Milieu

Help! We moeten de wereldwijde notenproductie vertienvoudigen

Noten zijn zo gezond dat we er met z’n allen meer van moeten eten. Dat zeggen zowat alle gezondheidsorganisaties ter wereld. Maar meer consumeren betekent natuurlijk ook meer produceren. Tien keer meer zelfs, want het notenaanbod zou tegen 2050 moeten vertienvoudigen. De vraag is waar al die noten dan moeten groeien en welke gevolgen die expansie kan hebben voor het klimaat.

Heidi Dufoor

Journalist, en diëtist in opleiding

In België bedraagt de gemiddelde notenconsumptie drie gram per dag per persoon. En daarmee zitten we pal op het wereldwijde gemiddelde. De Hoge Gezondheidsraad adviseert nochtans een dagelijkse portie van 25 gram. De reden? Noten hebben een unieke samenstelling: ze bevatten onverzadigde vetzuren, vitamines, mineralen en vormen een goede bron van plantaardige eiwitten. Komt daar nog bij dat ze een gunstig effect hebben op hart- en vaatziekten. Door hun vetgehalte zijn noten calorierijk en dat maakt ze interessant voor de toekomst. Momenteel leven we met 7,8 miljard mensen. Tegen 2050 zullen dat er bijna tien miljard zijn. Om al die monden te voeden zijn er voldoende calorieën nodig. Tussen de huidige productie en de verwachte behoefte in 2050 liggen 7.400 biljoen calorieën, zowat de helft van wat alle gewassen samen nu aan energie leveren.

Shift naar plantaardige eiwitten

Het hoge energiegehalte is evenwel niet de belangrijkste reden om noten te promoten. Verschillende experts tekenden al scenario’s uit om de groeiende wereldbevolking op een gezonde manier te kunnen voeden en daarbij ook te voldoen aan de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties die de planeet duurzamer moeten maken op economisch, sociaal en ecologisch vlak. In zowat alle scenario’s is er sprake van een shift van dierlijke naar meer plantaardige eiwitten, waarbij noten en peulvruchten (waaronder pinda’s) een prominente rol spelen.

Dat ons voedingspatroon moet veranderen is duidelijk. Het World Resource Institute becijferde eerder al dat als we het huidige productiepatroon aanhouden, we over dertig jaar 593 miljoen hectare extra land nodig hebben, dat is twee keer de grootte van India. De uitstoot van broeikasgassen zou daardoor met elf gigaton CO₂-equivalenten stijgen. Blijven doorgaan zoals nu is simpelweg geen optie.

Mondiaal standaarddieet

De meeste wetenschappelijke aandacht tot nog toe kreeg de voedingsvisie van de Eat-Lancetcommissie. Na drie jaar onderzoek schoven 37 experten uit zestien landen een radicale transformatie van de wereldwijde voedselproductie als enige oplossing naar voren, samen met een zero-expansiebeleid voor landbouwgrond. De wetenschappers stelden een gezond en duurzaam mondiaal standaarddieet samen dat geografisch en cultureel aanpasbaar is. In hun scenario moeten we de helft minder vlees en suiker eten en onze porties groenten, fruit, peulvruchten en noten verdubbelen. De commissie vulde het voedingspatroon heel concreet in en adviseert elke dag 25 gram noten.

De huidige wereldwijde productie bedraagt volgens de Food and Agriculture Organization (FAO) 9,3 miljoen ton gedopte noten. Wil je tien miljard mensen in 2050 dagelijks een handvol noten gunnen, heb je 89 miljoen ton nodig. De productie moet dus maal tien. Hoe realistisch is dat?

“De traditionele landbouw in de tropen is meestal een mengteelt, en de boeren hebben er de gewoonte om hun velden met bomen te beschermen, dus waarom dan niet met notenbomen?"

25 miljoen hectare extra

“Als we naar 89 miljoen ton noten willen, hebben we minstens 25 miljoen hectare extra plantages nodig, een gebied dat overeenkomt met acht keer de oppervlakte van België”, zegt Olivier Honnay, conservatiebioloog aan de KU Leuven. “Dat lijkt me niet vanzelfsprekend, vooral omdat we moeten vermijden dat er landbouwgrond bijkomt.”

In haar rapport stelt de Eat-Lancetcommissie een switch voor van landbouwgronden die nu voor veeteelt worden gebruikt, naar onder meer notenteelt. “Sta me toe dat niet realistisch te vinden”, zegt Honnay. “In landen met een hoog inkomen zoals in Europa kunnen we zeker minder vlees eten en produceren, maar wereldwijd zijn heel veel mensen voor alle micronutriënten en eiwitten afhankelijk van koeien, geiten en schapen. Bijvoorbeeld in grote delen van Sub-Sahara-Afrika is er gewoon geen alternatief. De bodem is vaak ongeschikt om aan landbouw te doen, laat staan om er notenbomen te planten. Bovendien kunnen kleine boeren in tropisch gebied het zich echt niet permitteren om vijf tot tien jaar op een eerste opbrengst te wachten. Noten oogsten is ook arbeidsintensief, wat maakt dat veel kleine boeren daar gewoon niet in geïnteresseerd zijn.”

Daarnaast leveren notenbomen relatief weinig opbrengst per hectare in vergelijking met traditionele gewassen. “Dat verlies moet je elders compenseren”, zegt Honnay. “Als we in 2050 iedereen willen voeden kunnen we het ons echt niet permitteren om zware productieverliezen te lijden. Extra landbouwgrond innemen is geen optie, dat zou een ramp zijn voor de biodiversiteit en de koolstofbalans. Als je de productie ergens vermindert, moet die elders omhoog. Conclusie? We moeten meer gaan produceren op het beschikbare landbouwareaal.”

In Brazilië perst men cashewappels uit voor hun sap. De noten worden er niet altijd verkocht.

Boslandbouw promoten

Notenbomen met bestaande teelten combineren in boslandbouwsystemen is een mogelijke oplossing”, weet bio-ingenieur Patrick Van Damme, hoogleraar aan de UGent en gespecialiseerd in tropische landbouw en voedselsystemen. Als je notenbomen als bijkomende teelt aanplant, overbrug je ook makkelijker de non-productieve fase tot aan de eerste oogst.

“De traditionele landbouw in de tropen is meestal een mengteelt, dus ideaal. Boeren beschermen hun velden traditioneel met bomen, dus waarom dan niet met notenbomen? In Oost-Afrika bijvoorbeeld worden macadamiabomen al gecombineerd met andere gewassen. De bomen omzomen de velden en brengen op termijn vrij veel op. Ook cashewbomen hebben hun plaats in zo’n agroforestrysysteem. In het West-Afrikaanse Guinee-Bissau gebruiken landbouwers de bomen als brandgang om hun veld te beschermen. De bomen zijn vuurbestendig en worden geschrankt in dubbele rijen rond het veld aangeplant. De vruchten worden geoogst en uitgevoerd.” Cashewbomen kunnen op veel plaatsen gedijen volgens Van Damme. “Zowel in gebieden met een redelijk droge seizoenen als in vrij vochtige gebieden.”

Ook Olivier Honnay ziet mogelijkheden in agroforestry, al is het systeem niet zaligmakend. “Er is vaak competitie voor licht, water en nutriënten. Je moet rekening houden met oogstverliezen bij de gewassen die onder de bomen groeien. In sommige contexten kan de boslandbouw zeker een oplossing bieden, maar kleine boeren overtuigen om notenbomen te planten is niet eenvoudig.” Dat beseft ook Patrick Van Damme. “We moeten zeker de nodige omkadering voorzien. Je kan er een geïntegreerd systeem van maken: notenbomen produceren pollen, hebben nectar, een aantal soorten is honinggevend. Als je dan honing en noten hebt bovenop je gewone teelt, kan dat voor de lokale gemeenschap aantrekkelijk zijn. Zodra boeren merken dat het systeem opbrengt, zullen ze wel volgen.”

“De vertienvoudiging van de notenproductie is mogelijk als je: de juiste soort voor de geschikte locatie kiest, de productie efficiënter maakt, aan integraal waterbeheer doet en de verspilling in de productieketen beperkt.”

Nieuwe noten introduceren

Daarnaast is er een aanbod dat momenteel nog niet of te weinig wordt benut. “Er is een enorm potentieel aan eetbare noten, zaden en pitten. De wereld ligt bij wijze van spreken vol met pijnboompitten die niet worden opgegeten”, zegt Van Damme. “Er zijn ook andere soorten die in die noten- en vruchtensfeer liggen. In Centraal-Afrika promoten we momenteel Dacryodes of safou. De zaden daarvan kan je als noten eten.”

Hij verwijst ook naar Kirgizië waar het grootste natuurlijke walnotenbos ter wereld ligt. “Ik geloof niet dat het potentieel daar optimaal wordt benut.” Hetzelfde geldt voor de cashewproductie in Brazilië. “Daar verwerken ze vooral de schijnvrucht zelf, de cashewappel, om sap te produceren. De kommavormige noot die aan de vrucht vastzit, wordt er niet eens vermarkt. Het valoriseren van reststromen is nochtans ook een deel van de oplossing.”

Safouvrucht met vanbinnen de eetbare noot

Geen irrigatie nodig

“Als je de notensoorten afstemt op de gebieden die ervoor geschikt zijn is er bovendien nog voldoende plaats om meer te produceren”, vervolgt Van Damme. “Je hoeft ze daarom niet te irrigeren. Pistaches en amandelen doen het bijvoorbeeld heel goed in extreem droge gebieden. Zeker pistachebomen hebben enorm veel potentieel. Ze groeien traditioneel in woestijngebied en zijn bijzonder droogteresistent. De boom die de vruchten draagt, de Pistacia vera, wordt geënt op een andere onderstam. Van die onderstam zijn er een aantal wilde, aan de Pistacia vera verwante, soorten. Je hebt soorten die op grotere diepte water uit de grond halen en beter bestand zijn tegen langdurige droge periodes.”

Behalve voor de pistachenoot is er momenteel amper onderzoek naar minder waterintensieve variëteiten. “Globaal gezien is de notenteelt marginaal. Noten zijn geen moneymakers. Als de consumptie stijgt en het aanbod volgt, zal ook het onderzoek toenemen.”

Het is vreemd dat Patrick Van Damme pistaches en amandelen aanhaalt. Het zijn net die noten die door hun waterintensieve teelt de waterbeschikbaarheid in Californië onder druk zetten. “De commerciële teelt met oog op zo groot mogelijke opbrengsten voor de export is een ander gegeven. Noten groeien in gebieden waar ze het best tot hun recht komen: dat zijn droge zones waar het water schaars is. Als je beslist om te irrigeren om de opbrengst te verhogen, zijn er uiteraard consequenties. Het gebied in de VS is gewoon te groot en te droog. De teelt is daar vooral gericht op zo veel mogelijk winst maken waardoor ze elementaire teeltregels niet altijd respecteren.”

Amandelbloessems in California. Flickr: Kinolamp

Waterstress vermijden

Het is dus een kwestie van noten duurzamer produceren, binnen de grenzen die de natuur aangeeft. Dat bevestigt Davy Vanham. Hij werkt voor het Joint Research Centre van de Europese Commissie en is gespecialiseerd in onderzoek naar watermanagement. Samen met Mesfin Mekonnen en wijlen Arjen Hoekstra bracht hij het waterverbruik per notensoort in kaart. Daarbij hanteerden ze het model van Hoekstra waarbij ‘blauw water’ uit oppervlaktewater en de grond komt; ‘groen water’ de neerslag is en ‘grijs water’ de hoeveelheid water is die je nodig hebt om afvalwater vol chemicaliën, nitraat, fosfaat en pesticiden te verdunnen tot onder de toegelaten norm. Voor hun studie onderzochten ze het blauwe en groene waterverbruik bij geïrrigeerde noten.

Drie vierde van de noten gebruikt alleen regenwater, 25 procent gebruikt zowel blauw als groen water. Daarvan wordt 74 procent geteeld in gebieden met waterstress. In dat cijfer zitten weliswaar ook pindanoten vervat, en dat zijn geen noten maar peulvruchten. Als je de herberekening maakt voor cashewnoten, amandelen, walnoten, pistaches en hazelnoten, ligt het percentage op 87,3 procent. Het probleem stelt zich vooral in India, China, Pakistan, het Midden-Oosten, de Mediterraanse regio en de VS. Pistaches verbruiken per kilogram het meest blauw water in gebieden waar dat schaars is. Maar als je de totale geïrrigeerde productiehoeveelheid meerekent, zijn het vooral amandelen die voor waterstress zorgen. Cashewnoten verbruiken het meeste water in totaliteit, maar worden minder geïrrigeerd.

Als je het waterverbruik per gram proteïne beoordeelt, bevinden pistachenoten zich in dezelfde categorie als rundvlees. Het waterverbruik van amandelen, walnoten en hazelnoten ligt iets lager en is vergelijkbaar met dat van varkensvlees. “In principe zou er geen enkele noot onder waterstress geproduceerd mogen worden”, zegt Vanham. “Want waterstress leidt tot een ernstige verstoring van het ecosysteem. Met de klimaatverandering zal die situatie alleen maar verergeren.”

Bron: Vanham et al. Treenuts and groundnuts in the EAT-Lancet reference diet: Concerns regarding sustainable water use. (2020)

Landbouwproductie verschuiven

Toch gelooft hij dat een vertienvoudiging van de notenproductie mogelijk is. “Maar dan moet je op verschillende dingen tegelijk inzetten: je moet de juiste soort kiezen voor de geschikte locatie, de productie efficiënter maken, aan integraal waterbeheer doen en de verspilling in de productieketen beperken.”

Eerder suggereerde Arjen Hoekstra al om per notensoort regionale limieten voor het waterverbruik op te leggen en overschrijding streng aan te pakken. Californië nam op dat vlak al maatregelen met de Sustainable Groundwater Management Act uit 2014. De wet beperkt de waterlimiet voor boeren en moet tegen 2040 leiden tot een duurzaam waterbeheer. Nu al wordt voorspeld dat de amandelproductie in de VS daardoor tegen 2060 met twintig procent zal dalen.

Davy Vanham ziet ook heil in de verschuiving van landbouwproductie. “Je kan notenbomen planten op land dat vrijkomt omdat we van bepaalde producten minder moeten gaan eten. Ideaal zou zijn om de noten die weinig water nodig hebben te vermeerderen op plaatsen met voldoende water of in pure regenlandbouwgebieden zoals in België of Nederland. Uiteraard moet je dan de soorten kiezen die hier gedijen zoals walnoten, hazelnoten of kastanjes. En er moet natuurlijk vraag naar zijn. Omgekeerd zullen we minder noten moeten produceren in gebieden die nu al onder de waterschaarste kreunen als een integraal watermanagement daar geen soelaas biedt. Vanuit een waterperspectief zou de productie van pistachenoten en cashewnoten beter niet meer stijgen.”

De toekomst zit dus in een grotere notenproductie zonder irrigatie. “West-Europa heeft een groot potentieel. Maar ook dan is efficiënte productie in verhouding tot het beschikbare regenwater belangrijk. Op wereldschaal is de vraag naar water sowieso te groot, dus moeten we overal waterefficiënt produceren. Hoe meer voedsel we kunnen produceren in natte gebieden, hoe minder we hoeven te verbouwen in droge regio’s.


Duurzaamheidslabel gevraagd

Net zoals Hoekstra dat eerder al deed, pleit Vanham voor een duurzaamheidslabel op verpakking van voedingsmiddelen. Noten uit gebieden met lage waterschaarste die efficiënt zijn geproduceerd, vormen dan een goede keuze. “Veel kastanjes, walnoten en hazelnoten uit West-Europa voldoen aan deze criteria. Dezelfde soorten uit het Mediterrane gebied zijn minder duurzaam. Slechts een klein deel van de amandelen uit Zuid-Europa of Californië zullen het label krijgen. Idem voor pistachenoten.” Wat met cashewnoten die vooral regenwater gebruiken? “Vanuit globaal perspectief zijn ze eerder een slechte keuze. Ze verbruiken 46.000 liter water per kilogram, dat is tien keer meer water dan pindanoten vragen. Omdat zowel blauw als groen water schaars is, zijn pindanoten een betere keuze.”

Europese kastanjes zijn een duurzame keuze. Flickr: Altug Karakoc

Mentaliteitsverandering gewenst

De notenproductie verhogen lijkt op het eerste gezicht prima: de bomen vangen koolstof en helpen zo de broeikasgassen te verminderen. Maar de opbrengst per hectare is kleiner dan bij klassieke gewassen. Om die te verhogen, gaan producenten irrigeren en bemesten. Plantages vormen vaak monoculturen die extra bestrijdingsmiddelen vragen. Door al die factoren worden noten plots minder duurzaam. Een wonderoplossing bestaat niet meteen volgens Olivier Honnay. “Er is altijd ergens een trade-off. We moeten de productie zeker verhogen, maar we moeten dat ook op een duurzame en milieuvriendelijke manier doen.”

“We moeten meer rekening houden met natuurlijke evenwichten”, zegt ook Patrick Van Damme. “En dan zijn er wel wat dingen te bedenken. Je moet sowieso naar mengteelten gaan wil je de notenproductie duurzaam verhogen. Maar daarvoor is er echt een mentaliteitsverandering nodig.”

Als de notenproductie daadwerkelijk stijgt tot 89 miljoen ton in 2050 zijn er dus nog een aantal obstakels te overwinnen. Om de broeikasuitstoot te beperken is de verhoogde notenproductie een excellente keuze zolang notenbomen niet de plaats innemen van regenwoud of uiterst productieve landbouwgronden. Voor het globale waterpeil is het een ander verhaal. Voor elke notensoort regionale limieten vastleggen die het waterverbruik beperken zou al een eerste grote stap zijn.

Bronvermelding