Een handtas of broeksriem van appelleer. Onderzoekers van de hogeschool UCLL zien het al helemaal voor zich. Onder de noemer Appeal maken ze fruitleer van het afval van Limburgse appelboeren. Lopen we binnenkort met lokaal fruit aan onze voeten? Eos Tracé legde zes vragen voor aan chemicus Evert Vanecht, projectleider van het onderzoek.
“De keuze voor appelen, en in mindere mate ook voor peren, ligt als Limburgse onderzoekers voor de hand: het is lokaal fruit. België produceert 600.000 ton per jaar, waarvan 100.000 ton niet verkocht raakt.
“Van elke fruitsoort met voldoende vezels kan je materiaal maken. Zo is er al ananasleer op de markt, Piñatex genaamd, gemaakt van vezels in de bladeren van de ananasplant: het deel van de plant dat wij gewoon weggooien.”
“De keuze voor appelen, en in mindere mate ook voor peren, ligt als Limburgse onderzoekers voor de hand: het zijn lokale fruitsoorten. In ons land produceren we heel veel appelen en peren: van de totale productie van ongeveer 600.000 ton per jaar raakt 100.000 ton niet verkocht."
"Een vijfde van dat fruit gaat naar de voedselbanken, wordt verwerkt tot appelsap en appelmoes of gebruikt in dierenvoeding. Dat wil zeggen dat 80.000 ton appelen en peren opnieuw op het veld van de boer belanden, als meststof, of goed zijn voor de afvalbak en dus gecomposteerd of zelfs verbrand worden.”
“Net dat afval willen we gebruiken. Binnen ons expertisecentrum Sustainable Resources herwaarderen we afvalstromen. De focus van de onderzoeksgroep lag vroeger eerder op industrieel of chemisch afval, maar sinds enkele jaren is dat verschoven naar organische afvalstromen uit de agro-industrie. Zo kunnen we een meerwaarde geven aan de appelen en peren die niet verkocht geraken.” (zie kaderstuk)
“Eigenlijk is dat vrij eenvoudig. Als fruit vroeger de houdbaarheidsdatum overschreden had, werd daar eetbaar fruitleer van gemaakt. Je kan het vergelijken met beef jerky, gedroogd vlees. Je moet eigenlijk gewoon het fruitafval mixen, koken en uiteindelijk afbakken tot een droge laag die nog maanden goed blijft. Ons fruitleer – dat voor alle duidelijkheid niet eetbaar is – vertrekt van een gelijkaardig procedé. We mixen het tot een fijne pasta, koken het op om de bacteriën te doden en bakken het af in de oven tot flexibele leerlappen op A2-formaat.”
“Bakken droogt het product uit. Een appel bestaat voor 85 procent uit water. Zodra je die droogt, is er nog 10 procent water over. Dan bestaat het materiaal volledig uit suikers: 80 procent monosachariden (of enkelvoudige suikers, de suikers die je gewoon eet) en 20 procent polysachariden (meervoudige suikers die lange vezelketens vormen, zoals cellulose). We gebruiken alles van de appelen, maar vooral sterke vezels zijn belangrijk voor de stevigheid het product. In het klokhuis en de schil vind je die in veel hogere concentraties dan in het vruchtvlees. Ook dat is een voordeel van met afval te werken.”
“Voor of net na het koken, als we nog een kneedbare brei hebben, voegen we additieven toe die het product steviger maken. Dat is nodig, want zonder is je lap leer tien keer minder sterk dan echt leer. Na het afbakken brengen we dan nog een waterbestendige coating aan. Nu doen we volop onderzoek welke additieven en coatings het best werken. We willen dat het een volledig natuurlijk product blijft, dus gebruiken we geen chemicaliën. Onze filosofie is om zoveel mogelijk met lokale producten te werken. Momenteel onderzoeken we of bijvoorbeeld vlasvezels kunnen dienen als natuurlijk additief."
De uitdaging is om het materiaal sterker, waterbestendig en scheurbestendig te maken. We doen nu onderzoek naar additieven en coatings, zoals vlasvezels, om de eigenschappen van het materiaal te verbeteren"
“Het project is afgelopen academiejaar van start gegaan en staat nog in zijn kinderschoenen. Het eerste jaar stond in het teken van materiaalontwikkeling. Mijn studenten hebben tijdens het eerste semester sleutelhangers gemaakt van het fruitleer. Als ze de vorm van hun accessoires beu waren, konden ze die makkelijk omvormen tot een nieuwe sleutelhanger door er wat water aan toe te voegen en het materiaal opnieuw te mixen. In het tweede semester hebben we samengewerkt met een masterstudent van PXL Hogeschool Hasselt, Anouck Kuyckx. Voor haar eindwerk over zero waste-handtassen ontwikkelden we samen een handtas van appelleer. Het gaat om een toonmodel, dat nog niet stevig genoeg is om te vermarkten.”
“Komend academiejaar werken we hierop verder. De uitdaging is om het materiaal sterker, waterbestendig en scheurbestendig te maken. Nu doen we vooral onderzoek naar additieven en coatings, zoals die vlasvezels, om de eigenschappen van het materiaal te verbeteren. Vanaf september hebben we een voltijdse projectmedewerker in ons laboratorium. We verwachten dat we dan snel vorderingen zullen maken. We hopen na twee jaar onderzoek een materiaal te hebben dat bruikbaar is voor een stevige broeksriem of handtas. Dat zou een geweldig succes zijn."
“Het is de bedoeling om de afvalberg te verkleinen. In de toekomst gaan we steeds meer afvalstromen omzetten naar nieuwe productiestromen. Dat is het principe van de circulaire economie. Nu zijn er veel reststromen die onaangeroerd blijven. De tijd is rijp om daar wel iets mee te doen.”
“We leven in een boeiende tijd waarin het begint door te dringen dat we anders zullen moeten omgaan met natuurlijke grondstoffen en afval. Anders is het niet meer houdbaar. Ook de industrie staat er voor open. Circulair denken is economisch aantrekkelijk. Als je een afvalstroom kan omzetten in iets dat geld oplevert, zijn bedrijven sowieso geïnteresseerd.”
“Er is dus veel vraag naar leer gemaakt van afval. Dat merken we omdat ondernemers en ontwerpers graag zo snel mogelijk met ons materiaal aan de slag willen, zoals de PXL-studente. Als je ziet hoe hard dit onderwerp nu al leeft, dan maak ik me sterk dat iedereen binnen een jaar of tien wel mee zal zijn met het verhaal van de circulaire economie. We hebben nog een lange weg te gaan, omdat het complex is om zo’n materiaal te maken, maar het gaat de goede richting uit. Ik zie de toekomst alleszins positief tegemoet."
"We kregen leersamples van tweedehandswinkels en onderzochten die. Daaruit bleek dat er nog resten van het looiproces op de samples zitten"
“In de meeste gevallen is leer, net als appelen- en perenafval, een reststroom. Zolang wij vlees blijven consumeren, zullen we dierenhuiden hebben. Het zou zonde zijn om daar niks mee te doen. Het materiaal zal zijn plaats blijven hebben in de toekomst. Al is het wel belangrijk dat de processen om leer te looien te verbeteren en er dus geen chroom, grote hoeveelheden water en schadelijke organische chemicaliën meer gebruikt worden in de productie. Zo kunnen we eindelijk de omslag maken naar duurzaam leer.”
“Op zich gaat leer lang mee en kan het dus een duurzaam product zijn. Veel is afhankelijk van het productieproces. Bij leer looien worden er vaak chemicaliën en zware metalen zoals chroom gebruikt. Chroom is niet enkel belastend voor het milieu, maar kan ook huidirritatie en huidallergie veroorzaken.”
“In het eerste semester hebben laatstejaarsstudenten testen gedaan op commercieel leer. We kregen leersamples van tweedehandswinkels en onderzochten die. Daaruit bleek dat er nog resten van het looiproces op de samples zitten. Er is dus chroom aanwezig op leer dat in de omgang is. En dat is uiteraard niet ideaal."
“Hoe langer het project loopt, hoe meer we inzien dat we onze toepassing breder kunnen trekken dan een alternatief voor leer. Ook de vraag naar vervanging voor plastic – zeker verpakkingen en andere single use plastics– is groot. Voor boeren zou het ideaal zijn om fruit aan te bieden in bakjes gemaakt van fruitafval. Intussen zijn we erin geslaagd om ook een hard materiaal te ontwikkelen. Daar hebben we een bekertje van gemaakt. Via de hogeschool krijgen we extra budget om dat verder te ontwikkelen.”
“Die ontwikkelingen zijn nog niet voor morgen. De oorspronkelijke vraag was om een flexibel materiaal te maken, om leer te vervangen. Daar hebben we projectsubsidies voor gekregen van de Vlaamse overheid en dat zal het komende academiejaar dan ook onze focus zijn. Pas daarna experimenteren we verder met andere toepassingen."
De meerwaarde van wat je doet met een product nadat het niet verkocht wordt of vervallen is, kunnen we afleiden uit de ladder van Moerman.
Dat is een theoretisch model dat stelt dat je afval beter vermijdt (bovenste trap), terugbrengt naar menselijke (tweede en derde trap) of dierlijke (vierde trap) consumptie of er biologische materialen van maakt (vijfde trap). Zo is het duidelijk dat bemesten (zesde trap), composteren (zevende trap) en dumpen (onderste trap) minderwaardige toepassingen zijn van overtollige appelen en peren.
“Dat fruit kunnen we beter gebruiken om er een materiaal zoals appelleer van te maken”, stelt UCLL-chemicus Evert Vanecht.