Het voedselbos steekt op steeds meer plaatsen de kop op. In Nederland staat het fenomeen zelfs op de politieke agenda. Met de Green Deal Voedselbossen hebben onder meer overheden en beleidsmakers zich uitgesproken om het areaal voedselbossen in Nederland flink te vergroten. Ook Vlaanderen krijgt langzaam maar zeker interesse. De vraag is: moeten we al die voedselbossen wel willen?
In een voedselbos worden natuur en landbouw verenigd. Mocht je ooit een voedselbos passeren dan vang je misschien wel een glimp op van een specht of een teruggekeerde bever, begeleid door vrolijk kwetterende zangvogels. Tegelijkertijd vind je er allerlei lekkers: welbekende noten en vruchten van de hazelaar, kastanje of framboos. Maar ook minder bekende soorten zoals de Chinese mahonie, met bladeren die smaken naar Franse uiensoep mét gesmolten kaas, of de schapenbes, waarvan de vruchten doen denken aan een combinatie van banaan en chocolade.
Een wandeling langs een monocultuur is doorgaans minder avontuurlijk. Het gebrek aan natuur laat weinig ruimte voor romantiek. Dat is niet enkel betreurenswaardig vanuit recreatief oogpunt, ook het milieu heeft eronder te lijden. Het monotone landschap in combinatie met bestrijdingsmiddelen brengt insectenpopulaties in de knel. De landbouw is anno 2020 een van de hoofdredenen van biodiversiteitsverlies en klimaatverandering. Volgens de Intergouvernementele Werkgroep inzake Klimaatverandering (afgekort tot IPCC in het Engels) moeten we – naast andere aspecten van de samenleving – ook onze landbouwmethoden drastisch omgooien als we klimaatverandering echt een halt willen toeroepen.
Biedt het voedselbos hier een alternatief? Als we voorstanders mogen geloven kan het voedselbos ons het hele jaar door voorzien van een divers pallet aan voedsel, geproduceerd zonder landbouwgif of kunstmest. En dat terwijl de biodiversiteit er vergelijkbaar zou zijn met die van een natuurgebied, de bomen er CO2 opslaan en het systeem als geheel weerbaar is tegen klimaatverandering. Mogelijk zelfs met hogere opbrengsten dan we tot op heden uit de gangbare monocultuur putten.
Te mooi om waar te zijn? Of produceren we straks werkelijk ons voedsel in paradijselijke bossen? Journalist Merel Deelder nam samen met experts de claims onder de loep en ging op zoek naar de potentie van het voedselbos.
Anderhalf jaar geleden startte Kris Verheyen, professor Bosecologie en Bosbeheer aan de UGent, samen met enkele collega’s een onderzoek bij een beginnend voedselbos in het Oost-Vlaamse Deinze. “Er wordt nogal veel beweerd over voedselbossen”, stelt hij. “Er zijn allerlei aannames en veronderstellingen, maar er is bijzonder weinig wetenschappelijk onderzoek verricht naar de functionaliteit en productiviteit ervan. Met dit experiment willen we beter begrijpen hoe dergelijke systemen functioneren en achterhalen wat ze kunnen betekenen in termen van voedselproductie.”
Sinds een jaar of zeven doet Verheyen onderzoek naar agroforestry. “Eigenlijk valt alles wat een combinatie is tussen landbouw en bosbouw daar onder. Het voedselbos kun je zien als een extreme uiting van agroforestry. Een voedselbos is een door de mens ontworpen systeem naar voorbeeld van een natuurlijk bos. Het is opgebouwd uit meerdere lagen; de kruintoppen worden gevormd door opgaande bomen, daaronder staan struik- en kruidenlagen en helemaal op de grond is er een laag van bodembedekkers.”
“Het verschil tussen een voedselbos en een gewoon bos is dat wat er staat in hoofdzaak bedoeld is om opgegeten te worden. En het verschilt van een akker door het gebruik van meerjarige gewassen. Dat zijn planten die niet na een jaar volledig geoogst worden zoals granen of aardappelen, maar jarenlang – soms wel honderden jaren – leven omdat enkel de vruchten, bladeren of stengels geoogst worden.”
“In Nederland is het voedselbos al langere tijd populair”, weet Verheyen. “Ik merk dat het sinds een paar jaar in Vlaanderen ook sterk opgang maakt. Er zijn allerhande projecten die hier de kop opsteken. Een aantal voedselbossen is hier nu een paar jaar oud, maar er zijn vooral veel nieuwe initiatieven. Er zijn geen concrete cijfers van, maar ik schat dat het aantal startende voedselbossen in Vlaanderen nu in de enkele tientallen zit.”
Net als UGent heeft ook Wageningen University & Research (WUR) interesse in voedselbossen. Samen met de Green Deal Voedselbossen is in 2019 een onderzoek gestart om de kennis omtrent voedselbossen te vergroten. Voorlopig zijn er nog weinig harde conclusies te trekken. Dat heeft alles te maken met het feit dat een voedselbos pas volop in werking is na tien tot twintig jaar. Zowel in Vlaanderen als in Nederland staan de voedselbossen vanuit die optiek nog in de kinderschoenen. Toch kunnen er al wel enkele voorzichtige uitspraken gedaan worden.
Een voedselbos dat die eerste prille fase voorbij is, vinden we in de Nederlandse provincie Gelderland. Ruim tien jaar geleden plantte voedselbospionier Wouter van Eck daar zijn eigen voedselbos aan, genaamd Ketelbroek. Op een voormalige maïsakker van ruim twee hectare is inmiddels een weelderig bos verrezen. Uit studentenonderzoek is gebleken dat Ketelbroek over een vergelijkbare grootte soortenbiodiversiteit beschikt als een nabijgelegen natuurgebied.
Verheyen plaatst daar kanttekeningen bij. “Er zijn op verschillende plaatsen al wat studies naar biodiversiteit gedaan, maar die focusten zich vooral op het tellen van soorten. Terwijl, wanneer je het over vitale natuur hebt, het niet enkel over soortenaantallen moet gaan. Niet alle soorten hebben een even grote natuurbehoudswaarde. Juist de zeldzame, meestal veeleisende soorten, zullen in een voedselbos vaak geen geschikt leefgebied vinden.”
Toch zijn binnen Ketelbroek ook zeldzame soorten aangetroffen, zoals de fruitboomdwergspanner, een bedreigde nachtvlinder. “Het is absoluut niet onverwacht dat er soms zeldzame soorten gevonden worden; dat is in tuinen ook weleens het geval”, zegt Verheyen. “Maar dat betekent niet dat voedselbossen natuurgebieden kunnen vervangen. Er zijn veel soorten die niet voorkomen in voedselbossen en daar waarschijnlijk ook nooit zullen voorkomen – meer nog, die zouden verdwijnen als we natuur vervangen met voedselbossen."
“Verander je een akker in een voedselbos, dan verrijkt dat vanzelfsprekend de plantenbiodiversiteit, want die wordt aangeplant. Maar de soortensamenstelling en soortendiversiteit is niet te vergelijken met die in een oud inheems bos. Het opbouwen van complexe voedselwebben kost nu eenmaal tijd. De meeste voedselbossen zijn jong, wat maakt dat veel typische bossoorten er nog niet aanwezig zijn.”
Wat Verheyen betreft hoeft het voedselbos ook helemaal niet te kunnen tippen aan een natuurlijk bos. “De functie kan simpelweg zijn: de diversiteit van meer algemene soorten versterken, binnen een voedselproducerend systeem.”
Bovendien kan het voedselbos indirect bijdragen aan natuurbehoud. “De aanrukkende wildpluktrend kan lokaal tot natuurschade leiden”, noemt Verheyen. “Sommige voedselbossen zijn ingericht als pluktuin, waar mensen een wildplukervaring kunnen beleven, zonder hiervoor de natuur in te gaan.”
"De functie van een voedselbos kan zijn om meer algemene soorten te versterken, binnen een voedselproducerend systeem. Daar komt nog bij dat sommige voedselbossen zijn ingericht als pluktuin zodat mensen een wildplukervaring beleven, zonder hiervoor de natuur in te gaan"
De biodiversiteit binnen het voedselbos dient naast de natuurwaarde nog een doel: Het zou het voedselbos weerbaar maken tegen klimaatverandering. Volgens WUR-onderzoeker Jeroen Kruit is dat inderdaad het geval. “Of het nu weide- of akkerbouw is, grote open landschappen met weinig diversiteit zijn extreem kwetsbaar. Zodra je daar meer diversiteit introduceert, wordt het hele systeem robuuster”.
Kruit coördineert vanuit WUR het onderzoek voor de Green Deal Voedselbossen en komt zo regelmatig op voedselbos Ketelbroek. “De laatste paar zomers is daar heel goed te zien hoe voedselbossen zich kunnen gedragen ten opzichte van hun vaak monocultuur agrarische omgeving. Terwijl omringende akkers liggen te verdrogen in de zon en vervolgens bij regenval veranderen in een modderpoel, merk je van verdroging of vernatting in een voedselbos nauwelijks iets.”
“Bomen en struiken kunnen dankzij hun diepe wortels langere tijd tegen droogte”, verklaart Kruit. “En wanneer het na een periode van droogte hard regent neemt de grond juist door die diepe doorworteling het vocht gemakkelijker weer op. Het maakt het voedselbos een ontzettend interessante vorm van voedselproductie in tijden van klimaatverandering.”
"Terwijl omringende akkers verdrogen in de zon en bij regenval veranderen in een modderpoel, merk je van verdroging of vernatting in een voedselbos nauwelijks iets"
Naast klimaatadaptatie biedt het voedselbos ook een manier om klimaatverandering tegen te gaan. “Het onderzoek hiernaar is tot op heden zeer beperkt”, benadrukt Verheyen. “Maar het is niet zo heel moeilijk om in te schatten dat als je een voedselbos vergelijkt met een akker, er in die eerste meer koolstof wordt opgeslagen. Dat zal een flink stuk hoger liggen vanwege de aanwezige biomassa, zowel boven- als ondergronds.”
Die opslagcapaciteit ligt volgens Verheyen weer lager dan in een natuurlijk bos. “In een voedselbos dat is ontworpen voor hoge productie, is de structuur vaak meer open dan in een natuurlijk bos. Afhankelijk van de hoogte van de bomen en de dichtheid van beplanting zal er in sommige voedselbossen meer koolstof worden opgeslagen dan in andere. In uitzonderlijke gevallen zal het voedselbos de opslag van reguliere bossen zelfs kunnen benaderen. Maar over het algemeen zal het qua CO2-opslag ergens tussen een intensief landbouwsysteem en een natuurlijk bos in zitten.”
Volgens Wijnand Sukkel, senior onderzoeker Agroecology aan Wageningen Plant Research, zou het voedselbos in sommige gevallen zelfs meer CO2 kunnen vastleggen dan een natuurlijk bos: “Voedselbossen worden vaak op voedselrijke gronden aangelegd. Vergelijk je dat met een natuurlijk bos op arme zandgrond, dan legt het voedselbos waarschijnlijk meer koolstof vast.”
Een andere veronderstelling is dat een voedselbos na aanplant geen bemesting nodig heeft. Dat klopt volgens Verheyen, althans voor de eerste periode. “Veel voedselbossen beginnen op voormalige landbouwgrond. In die bodems zitten al ontzettend veel voedingsstoffen opgeslagen. Daarnaast krijg je door de toevoeging van struiken en bomen, een opbouw van organisch materiaal op de bodem, afkomstig van bladeren en takken, wat ook een bron van voedingsstoffen vormt. Bovendien wordt er in een voedselbos vaak gewerkt met stikstofbindende planten, zoals de duindoorn of de olijfwilg. Bemesting is daarom de eerste decennia nog niet aan de orde.”
Sukkel benadrukt dat aanvulling na de eerste decennia wel essentieel wordt. “Die voedingsvoorraad is immers niet onuitputtelijk. Je oogst, dus je haalt nutriënten weg en die zal je moeten aanvullen. Zeker wanneer je een hoge afvoer van voedsel per hectare wilt realiseren, wordt dit noodzakelijk.”
Kruit benadrukt dat er wel voorzichtige aanwijzingen zijn dat het – ook op lange termijn - zonder bemesting kan. “Studentenonderzoek laat zien dat (diepe) doorworteling en een rijk bodemleven voedingsstoffen en mineralen uit bodems kunnen vrijmaken die nu gebonden zijn.” Een rijk bodemleven is iets wat het voedselbos door onder meer het uitsluiten van landbouwgif beoogt.
Maar volgens Sukkel hangt de noodzaak voor bemesting dan nog steeds af van de hoeveelheid die wordt geoogst: “Mineralen worden langzaam uit bodemvoorraden vrijgemaakt. Zolang je lage opbrengsten hebt, en dus weinig materiaal afvoert, kan de mineralisatie uit de bodem de behoefte van de planten bijbenen. Maar als je naar hogere opbrengstniveaus gaat, dan kan de mineralisatie de afvoer niet meer bijhouden en zal je dus moeten bemesten.”
Dankzij de biodiversiteit binnen het voedselbos gedijen ziekten en plagen er minder goed. “In monoculturen staat dezelfde soort overal naast elkaar en kunnen ziekten en plagen zich razendsnel verspreiden. Ga je gewassen mengen, dan gaat verspreiding minder snel”, vertelt Sukkel.
Maar, ook in een voedselbos zullen volgens Sukkel ziekten en plagen voorkomen. “Zeker als er veel fruit wordt geproduceerd, dat is immers zoet en lekker. Je zou kunnen zeggen dat het gemaakt is om door insecten en vogels opgegeten en verspreid te worden.”
Binnen een voedselbos is de gifspuit evenwel nooit het antwoord. Dat onderschrijft ook Kruit. “Bij de ontwikkeling van een voedselbos zijn voorwaarden voor natuurlijke plaagbestrijding expliciet onderdeel van het ontwerp. Zo houden bijvoorbeeld kleinere vogels de insecten in toom. En wanneer het systeem veel fruit etende vogels aantrekt, zullen daar op hun beurt roofvogels op af komen. Zo ontstaat een complexe voedselpiramide die naast voedsel voor de mens, ook voedsel voor de bosbewoners produceert.”
Het achterwege laten van de gifspuit, zal hiermee ten koste gaan van de opbrengst en kwaliteit, benadrukt Sukkel. Stellen dat het voedselbos zonder landbouwgif kan is daarom volgens hem niet helemaal juist. “Het is een keuze om dit verlies te accepteren.”
Tot zover staan de voedselbosclaims nog redelijk overeind. Hoewel het op sommige aspecten naar verwachting minder presteert dan echte natuur, biedt het voedselbos een landbouwmethode die biodiversiteit inbouwt en aantrekt, weerbaarder is tegen klimaatverandering dan reguliere landbouw en – middels CO2-opslag – kan helpen om klimaatverandering in te perken. Dat biedt een hoopvol perspectief op voedselproductie in tijden van biodiversiteitsverlies en klimaatverandering.
Of het voedselbos daadwerkelijk zonder kunstmest en landbouwgif kan, hangt waarschijnlijk af van de opbrengst die men ermee beoogt te realiseren. Dus, hoe zit het met de productiviteit van het voedselbos? Kan het voldoende voedsel leveren? Liefst voor een betaalbare prijs en zonder daarbij al teveel grond in beslag te nemen?
“Wij produceren meer dan de grasakkers hiernaast”, beweerde Van Eck vorig jaar in de Volkskrant over zijn voedselbos Ketelbroek. Aangezien de harde cijfers ontbreken zullen we Van Eck vooralsnog op zijn woord moeten geloven.
Het realiseren van een hoge opbrengst is belangrijk, aangezien landbouw wereldwijd nu al ongeveer 40 procent van het landoppervlak inneemt. “Straks zijn we met negen miljard mensen, die allemaal op de een of andere manier gevoed moeten worden”, vertelt Martin van Ittersum, hoogleraar plantaardige productiesystemen aan Universiteit Wageningen. “Willen we nog wat natuur overhouden, dan moeten we de landbouw zo efficiënt mogelijk inrichten.”
Dat voedselbossen qua opbrengst ooit kunnen tippen aan reguliere landbouw lijkt Verheyen onwaarschijnlijk. “De schalen waarop er geteeld en geoogst wordt zijn niet met elkaar te vergelijken.”
Van Ittersum deelt die visie. “De gewassen die geteeld worden in voedselbossen zijn voornamelijk bladgroenten, noten en vruchten. Dat zijn niet de producten waar wij doorgaans de bulk van onze energie uit putten, want die halen we nog steeds vooral uit tarwe, maïs, rijst en aardappelen.” Het zijn precies die landbouwgewassen waar Van Ittersum zich in specialiseert. “Een belangrijk aspect van waarom die grote gewassen zo succesvol zijn, is dat ze veel energie bieden en daarnaast ook andere voedingswaarden bevatten.”
Dat je uit een voedselbos goed vitaminen en mineralen kunt oogsten, gelooft Van Ittersum wel. Maar of er voldoende calorieën uit te halen zijn betwijfelt hij. “Dan wil ik graag concrete cijfers zien van wat een voedselbos kan opbrengen in termen van calorieën."
"Gerekend in kilo’s droge stof ligt de oogst van een eenjarige monocultuur als tarwe minimaal tweemaal hoger dan die van een voedselbos"
Die cijfers zijn er dus (nog) niet. Sukkel waagt zich wel aan een schatting. “Als je getallen uit de fruit-, bos- en notenteelt combineert, kun je enigszins inschatten wat een volgroeid voedselbos in onze klimaatzone zou opleveren. Tel daar nog 25 procent bij – we weten dat mengteelt een hogere opbrengst genereert – en dan zie je dat gerekend in kilo’s droge stof de oogst van een eenjarige monocultuur als tarwe minimaal tweemaal hoger ligt dan die van een voedselbos.”
De 25 procent telt Sukkel er dus bij omdat in mengteelt verschillende gewassen elkaar ondersteunen. Hoe dat komt? “Door meer efficiënte lichtonderschepping bijvoorbeeld, en doordat het water beter wordt vastgehouden. We kunnen verwachten dat dit principe binnen een voedselbos de oogst verhoogt met een vergelijkbaar percentage. Maar ondanks dat voordeel kom je dus bij lange na niet uit op wat een monocultuur met tarwe of maïs produceert.”
Afhankelijk van de nadruk op noten of vruchten zal het voedselbos meer of minder calorieën opleveren. Over het algemeen kunnen we volgens Sukkel stellen dat ook wat calorieën betreft een eenjarige monocultuur dubbel zo productief is.
“Nu zeggen sommigen: ‘Er is zoveel onderzoek en geld gestoken in de veredeling van eenjarige gewassen; het is een oneerlijke vergelijking. En dat is ten dele waar. In potentie zouden gewassen in voedselbossen nog verder veredeld kunnen worden”, vertelt Sukkel. Bij noten zou dit de productiviteit met 25 tot 50 procent kunnen verhogen – misschien pakt het percentage nog hoger uit.”
Maar een dergelijke winst is volgens Sukkel niet bij alle meerjarige gewassen te halen. “Als je kijkt naar de opbrengsten van fruitsoorten als appels, kun je niet anders dan vaststellen dat die al ontzettend doorontwikkeld zijn.”
Het verschil zit hem volgens Sukkel deels in het feit dat een voedselbos naast voedsel ook veel niet-eetbaars oplevert: hout, stengels en bladeren. “Bij eenjarige gewassen ligt het productieaandeel dat niet-eetbaar is veel lager.”
Nu kunnen stengels en bladeren – net als in de eenjarige teelt – wel dienen als veevoeder en zo indirect voedsel opleveren. Het hout kan bovendien nog wat opleveren in termen van geld. Het afvoeren van dergelijk materiaal gaat evenwel ten koste van de beoogde voordelen van het voedselbos. Sukkel: “Met het afvoeren van organische stof sla je minder CO2 op en zal je bovendien sneller de afgevoerde mineralen weer moeten aanvullen met kunstmest.”
Naast productie is er nog een aspect wat meegewogen moet worden: de benodigde arbeid.
Van Eck noemt het werk in het voedselbos regelmatig ‘niets-doen-boeren’. En daar schuilt waarheid in. In een voedselbos is het na het ontwerp en de aanplant – wat snoeiwerken daargelaten – vooral een kwestie van wachten op de oogst. Vergelijk dat maar eens met wat reguliere landbouw allemaal vergt: ploegen, spuiten, bemesten, irrigeren en jaarlijks zaaien.
Toch ligt de arbeidstijd die je kwijt bent in een voedselbos vele malen hoger. Dat zit zo: “De grote eenjarige gewassen zijn – naast hun hoge voedingswaarde per hectare – vooral succesvol omdat ze het zo goed doen in de makkelijk te mechaniseren monocultuur”, verklaart Van Ittersum. “Daarom is de benodigde arbeid hiervoor zo ontzettend afgenomen.”
Sukkel schudt wederom een berekening uit zijn mouw. “In de appelteelt vergt één hectare drie- tot vijfhonderd uur werk. Terwijl je in de graanteelt voor een hectare slechts dertien arbeidsuren nodig hebt.”
Dat verschil kan vooral verklaard worden door de oogst. Appels worden nog altijd met de hand geplukt, terwijl een eenjarige monocultuur in z’n totaliteit met een vloeiende machinale beweging van het land wordt gehaald. Ondanks het feit dat er in een voedselbos niet gespoten, gesnoeid, geïrrigeerd of bemest hoeft te worden, maakt de handmatige oogst dat de totale arbeidstijd niet ver van die in de appelteelt zal liggen. Bovendien is een appelgaard rationeel opgezet, in lange rijen om snel te kunnen oogsten. In een voedselbos staan soorten soms kriskras door elkaar.
De doorsnee monocultuur mag dan wel een minimum aan arbeid kosten, er is wel veel aardolie voor nodig. Het ploegen, zaaien en spuiten is in de reguliere landbouw uitbesteed aan op aardolie functionerende machines. “Wat daarom weleens wordt gedaan is het omrekenen van aardolie in calorieën”, zegt Sukkel. “Dan blijkt uit sommige berekeningen dat om bijvoorbeeld één calorie aan tarwe te produceren, er een half tot één calorie aan aardolie nodig is.”
Voorstanders van voedselbossen gebruiken deze cijfers om aan te tonen dat reguliere landbouw niet efficiënt is. Maar Sukkel vindt dat geen valide argument. “Ten eerste zijn het onvergelijkbare zaken: we eten geen fossiele energie, we eten wel voedsel. En ten tweede kan die fossiele energie natuurlijk vervangen worden door arbeid of hernieuwbare energie.”
“Op het moment is het inderdaad zo dat reguliere landbouw vergeleken met een voedselbos wat volledig met de hand wordt geoogst, veel meer fossiele energie verbruikt”, nuanceert Sukkel. “Dat is een gerechtvaardigd bezwaar. En we moeten hiervoor zeker naar andere bronnen toe. Willen we voedselbossen minder arbeidsintensief maken, dan moeten we ook daar machines gebruiken. En dan staan we daar evengoed voor de keuze: fossiel of hernieuwbaar.”
"Het voedselbos kan zeker zin en nut hebben voor een duurzame productie van allerlei gewassen – zij het vooral als niche en dus niet om in de bulk van ons voedsel te voorzien"
Stichting Voedselbosbouw Nederland is afgelopen winter de aanplant gestart van wat een twintig hectare groot voedselbos moet worden in het Noord-Brabantse Schijndel. Zo ontworpen dat de oogst efficiënt, mogelijk zelfs machinaal, uitgevoerd kan worden.
Nu is het niet de bedoeling dat er zware oogsttractoren door een voedselbos heen rijden, want die brengen het fragiele bodemleven letterlijk in verdrukking. Sukkel ziet daarom wel wat in oogstrobots, die efficiënt en goedkoop de vruchten van de toekomst oogsten. “Dat zal de oogsttijd aanzienlijk verkorten, ook al zal die daarmee nog niet in de buurt komen van een eenjarige monocultuur.”
“Dat wil niet zeggen dat voedselbossen niets te bieden hebben”, benadrukt Sukkel. “We eten immers ook nu al appels en kersen, terwijl we weten dat dit meer land en arbeid vergt. Zouden we ons dieet enkel uit eenjarige monoculturen moeten samenstellen, dan zou dit wel erg schraal zijn. Het voedselbos kan dus zeker zin en nut hebben voor een duurzame productie van allerlei gewassen – zij het dan vooral als niche en dus niet om in de bulk van ons voedsel te voorzien.”
Ook Van Ittersum benadrukt deze nichefunctie. “Voedselbossen kunnen een prima buffer vormen tussen natuur- en landbouwgebieden. Ook rondom landgoederen zie ik de meerwaarde ervan. Zo kan het producten leveren die in hogere prijsklassen vallen, voor restaurants en biowinkels bijvoorbeeld."
"Voedselbossen kunnen een prima buffer vormen tussen natuur- en landbouwgebieden"
Tijd om de balans op te maken. Het voedselbos biedt een systeem dat beter dan reguliere landbouw om kan gaan met extreme weersomstandigheden – iets wat met het oog op klimaatverandering essentieel is. Bovendien biedt het de mogelijkheid om de landbouw te gebruiken als opslagplaats voor CO2 en zo klimaatverandering af te remmen.
Tegelijkertijd kan het voedselbos niet tippen aan de efficiënte productie in de reguliere landbouw. Zouden we op grote schaal voedselbossen realiseren, dan zal het totale landbouwareaal toenemen en dat zal dan weer ten koste gaan van natuur.
Wegen de voordelen van het voedselbos op tegen de extra grond (lees: natuur) die er voor nodig is om voedsel te produceren? Hoe waardeer je iets als natuur of klimaatweerbaarheid? Het zijn ingewikkelde vragen waar niet meteen een eenduidig antwoord op gegeven kan worden.
Het slimst lijkt vooralsnog een tussenweg, waarin het beste van beide systemen wordt gecombineerd. Verheyen ziet het zo. “Door klassieke akkers te verrijken met voedselbossen en andere vormen van agroforestry creëren we een robuuster landbouwsysteem, wat erosie en klimaatverandering helpt tegengaan, biodiversiteit in landbouwlandschappen bevordert, maar ook serieuze hoeveelheden voedsel oplevert. Bovendien kunnen we dan genieten van allerlei gezonde, onbekende en lekkere producten uit het voedselbos; dat zal echt een verrijking zijn voor ons dieet.”