Dropjes, lolly's, nougat, marsepein, toffees en toverballen: de variatie in het snoepschap is eindeloos. De Belg eet jaarlijks zo'n 2,5 kilogram snoep. In dit korte overzicht vind je de belangrijkste snoepfeitjes.
Snoep is de algemene benaming die we geven aan lekkernijen die we puur voor het genot eten, en die suiker als hoofdbestanddeel hebben. Doorgaans is dat onder de vorm van sucrose, maar ook fructose en glucose worden gebruikt. Daar worden vruchtensap of – aroma of andere smaakgevers aan toegevoegd, zoals menthol of citroenzuur. Ook vetten of kleurstoffen kunnen worden gebruikt om uitzicht en textuur te beïnvloeden.
Snoep vindt zijn oorsprong in het suikerwaren zoals die begin 19e eeuw hun opgang maakten in de rijkere kringen van zowel adel als burgerij, waar het gold als een statussymbool. Later werd het breder toegankelijk. Er zijn verschillende soorten snoep. Breed gesproken kun je die echter samenballen tot harde snoepjes, zachte snoepjes, en de categorie met noten, zoals nougat.
Zoals alle industrieel bereide waren, wordt ook snoep van bij de producent naar de winkels vervoerd met wegtransport.
Belgen eten jaarlijks zo'n 2,5 kilogram snoep. Dat is een terugval tegenover 2007, toen het nog drie kilogram was. In de adviezen van het Vlaams Instituut Gezond Leven staat snoep nadrukkelijk te blinken in de rode bol buiten de voedingsdriehoek. Het zijn lege calorieën – energierijk, maar met een lage voedingswaarde – die je niet nodig hebt voor een evenwichtig voedingspatroon en die bij te grote consumptie zelfs je gezondheid kunnen schaden.
Net als alcohol en andere drugs werkt snoep in op het beloningscentrum in onze hersenen. Suiker geeft in onze hersenen een goed gevoel vrij, een vorm van beloning, waardoor we daar naar terug blijven grijpen.
Suikergoed wordt doorgaans verkocht in verpakkingen of wikkels. Die bestaan meestal uit plastic, en horen in de pmd-zak of vuilnisbak, zelfs als je onderweg snoept.