere kostprijs per hoeveelheid behandeld water wordt dit niet erg vaak gebruikt voor de zuivering van stedelijk afvalwater. Soms wordt het systeem ingezet als er weinig plaats is: een membraanbioreactor kan dan een alternatief zijn voor een klassieke, vaak heel grote rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Tanksystemen kunnen doorgaans ook een grotere vuilvracht aan dan IBA’s. Daar zijn alle stappen in het zuiveringsproces, dus voorbezinking, zuivering en nabezinking, geconcentreerd in één tank. De onderdelen worden dan zo veel mogelijk ondergronds geplaatst of in grasbermen gezet.
Voor zo’n oplossing komen systemen met dragermateriaal in aanmerking; op dat materiaal groeien dan massaal zuiverende micro-organismen. Het materiaal waarop de micro-organismen groeien heeft doorgaans de vorm van schijven of kunststofringen.
In verstedelijkte gebieden zijn rioolwaterzuiveringsinstallaties gebouwd die het afvalwater van meer dan 10.000 inwoners kunnen zuiveren. Typisch omvat zo’n collectieve zuivering een zogenaamd ‘actief slibsysteem’. Het zuiveringsproces verloopt er in drie fasen en duurt gemiddeld 24 uur. Het begint met een primaire behandeling, vervolgens komt er een secundaire en een tertiaire, met een nabezinktank als laatste stap; daarna wordt het water in een waterloop geloosd.
We zullen deze vier stappen een voor een een beetje grondiger bekijken;
1. Primaire behandeling: mechanische zuivering
Het rioolwater dat de waterzuiveringsinstallatie bereikt, komt aan in een verzamelput en wordt door vijzels (schroef van Archimedes) naar het fijnrooster gebracht. Hier wordt grof vuil zoals takken, papiertjes, plasticverpakkingen en andere tegengehouden.
Op sommige installaties stroomt het afvalwater daarna nog door een vet- en zandvanger. Een vetvanger doet de vetten en oliën bovendrijven en schraapt ze van het wateroppervlak; een zandvanger doet, door een trage stroming, grind en zand bezinken.
In een aantal installaties haalt een voorbezinktank nog de laatste fractie bezinkbaar materiaal uit het rioolwater.
Het vet, het zand en het bezinkbaar materiaal uit de voorbezinktank worden afgevoerd naar een stortplaats.
2. Secundaire behandeling: biologische zuivering
Hier staat het beluchtingsbekken centraal. Het bootst het zelfreinigend vermogen van waterlopen na. In een rioolwaterzuiveringsinstallatie worden deze zuiveringsprocessen versneld door:
De bacteriën in het slib hebben de zuurstof nodig om het organisch materiaal in het rioolwater af te breken tot koolstofdioxide (CO2), stikstofgas (N2) en water (H2O).
3. Tertiaire zuivering: nutriëntenverwijdering
Deze biologische verwijdering van de nutriënten stikstof en fosfor vergt een afwisseling tussen zuurstofrijke en zuurstofloze omstandigheden. Zo worden stammen geactiveerd van specifieke bacteriën, die erin slagen die nutriënten te verwijderen.
4. Nabezinktank
In de nabezinktank scheidt het slib zich van het gezuiverde water, omdat het iets zwaarder is dan water en bezinkt. Vervolgens wordt het slib met een schraper naar een put centraal in de tank geschraapt en verwijderd.
Dat slib voert het zuiveringsbedrijf grotendeels terug naar het begin van de biologische zuivering: ter hoogte van de secundaire behandeling dus. Dit gebeurt meestal met slibretourvijzels. De reden dat het slib teruggevoerd wordt, is dat zo in het slib enorm veel bacteriën zitten; ze dragen ertoe bij dat daar de concentratie van deze micro-organismen zeer groot is, wat het zuiveren bevordert.
Niet alle slib kan na de nabezinktank opnieuw gebruikt worden in het zuiveringsproces. Dat slib wordt vaak vergist: zo ontstaat biogas. De massa die na vergisting nog rest, wordt gedroogd, waardoor slibpellets ontstaan: droge korrels die als brandstof kunnen dienen in bijvoorbeeld de cementindustrie. Het drogen kan gebeuren door biogas te verbranden dat is ontstaan bij de vergisting.
Het water dat over de bovenrand van de nabezinktank vloeit (het zogenaamde effluent) is nu in die mate gezuiverd, dat het in de waterloop geloosd kan worden.
Wereldwijd wordt 2,7 miljoen ton plastic per jaar gebruikt om flessen voor gebotteld water te maken. Er zijn een aantal landen die veel ervan recycleren, maar dat gebeurt niet overal.
België en Nederland zijn typische voorbeelden van landen die veel recycleren. Volgens de laatste cijfers van het European Environment Agency, die van 2014, doen in Europa enkel Duitsland en Oostenrijk beter dan de Belgen. Op nummer vier stond Zwitserland, op nummer vijf Nederland.
Vraag is dan hoeveel van de categorie ‘petflessen en flacons’ we recycleren. Laten we daarvoor even kijken naar België. Volgens Fost Plus, de organisatie die in België instaat voor de inzameling en recyclage van huishoudelijk verpakkingsafval, recycleren we 87,7 procent van de petverpakkingen; die bestaan vooral uit petflessen.
Recover, een samenwerkingsverband van 11 afvalintercommunales en de stad Antwerpen, is het daar niet mee eens. Die organisatie stelt dat we slechts 50,2 procent ervan recycleren. Bovendien recycleren we de meeste verpakkingen tot laagwaardige toepassingen, zoals textielvezels, isolatiematerialen en plastic bakjes voor voeding. Dat zijn producten die ervoor bekend staan dat ze moeilijk recycleerbaar zijn. Slechts 5 procent zouden we verwerken tot nieuwe flessen. De discussie wie, Recover of FostPlus, het bij het rechte eind heeft, woedt nog steeds.
Plastic flessen belanden vaak niet bij het pmd, maar bij het restafval, in een openbare vuilnisbak of gewoon op straat. Dat bemoeilijkt de recycling. Hoe krijgen we de afvalstroom zuiver?
Intussen neemt het aantal geproduceerde plastic flessen wereldwijd nog toe. Neem de petflessen: de meeste ervan bevatten water. In 2006 zijn er 300 miljard van verkocht. In 2016 waren het er 480 miljard: dat komt neer op 15.000 à 20.000 flessen die per seconde over de toonbank gingen. De verwachting voor 2019 is dat we met z’n allen 600 à 700 miljard petflessen zullen kopen. Minder dan de helft van die flessen wordt opgehaald om te recycleren, en slechts 7 procent ervan wordt gerecycleerd tot nieuwe flessen. De meeste belanden op een stort of in de oceaan.
In 2009 publiceerde een onderzoeker van de Universiteit van Michigan (VS) een vergelijkende levenscyclusanalyse van flessenwater versus leidingwater. Hij nam enkel wegwerpflessen onder de loep, dus niet bijvoorbeeld glazen flessen die gewassen en hergebruikt kunnen worden. Hij besloot dat flessenwater 11 tot 31 keer meer energie dan leidingwater vergt. Voor de hoeveelheid broeikasgasemissies was dat vergelijkbaar. Ook wat afval betreft, presteren de flessen het slechtst.
In datzelfde jaar vergeleek een wetenschapper van de universiteit van Siena, in Italië, de twee ook met elkaar. Hij bekeek drie zaken:
Hij kwam tot de conclusie dat de ecologische voetafdruk en de koolstofvoetafdruk van leidingwater ongeveer 300 keer lager zijn dan die van flessenwater. De watervoetafdruk bleek dan weer vergelijkbaar voor beide types water.
Zeven jaar later, in 2016, pakte een groep wetenschappers van enkele Spaanse universiteiten uit met haar onderzoek ter zake. Ze bekeken daarbij het grondstoffenverbruik, de bijdrage aan verzuring (denk bijvoorbeeld aan zure regen), eutrofiëring (verslechtert de kwaliteit van water in onder meer rivieren), klimaatverandering, aantasting van de ozonlaag en fotochemische oxidatie (bijvoorbeeld zomersmog). Ze besloten dat leidingwater in al deze categorieën het meest milieuvriendelijk is. Minder milieuvriendelijk is water in wegwerpflessen. De slechtste resultaten noteerden ze voor water in glazen flessen. Die zijn te wijten aan het hoge verbruik van grondstoffen en energie voor de productie van de flessen. Ook zijn ze te verklaren doordat glazen flessen meer gewicht aan verpakking impliceren per liter water dan bij petflessen, waardoor bijvoorbeeld meer energie nodig is om het water te transporteren. Verder wezen ze er op dat flessenwater duurder is. Wel vonden ze mineraalwater lekkerder dan leidingwater.