Er gelden strenge criteria voor de hoeveelheid pesticiden die mogen voorkomen in oppervlaktewater dat is bestemd voor de productie van drinkwater. Voor zo’n oppervlaktewater geldt in Vlaanderen en Nederland een zogenaamde ‘toetsingswaarde’ van één microgram per liter.
Stel nu dat een boer of particulier één milliliter morst van een bepaald pesticide. Dat kan dus leiden tot een overschrijding van de waterkwaliteitsnorm in 10 miljoen liter water. Ervoor zorgen dat het water aan de normen voldoet, is dus een hele uitdaging.
Gelukkig ondergaat het oppervlaktewater een doorgedreven zuivering vooraleer het in het drinkwaternet gepompt wordt. En als het gehalte aan pesticiden in het oppervlaktewater bestemd voor de productie van drinkwater te hoog is, wordt er geen oppervlaktewater ingenomen.
Vooral de innamepunten in het bekken van de IJzer, een rivier in het zuiden van West-Vlaanderen, hebben blijkbaar een hoge pesticidedruk. Dat zie je ook op de kaart.
Als de metingen bij oppervlaktewater uitwijzen dat de toetsingswaarden voor een bepaald pesticide regelmatig worden overschreden, dan grijpt de overheid in. De meest klassieke maatregel is dat ze grotere bufferzones instelt: de gebruikers van het pesticide moeten een grotere afstand dan voorheen bewaren tot de waterstroom. Dan mogen ze dus bijvoorbeeld op een deel van hun landbouwgrond geen pesticide meer gebruiken. De meest vergaande maatregel is een verbod.
Voor Vlaamse oppervlaktewaterwinningen is de belangrijkste uitdaging om voldoende van de volgende verontreinigingen uit het water te halen: fosfaten, pesticiden, nitraten en fluoride.
Voor de grondwaterwinningen gaat het vooral over nitraten, pesticiden en hun afbraakproducten, gechloreerde organische verbindingen en BTEX (benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen). De oorsprong van die stoffen is divers: van landbouw, verontreiniging met olie, van nature in de bodem aanwezig en ga zo maar door.
Vooral nitraten en pesticiden vergen veel inspanningen van drinkwaterbedrijven om ervoor te zorgen dat het water aan de wettelijke kwaliteitseisen voldoet. Om daar toch in te slagen, kunnen drinkwaterbedrijven diverse maatregelen nemen, zoals sluiten van getroffen plaatsen waar water wordt gewonnen, mengen met water van betere kwaliteit of investeren in extra behandelingsstappen.
De WHO benadrukt dat drinkwater vooral een voldoende microbiologische kwaliteit moet hebben. Er kunnen zich namelijk gevaarlijke bacteriën, virussen, protozoa (een groep eencellige micro-organismen) en parasitaire wormen in bevinden.
Best bevat het water geen enkel micro-organisme dat de gezondheid in gevaar kan brengen. Ook zou het geen enkele bacterie mogen bevatten die aantoont dat het water op een of andere manier is bezoedeld met uitwerpselen. Een voorbeeld van een bacterie die doet vermoeden dat dit wel is gebeurd, is Escherichia coli (E. coli). Zelf zal ze zelden ziekte veroorzaken, maar ze toont wel aan dat water met fecaliën in contact is geweest. Gevolg: als bij labo-onderzoek in water E.coli wordt ontdekt, is er een toegenomen kans dat het water niet geschikt is voor consumptie door de mens.
Wanneer E.coli of aanverwante organismen worden vastgesteld, kan het water behandeld worden met chemische ontsmettingsmiddelen, zoals chloorverbindingen.
Volgens cijfers van 2015 gebruiken tenminste 2 miljard mensen een drinkwaterbron die is bezoedeld met uitwerpselen. Zo’n besmet water kan ziekten verspreiden zoals diarree, cholera, dysenterie, typhus en polio. Neem alleen al diarree: wereldwijd sterven daardoor per dag ongeveer 2.000 kinderen onder de leeftijd van vijf. Het is volgens de WHO de belangrijkste oorzaak van ziekte en dood wereldwijd.
Het enorme belang van microbiologisch veilig drinkwater neemt niet weg dat ook chemische verontreiniging van water ernstige problemen kan veroorzaken. Chemische stoffen die wereldwijd vaak problemen veroorzaken zijn pesticiden, nitraten, nitrieten en lood.
Nitraten en nitrieten zijn vaak te wijten aan overbemesting van landerijen, maar soms ook aan lekkende septische putten en riolen. Als zich daarvan te veel in water bevindt, kan methemoglobinemie optreden, ook wel het ‘blauwe babysyndroom’ genoemd. Vooral kinderen die met de fles worden gevoed, kunnen daar last van krijgen. Symptomen zijn onder meer kortademigheid en een huid die blauw wordt door een tekort aan zuurstof.
Dan is er nog lood. In gebieden met agressieve of zure waters kan zich door loden leidingen een verhoogde hoeveelheid van dat metaal in water bevinden. Dat kan op lange termijn nefaste gevolgen hebben voor de ontwikkeling van de hersenen van kinderen. Dat heeft negatieve gevolgen voor hun geestelijke ontwikkeling. Volwassenen kunnen er nierproblemen door krijgen en een hoge bloeddruk.
Er zijn nog veel andere chemische stoffen die niet welkom zijn in drinkwater. Een belangrijke is arsenicum. Dat komt in sommige streken van nature voor, met name in Argentinië, Bangladesh, Chili, China, India, Mexico en de VS. Het veroorzaakt onder meer schade aan DNA, wat zou kunnen leiden tot kanker. Ook kan het een lager geboortegewicht bij baby’s tot gevolg hebben. Alleen al in India en Bangladesh lopen tientallen miljoenen mensen het risico op een vroegtijdige dood door water met te veel arsenicum te drinken. Ook in de Benelux kan arsenicum in water mensen ziek maken: dat kan gebeuren als je water drinkt uit een eigen put.
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) maakt vaak gebruik van de termen ‘verbeterd water’ en ‘niet-verbeterd water’.
Niet-verbeterd water is bijvoorbeeld water dat mensen met emmers ophalen uit een vijver of rivier. Verbeterd water is evenwel afkomstig van een bron die, of een leverpunt dat vermoedelijk het water beschermt van verontreiniging door uitwendige oorzaken, vooral dan uitwerpselen. Die bescherming kan op diverse manieren tot stand komen. Bijvoorbeeld door het water te verplaatsen in leidingen: leidingwater is dus een voorbeeld van verbeterd water. Ook openbare kranen, gebotteld water en putten en bronnen die worden afgeschermd van verontreinigingen beschouwt de WHO als verbeterd water.
Het is belangrijk te beseffen dat verbeterd water geen synoniem is van veilig drinkwater. Wie verbeterd water drinkt, heeft wel een grotere kans om veilig water te drinken dan wie niet-verbeterd water consumeert.
Tot 1970 zijn in veel huizen loden waterleidingen aangelegd. Dat leek logisch, want lood is sterk, buigzaam en waterdicht. Vandaag weten we dat lood giftig is.
Lood kan de ontwikkeling van het zenuwstelsel verstoren. Daardoor is het erg schadelijk voor baby’s en jonge kinderen. Ook zwangere vrouwen moeten voorzichtig zijn: zelfs kleine hoeveelheden lood zijn gevaarlijk voor een ongeboren baby.
In veel oude gebouwen zijn de loden leidingen intussen vervangen door buizen van koper of kunststof. Maar niet in allemaal. Loden leidingen herken je hieraan:
Het leidingwater dat uit onze kranen stroomt, moet aan minstens 48 kwaliteitseisen voldoen. De Wereldgezondheidsorganisatie legt de basisnormen vast. De Europese Unie is nog een stukje strenger; regio’s als Vlaanderen, Brussel en Wallonië volgen die regels en zijn vaak nog strenger. De Vlaamse drinkwaterbedrijven doen zelf controles die de wet hen oplegt, en vaak nog iets extra’s – zoals controles bij mensen thuis. Die komen bovenop de operationele controles, dus controles op punten in hun productie- en distributieproces. De meetresultaten sturen ze naar de overheid. Ook zijn er regelmatig controles door onafhankelijke laboratoria in opdracht van de overheid. Bovendien gebeuren de controles met steeds snellere en nauwkeurigere controleapparatuur.
De wettelijk verplichte controles die drinkwatermaatschappijen verrichten bij gebruikers verdeeld over het gebied, worden in Vlaanderen onderverdeeld in groep A en groep B .
De watermaatschappijen controleren meer dan wettelijk vereist. In 2017 werden in Vlaanderen in totaal 10.499 controles uit groep B en 750 controles uit groep A uitgevoerd. Het totale percentage van alle gecontroleerde parameters dat uitwees dat het om drinkwater gaat dat voldoet aan de wettelijke normen, was hoger dan 99,63 procent.
Niet alle gecontroleerde stoffen zijn trouwens potentieel gevaarlijk voor de gezondheid. Zo worden natrium en ijzer niet beschouwd als gezondheidsparameters, maar zijn het eerder comfortparameters: ze kunnen immers een invloed hebben op de smaak en kleur van het water.
Ongeveer de helft van het water in Vlaanderen wordt gemaakt van oppervlaktewater. Drinkwaterbedrijven moeten soms behoorlijk wat inspanningen leveren om ervoor te zorgen om er een teveel aan pesticiden uit te halen. In hoeverre is dat een risico voor wie leidingwater drinkt?
Welnu, de norm van pesticiden in drinkwaters bedraagt 0,1 microgram per liter. Dat geldt dus ook voor leidingwater (en eveneens voor mineraal- en bronwater). Vergelijk dat met groenten die we kopen in de winkel. Daarop mogen zich nog wat resten van pesticiden bevinden. Voor veel pesticiden geldt dat we er nog 10 à 50 microgram per kilogram (0,01 à 0,05 milligram per kilogram) mogen vinden.
Als je nu als voorbeeld zou rekenen met 10 microgram per kilogram, dan zou je met een portie groente van 200 gram dus tot 2 microgram pesticide kunnen binnenkrijgen. Om potentieel evenveel binnen te krijgen via kraanwater, zouden we dus 20 liter water moeten drinken voor elke portie van 200 gram groente.
Als op een bepaalde groente 0,05 milligram pesticide per kilogram aanwezig mag zijn, dan zouden we voor één portie van die groente 500 liter water moeten drinken om potentieel evenveel binnen te krijgen.
De vraag rijst of die opkomende stoffen nu wel of niet gevaarlijk zijn. Een uitvoerig, Nederlands onderzoek nam in 2018 alvast 163 voor drinkwater relevante opkomende stoffen onder de loep. Ze besloten dat de meeste stoffen niet voorkomen in concentraties die op zichzelf een risico voor de gezondheid vormen. Voor een beperkt aantal stoffen is een risico niet uit te sluiten, maar als de controles op drinkwater gaandeweg aangepast worden, verwachten ze geen problemen.
Een, opnieuw Nederlands, onderzoek uit 2014 kwam tot een indrukwekkende vaststelling. Daaruit bleek dat een levenslange blootstelling aan geneesmiddelen via drinkwater de consumptie van niet meer dan een paar milligram oplevert. Dat komt overeen met 10 procent van de dosis die een patiënt in één dag (!) wordt toegediend.
Dan is er nog de Belgische consumentenorganisatie Test Aankoop. Die liet in 2013 40 stalen leidingwater onderzoeken, afkomstig uit alle windstreken van België. Ze liet ze controleren op de aanwezigheid van oude, gekende vervuilers zoals nitraten en pesticiden (18 in het totaal), maar ook op die van opkomende stoffen zoals antibioticaresiduen, andere reststoffen van geneesmiddelen en hormonen. In 2016 deed ze opnieuw zo’n onderzoek. In beide gevallen besloot ze dat leidingwater in ons land veilig is om te drinken.
Intussen passen overheden zich aan de evoluerende omstandigheden aan. In oktober 2018 stemde het Europees Parlement onder meer voor de invoering van maximumconcentraties voor sommige hormoonverstoorders zoals Bisfenol A, dat wordt gebruikt bij de productie van kunststoffen. Ook wil het dat in alle landen van de EU de concentraties microplastic in water gecontroleerd worden. Aan landen die dat vandaag al doen, wil het een meer uniforme meettechniek opleggen.
Wereldwijd is chloor het meest gebruikte desinfectiemiddel. Ook in België wordt leidingwater met chloor ontsmet door chloorgas of natriumhypochloriet (javelwater) toe te voegen.
Als je een chloorgeur of -smaak onaangenaam vindt, kan je het volgende doen:
In België wordt chloor toegevoegd vóór het water in de transportleidingen terecht komt. Dat chloor bevindt zich dan nog steeds in het water wanneer het door de leidingen stroomt. Gevolg: het water blijft gedesinfecteerd tot het uit de kraan komt. Er is dus ‘residuele desinfectie’, zoals dat in vakjargon heet. Dat is een voordeel van chloor ten opzichte van bijvoorbeeld ontsmetten met enkel uv-licht: dan heeft het water meer kans microbieel besmet te raken in leidingen.
Er zijn landen die weinig tot geen chloor gebruiken om te desinfecteren. Nederland is een mooi voorbeeld. Bacteriën en virussen worden er, waar nodig, bij de productie onschadelijk gemaakt met bijvoorbeeld uv-licht of ozon; ook actieve koolfilters en membranen kunnen er een rol spelen bij het verwijderen van micro-organismen. Slechts een tweetal drinkwaterbedrijven voegen uit voorzorg een minieme hoeveelheid chloordioxide toe aan het drinkwater, maar dat is zo weinig, dat het zelfs niet meetbaar is als het uit de kraan komt.
Voor die keuze worden verschillende redenen genoemd. Eén ervan is dat chloor ongezonde verbindingen kan vormen met organische stoffen in het water.
De Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) stelt evenwel dat de risico’s van die bijproducten ‘extreem gering’ zijn in vergelijking met de risico’s die samenhangen met onvoldoende desinfectie.
Ook zou minder chloor zorgen voor een betere smaak en minder corrosie van leidingen.
De reden dat Nederland het met zo weinig chloor kan stellen, is vermoedelijk dat daar veel forser is geïnvesteerd in de hernieuwing van waterleidingen dan in veel andere Westerse landen. Daardoor zijn die leidingen in betere staat en hebben ze dus minder desinfecterende stoffen nodig.
Drink ’s morgens best niet het eerste water dat uit de kraan komt. Dat water heeft de hele nacht stilgestaan en deeltjes uit de buiswand opgenomen. Bij oude binneninstallaties kunnen die buizen zelfs uit lood bestaan, een metaal dat schadelijk is voor de mens. Maar ook nieuwe leidingen uit andere materialen kunnen ervoor zorgen dat het eerste water minder kwalitatief is, bijvoorbeeld door er een minder goede smaak aan te geven. Gebruik daarom ’s ochtends het eerste leidingwater voor andere doeleinden dan voeding: voor het toilet, om planten te begieten en dergelijke meer.
Veel leidingwater warmen we op, bijvoorbeeld in boilers. Water uit zo’n warmwatercircuit heeft niet meer de kwaliteit van drinkwater, zelfs als het daarna terug afgekoeld is. Door de opwarming worden namelijk een aantal processen in beweging gezet. De samenstelling van het water verandert, er zit minder zuurstof in, het smaakt niet lekker meer en er kan zich door de warmte schadelijk nitriet in hebben gevormd. Bacteriën die van warmte houden, hebben het in dat circuit prima naar hun zin, zeker in die gedeelten van het circuit waar het water lauw is in plaats van heet.
Neem daarom altijd water van de koudwaterkraan om te drinken, te koken of warme dranken te bereiden. Gaat het over een mengkraan, dan draai je die best in de stand ‘zuiver koud water’ en laat je het water enkele seconden lopen tot het warme water weg is.
Net als andere waters, zijn ook leiding- en flessenwater in meerdere of mindere mate hard of zacht.
Van calcium en magnesium moeten we dagelijks, door eten en drinken, enkele milligram opnemen: ze worden micronutriënten genoemd.
Calcium hebben we nodig voor onze tanden, ons beenderweefsel, maar ook voor het goede functioneren van ons hart, ons zenuwstelsel, om de zuurtegraad van ons lichaam op geschikte niveaus te houden en om de samentrekking van onze spieren te regelen.
Magnesium speelt dan weer een rol bij ongeveer 300 verschillende enzymreacties. Dat is belangrijk, want voor enorm veel scheikundige reacties in ons lichaam bestaat een specifiek enzym. Zo zorgen de enzymen van onze spijsvertering bijvoorbeeld voor de afbraak van vetten, eiwitten en suikers en zetten ze om in nieuwe bouwstenen en energie. Maar magnesium is ook belangrijk voor ons hart, onze spieren en voor de werking van ons zenuwstelsel.
Hoewel water een goede bron kan zijn van calcium en magnesium, kunnen we die nutriënten ook uit andere bronnen halen. Calcium is bijvoorbeeld te vinden in kazen en groene groenten, en magnesium zit onder meer in groenten, volle granen en zwarte chocolade.
In water vinden we ook de waardevolle micronutriënten selenium, molybdeen en chroom. daarvan hebben we slechts enkele honderden microgram nodig per dag.
Een ruim aantal wetenschappelijke studies toont aan dat het drinken van hard water gedurende tientallen jaren beschermt tegen hartaandoeningen. Er zijn ook enkele studies die laten vermoeden dat hard water kan beschermen tegen diabetes, osteoporose, dementie en sommige vormen van kanker.
De hardheid van leidingwater is voor de meeste mensen in orde als ze het gebruiken als drinkwater. Enkel voor meer kwetsbare groepen zoals baby’s, zwangere vrouwen en personen die nierdialyse ondergaan, is het raadzaam om mineraalarme soorten flessenwater te drinken.
Het is nog meer opletten geblazen wanneer we dit op flessenwater betrekken. In 2008 heeft TestAankoop 48 merken water onderzocht. De consumentenorganisatie oordeelde toen dat 13 ervan ongeschikt zijn voor dagelijkse consumptie omdat ze teveel van een of enkele stoffen bevatten. Denk bij die stoffen onder meer aan te hoge hoeveelheden calcium, magnesium en sulfaten. Voor zwangere vrouwen en zuigelingen achtte ze zelfs 28 merken ongeschikt.
Ook bevatten sommige natuurlijke mineraalwaters meer fluor dan de richtwaarde van 1,5 mg/l. Wie zulke waters op de markt brengt, is in zowel België als Nederland bij wet verplicht op de fles te noteren: ‘Bevat meer dan 1,5 mg/l fluor: niet geschikt voor regelmatig gebruik door zuigelingen en kinderen jonger dan 7 jaar'.
Waters met te veel fluor kunnen op lange termijn immers fluorose veroorzaken, onder meer met witte of donkere vlekken op de tanden. En in meer extreme gevallen kan het zelfs leiden tot osteoporose (botontkalking), minder elastisch worden van beenderen en de dood.
Belgen tussen 3 en 64 jaar drinken gemiddeld 1,168 liter water en niet-gesuikerde dranken (zoals light frisdranken, koffie of thee) per dag. Precies 0,797 liter daarvan is water, en 0,359 komt van andere niet gesuikerde dranken.
In de tabel zie je de aanbevelingen van het Vlaams Instituut Gezond Leven voor de consumptie van water en niet-gesuikerde dranken, in functie van de leeftijd.
Dat zijn streefwaarden. De behoefte kan van persoon tot persoon enigszins anders zijn. Ze kan ook verschillen naargelang de omstandigheden. Zo zal de behoefte anders zijn bij warm dan bij koud weer, en anders bij rust dan bij intensief sporten. Als gezonde personen afgaan op hun dorstgevoel, zullen ze normaal gezien voldoende drinken. Extra aandacht voor een voldoende vochtopname is wel vereist voor jonge kinderen en oudere personen.
Een Belgische, wetenschappelijke instelling stelde vast:
We verliezen dagelijks twee tot drie liter vocht. Dat verlies moeten we compenseren. Voor een stuk doen we dat door te eten, maar daarnaast is er nog zo’n anderhalve liter aan te vullen om ons vochtgehalte op peil te houden. Het Vlaams Instituut Gezond Leven geeft enkele tips.
Er zijn filters op de markt waarmee je leidingwater thuis kunt behandelen. Aangezien leidingwater moet voldoen aan alle wettelijke normen voor drinkwater, beschouwen de meeste wetenschappers filters als zinloos.
Er kleven zelfs nadelen aan het gebruik ervan. Zeer vaak genoemd is dat zich in zo’n filters slib kan opstapelen, dat kalk zich daarin kan afzetten, dat er algen in kunnen groeien en er een slijmlaag ontstaat waarin micro-organismen, zoals bacteriën, groeien. Dat vuil kan dan mee in het thuis gefilterde water terechtkomen. Het vergt een zeer goed onderhoud om de kans te hebben problemen daarmee te vermijden.
Er zijn ook types die het water ontharden. Zeer vaak gaat het over ionenwisselaars, waarbij harsen (vaak zijn dat kunststoffen) het water ontharden. Het kan ook gaan over huishoudelijke versies van omgekeerde osmosesystemen: die ontharden doorgaans bijzonder grondig - water wordt dan door een zeer fijn membraan geperst zodat water daar doorheen gaat en andere stoffen worden tegengehouden.
Bij ontharding gaan ook calcium en magnesium, die gunstig zijn voor de gezondheid, verloren. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) kan het na een omgekeerde osmose-behandeling zelfs nuttig zijn terug mineralen toe te voegen aan het water; water dat te weinig mineralen bevat, is niet gezond om te drinken.
Enkel als je nog loden leidingen in huis hebt, zouden sommige types filters nuttig kunnen zijn. Wel zijn er velen die vinden dat het ook in dat geval niet zinvol is. Sowieso kunnen ze in zo’n situatie hoogstens nuttig zijn als een tijdelijke oplossing, in afwachting van het verwijderen en vervangen van de (ongezonde) loden leidingen.
Er zijn mensen die drinken uit een eigen waterput, maar eigenlijk is het af te raden dat te doen. Waterputten van particulieren zijn meestal niet diep: gemiddeld 5 tot 10 meter. Ter vergelijking: grondwater dat drinkwaterbedrijven oppompen zit meestal heel diep, soms zelfs tot 200 meter onder de grond.
Pesticiden, nitraten en bacteriën kunnen makkelijk tot 10 meter diep doorsijpelen. Daardoor raakt putwater veel sneller verontreinigd dan drinkwater van watermaatschappijen. Een mesthoop vlakbij, een lekkende stookolietank, rioolwater, pesticiden … Een klein probleem kan al voldoende zijn om putwater ondrinkbaar te maken. (8)(63)(71)
Vooral voor baby’s en ongeboren kinderen kan eigen putwater een risico zijn. Maar ook voor oudere kinderen en volwassen kan het schadelijk blijken.
Als je toch eigen putwater wil gebruiken als drinkwater, let je best op het volgende.
Laat je putwater regelmatig controleren.
Gebruik nooit loden leidingen of pompen.