Deze website gebruikt cookies. Ik ga akkoord met de privacy policy
OK
Milieu

Hoe schuldig is de koe aan klimaatverandering?

De methaan boerende koe is het symbool geworden van onze klimaatbelastende landbouw. Is de koe onterecht het zwarte schaap?

Dieter De Cleene

Redacteur voor Eos - schrijft vooral over milieu, landbouw en voeding.

Zo’n 1,7 miljard runderen lopen er op aarde rond. Die zijn niet alleen een bron van vlees, melk en kaas, maar ook van broeikasgassen. Vooral dan van methaan, dat vrijkomt bij de vertering door herkauwers en de dieren zowel langs de voor- als achterkant verlaat.

Deels daardoor zijn runderen in hun eentje verantwoordelijk voor twee derde van de klimaatimpact van de hele veestapel. Minder of geen vlees eten, en dan vooral rundvlees, heet daarom goed te zijn voor het klimaat. Aan de andere kant nemen landbouworganisaties en sommige experts de verdediging van het rund ter harte. Enkele argumenten gewikt en gewogen.

Stelling 1: Vlees draagt maar beperkt bij tot de klimaatverandering

‘Door geen vlees te eten gaan we het klimaat niet redden’, stelt de Amerikaanse hoogleraar Frank Mitloehner (University of California) op een symposium van de Belgian Association for Meat Science (BAMST) en de Internationale Zuivelfederatie (IDF) in 2019. Mitloehner bestudeert de impact van intensieve veehouderij op de luchtkwaliteit en heeft daarnaast van het verdedigen van vlees zijn missie gemaakt.

Mitloehner wijst erop dat het aandeel van de landbouw in de uitstoot van industrielanden beperkt is, en het aandeel van de veehouderij nog beperkter. ‘Je voedingspatroon aanpassen heeft een impact, maar die is zo klein dat hij nauwelijks meetbaar is’, zegt Mitloehner. Frédéric Leroy, voedingstechnoloog aan de VUB en voorzitter van de BAMST, zit op dezelfde golflengte: ‘Veeteelt als symbool voor de klimaatstrijd naar voren schuiven, leidt de aandacht af van het echte probleem: het gebruik van fossiele brandstoffen.’

De klimaatimpact van de veehouderij wordt soms overdreven. Zo houdt het Worldwatch Institute de sector verantwoordelijk voor 51 procent van onze broeikasgasuitstoot. Een cijfer dat ook de Netflix-documentaire Cowspiracy en sommige activisten gretig aanhalen.

De Wereldlandbouworganisatie houdt het in haar recentste schatting op 14,5 procent, het equivalent van jaarlijks zo’n 7 miljard ton CO2. Runderen nemen daarvan zo’n 65 procent voor hun rekening. Dat globale cijfer maskeert regionale verschillen. Maar regionale cijfers geven vaak geen volledig correct beeld. Zo is in Vlaanderen de veehouderij goed voor 5 procent van de broeikasgasuitstoot, een cijfer waar de Boerenbond liever naar verwijst.

Maar dat cijfer slaat enkel op het broeikasgas dat vrijkomt uit mest en het methaan dat koeien boeren. Het houdt geen rekening met de uitstoot gelinkt met het energieverbruik van de sector, de teelt van voeder en veranderingen in landgebruik – wanneer bos bijvoorbeeld plaats maakt voor weide. De globale schatting doet dat wel.

Recente studies komen tot de conclusie dat minder vlees eten wél een effectieve manier is om de opwarming van de aarde tegen te gaan. In een meta-analyse in het vakblad Environmental Research Letters concluderen Amerikaanse wetenschappers dat de impact van rundvlees per calorie drie tot tien keer hoger is dan die van ander vlees, en twintig tot honderd keer hoger dan die van plantaardige alternatieven.

In Science besluiten Britse onderzoekers dat de productie van 100 gram eiwit uit dierlijke producten gemiddeld vele malen meer uitstoot dan eenzelfde hoeveelheid eiwit uit plantaardige alternatieven. Dierlijke producten uit ons dieet schrappen zou de uitstoot van onze voedselproductie met bijna de helft kunnen reduceren.

In Nature komt een internationaal team wetenschappers tot een vergelijkbare conclusie: een meer plantaardig voedingspatroon met weinig (rood) vlees zou de uitstoot door voedselproductie ruim halveren. Aangezien ons voedsel goed is voor ongeveer een kwart van onze broeikasgasuitstoot, komt dat toch neer op een reductie van meer dan 10 procent.

‘Hoe je het ook draait of keert: dierlijke producten zijn verantwoordelijk voor het gros van de klimaatimpact van ons voedsel’, zegt Marco Springmann (University of Oxford), hoofdauteur van de studie in Nature. ‘Die impact verkleinen zal nodig zijn als we een kans willen maken om onder een opwarming met 2 graden Celsius te blijven.’

Stelling 2: We moeten niet minder produceren, maar efficiënter

Sinds 1990 is de melkveestapel in België bijna gehalveerd. Tegelijk is de melkproductie met een kwart toegenomen. Door genetische selectie en beter voeder produceren we almaar meer met minder dieren. In een recent rapport melden onderzoekers van het Amerikaanse Breakthrough Institute hoe we ook meer produceren met minder land. Zo is de voorbije twintig jaar de oppervlakte weiland met 140 miljoen hectare gekrompen – ruim twee keer Frankrijk.

Volgens sommige experts is de oplossing niet minder vlees en zuivel consumeren, maar het efficiënter produceren. In de eerder genoemde studie in Science tonen de wetenschappers hoe de productie van eenzelfde hoeveelheid rundvlees tot ruim tien keer zoveel broeikasgas kan uitstoten, afhankelijk van hoe je dieren houdt.

Volgens de Food and Agriculture Organization (FAO) van de Verenigde Naties zou de uitstoot van de veehouderij met 30 procent kunnen dalen als iedereen de recepten van de beste leerlingen van de klas zou toepassen. Vooral in ontwikkelingslanden vallen nog enorme sprongen voorwaarts te maken.

Een koe geeft er vaak maar een fractie van de hoeveelheid melk die een hoogproductieve koe hier produceert, maar stoot wel evenveel of zelfs meer broeikasgas uit. ‘Idle cows’, noemt Mitloehner ze. ‘Alsof je je auto de hele dag met draaiende motor op de oprit zou laten staan om er slechts af en toe een kort ritje mee te maken.’

Ironisch genoeg hebben net de boerderijen die we als het milieuvriendelijkst beschouwen – met koetjes in de wei – vaak de hoogste milieu-impact, gemeten als broeikasgasuitstoot en landgebruik per kilogram product. De teelt van krachtvoer neemt minder ruimte in beslag. Het verteert beter dan vezelig gras, waardoor koeien minder methaan produceren. Runderen zijn tot slot sneller slachtrijp en lopen dus minder lang boerend en schijtend rond.

Dan hebben we het nog niet over innovaties waarvan de baten op langere termijn nog onduidelijk zijn, zoals voeder op basis van algen, die minder ruimte innemen, of additieven in veevoeder die de methaanuitstoot verlagen. Zo besluiten onderzoekers van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) uit experimenten met allerlei toevoegingen dat ze de methaanuitstoot van melkkoeien met een vijfde tot een kwart kunnen reduceren.

Meer produceren met minder dieren botst op limieten. Als het efficiëntiedenken te ver wordt doorgedreven, levert het geen klimaatwinst meer op en kan het ten koste gaan van dierenwelzijn.

Hoogproductieve systemen scoren goed op sommige criteria, maar minder goed op andere. Zo eten de dieren doorgaans meer voedsel dat ook wij zouden kunnen eten (zie ‘Runderen maken eten van wat oneetbaar is’). En de dieren gebruiken weliswaar minder land, maar de mestconcentratie en veevoerteelt brengen dan weer andere problemen met zich mee. Denk bijvoorbeeld aan de sojateelt in kwetsbare ecosystemen. Dat intensiever beter is, is dus geen uitgemaakte zaak. Dat het een vermindering van de vleesconsumptie overbodig maakt evenmin.

Voor je de steak laat aanrukken: volgens de onderzoekers van het Breakthrough Institute moeten we in de eerste plaats inzetten op minder consumeren, om te vermijden dat een groeiende vraag de milieuwinst tenietdoet.

‘Je kan een dier niet helemaal opnieuw ontwerpen’, zegt Springmann. ‘In efficiënte systemen heb je een uitstootreductie van 30 of zelfs 50 procent. Maar als je dat vergelijkt met de veel grotere reductie die je krijgt door over te schakelen op plantaardige voeding, dan is het duidelijk waar het grootste potentieel zit.’


Uitstoot door runderen, varkens en kippen, in miljoen ton en als aandeel in de totale uitstoot van de veehouderij.

Stelling 3: Runderen zijn niet het probleem, maar de oplossing

De voorstanders van intensievere productie slaan de plank volledig mis, vinden de aanhangers van extensieve rundveehouderij. ‘Koeien in de wei zijn goed voor de natuur en het klimaat’, klinkt het bij Wervel en bij Voedsel Anders, verenigingen die zich inzetten voor een meer ecologische landbouw.

Runderen stoten natuurlijk wel methaan uit. Maar tegelijk stimuleren ze met hun gegraas en mest plantengroei en vooral wortelvorming, en zo ook koolstofopslag.

De meeste schattingen van de klimaatimpact van de veehouderij houden daar geen rekening mee. Volgens sommige studies slaan goed beheerde graslanden meer koolstof op dan de runderen produceren, een netto positief effect op het klimaat dus.

Een internationaal team van wetenschappers, waaronder onderzoekers van de Wageningen Universiteit, neemt die claims in het rapport ‘Grazed and confused’ onder de loep. Het klopt dat goed beheerde graslanden koolstof kunnen opslaan, besluiten ze. Dat proces stopt echter wanneer een evenwicht in de bodem is bereikt, doorgaans na enkele decennia. De grazende runderen blijven wel gewoon broeikasgas uitstoten. Door slecht beheer kan de koolstof bovendien snel weer vrijkomen.

Zelfs bij de meest optimistische schattingen over de koolstofopslag lijkt het potentieel van begrazing in de strijd tegen opwarming beperkt, besluiten de onderzoekers. Het lukt niet overal, en waar het lukt, is de impact beperkt. Of in de woorden van auteur Tara Garnett (University of Oxford): ‘Grazende runderen kunnen hun eigen uitstoot niet compenseren, laat staan die van de rest van de sector. Zelfs in de beste gevallen dragen ze bij tot het klimaatprobleem, zoals alle vee.’

Stelling 4: Runderen maken eten van wat oneetbaar is

De veehouderij heeft de reputatie inefficiënt te zijn. Voor een kilogram vlees zijn doorgaans meerdere kilo’s voeder nodig. Wanneer dat voeder granen bevat die we zelf zouden kunnen eten, lijkt dat zonde.

Maar niet alle dieren zijn gelijk. Runderen en andere herkauwers hebben een bijzonder talent: ze zijn in staat om cellulose in planten af te breken. Daardoor kunnen ze gras, oogstresten en ander vezelig plantmateriaal eten dat voor ons en ook voor varkens en kippen moeilijk verteerbaar is.

Volgens onderzoek door wetenschappers van de FAO en Wageningen Universiteit bestaat het rantsoen van de gemiddelde herkauwer – naast runderen ook schapen en geiten – voor bijna 80 procent uit gras, bladeren en oogstresten. Granen maken minder dan 5 procent van hun dieet uit. De wereldwijde veestapel vreet ongeveer een derde van de graanproductie op, herkauwers ‘maar’ 10 procent. Varkens en kippen zijn de grootste graaneters. Het runderrantsoen kan natuurlijk enorm verschillen tussen regio’s en productiesystemen. Zo bestaat het dieet van Waals vleesrund voor ongeveer 75 procent uit gras, en dat van een Vlaamse melkkoe voor 30 procent (zie figuur).

Het is volgens de verdedigers van de rundveehouderij niet eerlijk om alle dieren over dezelfde kam te scheren. Wie met de beschuldigende vinger naar de koe wijst, moet erbij vertellen dat ze als geen ander eten maakt van wat oneetbaar is.

Verschillende studies hebben onderzocht wat het gevolg zou zijn wanneer we onze veestapel geen speciaal geteeld voeder maar enkel gras en restproducten te eten zouden geven. De veestapel zou krimpen, en zou iedereen nog gemiddeld 21 gram dierlijk eiwit per dag kunnen leveren. Ter vergelijking: de gemiddelde consumptie in industrielanden bedraagt vandaag 50 à 60 gram.

Stelling 5: Runderen benutten nutteloze grond

Weidegrond neemt ongeveer een kwart van het landoppervlak in beslag, twee keer zoveel als akkerland. Volgens de experts van het Breakthrough Institute is sinds de jaren 1700 een gebied zo groot als Noord-Amerika in weidegrond omgezet. De honger naar weidegrond is wereldwijd een van de grote aanjagers van ontbossing en degradatie van natuurlijke graslanden.

Anders dan wat vaak wordt beweerd, grazen runderen niet uitsluitend op ‘nutteloze’ grond die nergens anders voor kan dienen. Volgens de FAO zouden we op 700 miljoen van de in totaal 2 miljard hectare grasland wel degelijk gewassen kunnen telen. Voor België ligt die verhouding anders. Volgens Dirk Reheul, graslandexpert aan de UGent, kunnen de meeste graslanden hier geen andere bestemming krijgen. ‘De gronden zijn te droog, te nat, te stenig of te steil, maar produceren nu wel waardevol eiwit.’

Het ene grasland is het andere niet. Sommige worden intensief bemest en zijn soortenarm, andere worden extensief beheerd en tellen meer dier- en plantsoorten. In Vlaanderen geldt ongeveer een kwart van het grasland als ecologisch waardevol. Op sommige plaatsen is grasland de natuurlijke vegetatie, op andere zou dat bos zijn.

Grasland teruggeven aan de natuur, zoals onder meer de experts van het Breakthrough Institute bepleiten, levert weliswaar geen vlees of melk op, maar het leidt doorgaans wel tot een hogere biodiversiteit en meer koolstofopslag. Het hangt er dus van af wat je nutteloos noemt.

Volgens de FAO zijn honderden miljoenen mensen afhankelijk van vee, als herders of als boeren. Hun dieren zijn een bron van inkomsten en waardevolle voedingsstoffen in vaak weinig gevarieerde voedingspatronen. In sommige gevallen zijn grazende dieren zelfs de enige voedselbron.

‘In grote delen van de wereld is de mest die herkauwers produceren bovendien van levensbelang om akkers vruchtbaar te maken’, zegt Reheul. Wie pleit voor een quasi veganistische wereld, heeft doorgaans geen pasklaar antwoord op de vraag hoe het met die mensen verder moet.

Stelling 6: De klimaatimpact van vlees wordt oneerlijk berekend

Wanneer wetenschappers de klimaatimpact van voedingsmiddelen berekenen, doen ze dat doorgaans per kilogram, per calorie of, voor eiwitrijke voedingsmiddelen, per kilogram eiwit. De impact van dierlijke producten blijkt dan doorgaans een veelvoud van die van plantaardige alternatieven.

Niet eerlijk, vinden sommige wetenschappers, want niet alle eiwitten zijn gelijk. Eiwitten bestaan uit aminozuren. Acht essentiële aminozuren kan ons lichaam niet zelf aanmaken. Eiwitten uit dierlijke producten zijn doorgaans van betere kwaliteit dan eiwitten uit planten, in de zin dat hun samenstelling dichter aanleunt bij wat ons lichaam nodig heeft.

In het vakblad Scientific Reports tonen Italiaanse wetenschappers aan hoe het verschil tussen de impact van vlees en veggie kleiner wordt als je kijkt hoeveel je van sommige plantaardige alternatieven zou moeten eten om de aanbevolen dosis essentiële aminozuren binnen te krijgen. Soja, de plantaardige eiwitbron met de beste samenstelling, heeft wel nog steeds een 90 procent lagere impact dan rundvlees.

‘Levenscyclusanalyses onderwaarderen de eiwitwaarde van dierlijke producten systematisch’, vindt Frédéric Leroy. ‘Nog beter zou zijn om ook met andere voedingstoffen rekening te houden.’

Andere wetenschappers hebben bedenkingen bij berekeningen van de klimaatimpact van voedingsmiddelen op basis van voedingstoffen of voedingswaarde. Want waar hou je dan rekening mee? Enkel met de goede eigenschappen, zoals hoogwaardig eiwit en vitaminen, of ook met de slechte, zoals verzadigd vet?

Bovendien halen we onze voedingsstoffen niet uit individuele voedingsmiddelen, maar uit ons volledige voedingspatroon. ‘Het is beter om voedingspatronen dan eiwitbronnen met elkaar te vergelijken’, zegt Corné van Dooren, expert in duurzame voeding aan het Nederlandse Voedingscentrum. ‘En dan is de impact van een meer plantaardig voedingspatroon met granen en peulvruchten dat dezelfde aminozuren levert vele malen lager.’

Stelling 7: Het effect van methaan is tijdelijk

Het methaangas dat via boeren en winden uit koeien weglekt is goed voor een kleine helft van de klimaatimpact van de veehouderij. Het is een krachtig broeikasgas, dat het klimaat 28 keer sterker opwarmt dan CO2. Maar het breekt snel af. In tegenstelling tot CO2, dat eeuwen in de atmosfeer blijft, wordt methaan na ongeveer tien jaar afgebroken en omgezet in CO2.

Omdat die CO2 eerst was opgeslagen door de planten die de runderen hebben gegeten, beschouwen wetenschappers die niet als een extra bron van opwarming, in tegenstelling tot de CO2 die vrijkomt bij de verbranding van fossiele brandstoffen.

Wie graag de klimaatimpact van de veeteelt beklemtoont, zal wijzen op de kracht van methaan als broeikasgas. Wie die impact wil minimaliseren, wijst op de snelle afbraak ervan. Zolang de veestapel niet groeit, blijft ook de hoeveelheid methaan en dus de bijdrage aan de opwarming constant, is de redenering. Als we meer kunnen produceren met eenzelfde aantal dieren (zie ‘We moeten niet minder produceren, maar efficiënter’), zitten we goed.

Daar valt wat op af te dingen. Om te beginnen blijft de veestapel niet constant, maar groeit hij. Veehouderij is bovendien niet alleen een bron van methaan, maar ook van CO2, dat wél lang aanwezig blijft. ‘Reducties van álle broeikasgassen zijn nodig’, schrijven de wetenschappers in het Grazed and confused-rapport over de impact van runderen. ‘We zijn niet in de positie om selectief te zijn.’

De korte levensduur van methaan beklemtonen is een tweesnijdend zwaard. Extreem gesteld: doek de rundveestapel op en het door de laatste koe uitgestoten methaan is na tien jaar verdwenen, en daarmee ook het opwarmend effect. Je kan het kortlevende methaan dus ook als dé kans zien om snel iets aan de opwarming te doen.

Conclusie

Rundveehouderij en koeien hebben een aantal troeven, maar daar betalen we vaak een hoge milieuprijs voor. En net als de nadelen worden die voordelen soms overdreven. Ze rechtvaardigen het Westerse consumptieniveau niet – bekommernissen om dierenwelzijn nog buiten beschouwing gelaten. Hoe produceren we ons voedsel met een zo laag mogelijke milieu-impact? Het antwoord verschilt van regio tot regio en hangt af van welke criteria je het belangrijkst vindt. In een duurzaam voedingssysteem kunnen herkauwers een rol spelen, maar die lijkt beperkt. Een wereld waarin vee zijn rol optimaal vervult, is er één met minder dieren en minder vlees.

Bronvermelding