Deze website gebruikt cookies. Ik ga akkoord met de privacy policy
OK
Milieu

Gezocht: duurzame zalm

Zalm, we zijn er dol op. Wat ooit een exclusieve lekkernij was, eten we tegenwoordig allemaal. Onze zin in zalm heeft grote industrieën opgezet: zowel in de aquacultuur als in de visserij. Maar hoe groot is de impact van onze massale zalmconsumptie op het milieu? En kun je beter de wilde zalm of de kweekversie eten? Journalist Merel Deelder trok op onderzoek.

Merel Deelder

Journalist - Gespecialiseerd in het ethisch perspectief van milieu, voeding en veeteelt.
Pike Place Fish Market is een vismarkt in Seattle (VS). De markt staat bekend om zijn traditie dat de visverkoper de vis naar de klant gooit voordat hij is ingepakt. Na bijna failliet te zijn in 1986, besloot de eigenaar wereldberoemd te worden door de manier waarop ze handel drijven – door de vliegende vissen en andere spelletjes die ze met hun klanten doen. Nu is de markt een populaire toeristische trekpleister met dagelijks tot 10.000 bezoekers.
"In de jaren zestig zag je zalm enkel op bijzondere gelegenheden, zoals een bruiloft. Het was een tijd waarin de liefhebbers met verlangen smachtten naar de eerste wilde zalm van het seizoen. Dat is inmiddels veranderd"

Gezocht: duurzame zalm

Zalm, we zijn er dol op. Wat ooit een exclusieve lekkernij was, eten we tegenwoordig allemaal. Onze zin in zalm heeft grote industrieën opgezet: zowel in de aquacultuur als in de visserij. Maar hoe groot is de impact van onze massale zalmconsumptie op het milieu? En kun je beter de wilde zalm of de kweekversie eten? Journalist Merel Deelder trok op onderzoek.

“Zalm was een zeer exclusief product”, weet Johan Verreth, hoogleraar aquacultuur en visserij aan de Universiteit van Wageningen. “In de jaren zestig zag je het enkel op bijzondere gelegenheden, zoals een bruiloft." Het was een tijd waarin de liefhebbers met verlangen smachtten naar de eerste wilde zalm van het seizoen. Een tijd waarin het serveren van gerookte zalm je een bijzondere status gaf. Enkele decennia daarvoor zwommen de zalmen nog in de Rijn. Dat is inmiddels veranderd. In de Rijn is vrijwel geen zalm meer te bekennen. De zweem van luxe is misschien nog niet volledig vervlogen, maar de exclusiviteit zeker wel. In de afgelopen vijftig jaar is zalm verworden tot een van de meest geconsumeerde vissen in België en Nederland. Zalm is nu zo doorsnee als een stukje kippenvlees”, besluit Johan Verreth.

Zin in zalm

In de jaren zeventig van de vorige eeuw vierde de Europese en Noord Amerikaanse visserij haar hoogtijdagen met Atlantische zalm. Ieder jaar werd er zo’n 12.000 ton aan Atlantische zalm het land opgesleept. Samen met de milieuvervuiling bracht die overbevissing de Atlantische zalm in een benarde positie. Van de populaties uit de jaren zeventig is nu nog slechts een derde over. De Atlantische zalm wordt in vergelijking met toen nog maar weinig bevist. In plaats daarvan zijn we overgestapt op zalm uit de Grote Oceaan. De wilde zalm die je tegenwoordig in de supermarkt vindt, is Pacifische zalm, gevist uit de wateren van bijvoorbeeld de VS, Canada of Rusland. Wereldwijd wordt daar jaarlijks 685.000 ton van gevangen.

Veruit het grootste deel van wat we tegenwoordig In Europa aan zalm consumeren is Atlantische kweekzalm. Met het dalen van de wilde zalmstanden in de jaren zeventig, kwam de kweek als alternatief op gang. Inmiddels is 73 procent van de wereldwijd geconsumeerde zalm Atlantische kweekzalm. Met een jaarlijkse productie van 2.326.000 ton is dat bijna tweehonderd keer zo veel als we in de jaren zeventig uit de Atlantische zeeën visten.

Een goede zaak volgens Verreth: “Het is simpelweg onmogelijk om de hoeveelheid zalm die we nu eten volledig uit de zeeën te halen. Bovendien heeft de kweek de prijs flink doen dalen. Zalm is nu ook betaalbaar voor de gewone mens.” Dankzij de kweek kunnen we dus veel meer zalm eten dan de zeeën ons van nature te bieden hebben, en dat voor een klein prijsje. Probleem opgelost, zou je denken. Maar hoe duurzaam is die oplossing? Zouden we onze drift niet gewoon moeten beheersen en het houden bij een stukje wilde zalm? Zo nu en dan, op een bruiloft bijvoorbeeld. Laten we allereerst de moderne zalmkweek eens onder de loep nemen. Wat doet die met ons milieu.

Van genenvermenging tot paaitrek

Het grootste deel van de zalm die we eten, komt uit de Noorse wateren, waar Atlantische zalm in grote kooien in zee wordt gekweekt. De netten daarvan gaan tot veertig meter diep. “Bij een heftige storm kunnen de netten scheuren”, vertelt Verreth. “De zalmen blijven dan nog een tijd rond zo’n kooi zwemmen – want daar worden ze immers gevoerd – maar uiteindelijk trekken ze mee met de wilde zalmen.”

En dan wordt het gevaarlijk, want de Atlantische kweekzalm verschilt genetisch van zijn wilde soortgenoot. Een kweekzalm is bijvoorbeeld geselecteerd op gewicht. Terwijl een volwassen wilde zalm tussen de twee en de negen kilo weegt, is zijn gekweekte neef aanzienlijk zwaarder met een gewicht tussen de vijf en de vijftien kilo. Om al die kilo’s eraan te eten is een gekweekte zalm continue op zoek naar voedsel, ook in situaties waar een wilde zalm van nature voorzichtiger zou zijn. Bovendien zijn de kweekvissen genetisch armer omdat zij uit een beperkte familie komen.

“Wanneer de kweekzalm gaat paaien met de wilde zalm, krijg je genenvermenging. Die nieuwe variant is minder fit, minder geschikt om in de natuur te leven en zijn voedsel te vergaren. En daardoor verzwakken de wilde populaties”, aldus Verreth.

Per jaar ontsnappen er in Noorwegen gemiddeld 380.000 kweekzalmen. Dat is 4,3 procent van de totale zalmpopulatie. Op sommige onderzochte plekken ligt dit percentage zelfs op 17 procent. Uit een grootschalige studie uitgevoerd in Noorwegen dit jaar blijkt dat in een groot gedeelte van de Noorse rivieren genenvermenging een feit is.

Mede door genenvermenging gaat het dan ook nog steeds niet goed met de Atlantische zalm. “De zalm heeft met haar complexe levensloop een zwakke plek”, vertelt Filip Volckaert, mariene bioloog aan de KU Leuven. Volckaert verwijst hier naar de paaitrek. Zalmen leven enkele jaren in de zee, totdat ze sterk genoeg zijn om stroomopwaarts tegen de rivieren in te zwemmen om zich daar voort te planten. “Dat betekent dat zowel in de rivieren als in zee de habitat voor de zalm in orde moet zijn. Door een combinatie van vervuiling, overbevissing, habitatverlies en genenvermenging hebben de wilde zalmen het lastig gekregen”.

In Noorwegen is op het vlak van vervuiling grote vooruitgang geboekt. Zo is het gebruik van antibiotica aanzienlijk teruggedrongen en wordt ronddwarrelend voedsel tegenwoordig strikt gemonitord, onder andere met camera’s; voedselverspilling is immers ook voor de portemonnee van de kweker onwenselijk"

De zee als zuiveringsinstallatie

Naast de ontsnappingen ziet Volckaert nog een groot probleem met de zalmkweek. “Alles uit die kooien komt rechtstreeks in de natuur terecht. De overvloed aan voedsel, de gebruikte chemicaliën, ziekten en uitwerpselen hoopt zich allemaal op onder die kooien.” In Noorwegen is op het vlak van vervuiling wel grote vooruitgang geboekt, benadrukt Mathieu Wille, ingenieur aquacultuur aan UGent. Zo is het gebruik van antibiotica aanzienlijk teruggedrongen en wordt ronddwarrelend voedsel tegenwoordig strikt gemonitord, onder andere met camera’s; voedselverspilling is immers ook voor de portemonnee van de kweker onwenselijk.

Zeggen dat het daarom allemaal in orde is, gaat voor Volckaert een stap te ver. Niet alles wordt immers opgegeten en de ontlasting van de zalmen blijft zich sowieso ophopen. Een grootschalige studie laat zien dat de Noorse zalmkweek op verschillende manieren een risico vormt voor het milieu. Zo is het gebruik van bestrijdingsmiddelen tegen zalmluis, een hardnekkige parasiet, over de afgelopen jaren sterk toegenomen: In 2014 lag dit 120 maal hoger dan in 2003. De bestrijdingsmiddelen vormen een bedreiging voor het omringende zeeleven. Het gebruik van biologische bestrijdingsmiddelen tegen zalmluis is in opkomst, maar tot op heden vormt dit nog een uitzondering.

Het Aquaculture Stewardship Council (ASC) label heeft als doel de zalmkweek te verduurzamen. Zo mogen er van kwekerijen met dit label niet meer dan driehonderd zalmen per productieronde ontsnappen. Ook wordt het gebruik van niet-chemische bestrijdingsmiddelen tegen bijvoorbeeld de zalmluis aangemoedigd. Het ASC-label is niet onomstreden. Simon Bush, hoogleraar Aquaculture Governance aan Wageningen UR, bekritiseert het ASC op een nauwe duurzaamheidsvisie.

Volgens Volckaert is de huidige zalmkweek simpelweg onhoudbaar: “De aquacultuur gebruikt de zee als zuiveringsinstallatie, zonder daar een prijs voor te betalen. De zalm die we kopen voor vijftien of twintig euro de kilo kost de maatschappij uiteindelijk drie keer meer aan vervuiling. Zestig euro per kilo is dan ook de werkelijke prijs van kweekzalm”, aldus Volckaert.

Om de problemen van genenvermenging en milieuvervuiling het hoofd te bieden, kan zalmkweek in afgesloten bassins op het land een oplossing bieden. Boris Worm, hoogleraar mariene biologie aan de Canadese Universiteit van Dalhousie verkiest dit boven de open systemen in zee: “In een gesloten systeem verspil je geen voedsel en heb je geen problemen met ziekten. Alles kan er gecontroleerd worden. Idealiter gebruik je dan ook nog het afvalwater om sla op te groeien en zonnepanelen om de energie op te wekken. Zo kun je een mini-ecosysteem bouwen, waarin niets verloren gaat. Dat vergt een fikse investering, maar het biedt grote ecologische voordelen.”

In Canada ligt zalm uit gesloten systemen reeds in de winkels. Ook Europa kent enkele gesloten zalmkwekerijen. Tot op heden maakt deze kweek echter minder dan 0,1% van de totale Atlantische zalmkweek uit. Een overstap is ook niet eenvoudig. Alleen al het opzetten van de bassins vergt grote investeringen. Bovendien bieden de gesloten bassins geen oplossing voor alle problemen. Naast genenvermenging en vervuiling bestaat er nog een knelpunt in de zalmkweek: de zalm is een carnivoor.

"Om de problemen van genenvermenging en milieuvervuiling het hoofd te bieden, kan zalmkweek in afgesloten bassins op het land een oplossing bieden"

Het roofdierdieet

In het wild bestaat het menu van de zalm uit garnalen, andere kreeftachtigen en andere vissen. Om een zalm te kweken, zullen andere vissen dus als voer moeten dienen. Soorten met een lagere commerciële waarde, zoals de ansjovis en de zandspiering, worden speciaal voor de zalmkweek gevangen. Verwerkt tot vismeel en -olie eindigen zij als zalmvoer. Economisch snijdt dit hout. Een zalm kan namelijk voor meer geld verkocht worden dan een ansjovis. Het is echter geen duurzame constructie. Een zalm met een dieet dat volledig uit vis bestaat, verbruikt meer wilde vis dan hij aan kweekzalm oplevert. Bovendien worden vismeel en -olie steeds schaarser nu aquacultuur wereldwijd aan het uitbreiden is.

De aquacultuursector is daarom druk bezig om van de zalm een vegetariër te maken. “De tijd dat er drie kilo vis nodig was om een kilo zalm te produceren is al lang voorbij”, stelt Verreth. Tegenwoordig bestaat minder dan een derde van het zalmvoeder uit vis. De rest van het voeder heeft een plantaardige oorsprong. Volledig vegetarisch kan evenwel (nog) niet. Voor het voortbrengen en de ontwikkeling van de larven zijn dierlijke vetten tot op heden essentieel.

Zelfs al wordt de zalm op termijn volledig vegetarisch, dan nog heeft ook het plantaardige voer een niet te onderschatten impact op het milieu. Net als kippen en varkens eet de hedendaagse kweekzalm voornamelijk soja. De productie hiervan is onder meer vanwege kap in het Amazonegebied omstreden. Verreth vraagt zich dan ook af of dit werkelijk een stap voorwaarts is. “Hiermee verleggen we het probleem gewoon. Van overexploitatie van de zee, naar overexploitatie van het land. Soja kan immers ook door de mens zelf geconsumeerd worden.”

Wat Worm betreft kunnen we beter zelf die vis eten die we nu aan de zalm voeren. “Dat is natuurlijk veel efficiënter. Een andere mogelijke oplossing is de kweekvis reststromen te laten eten. Net zoals een varken vroeger de groenteresten verwerkte tot vlees, zouden we kweekvissen resten uit de voedingsindustrie kunnen laten omzetten in vis.”

Dat impliceert echter dat de markt niet langer vanuit de vraag gedreven wordt. De productie van kweekvis wordt dan immers afhankelijk van de aanwezige reststromen. Net als bij wilde zalm, zullen we dan tevreden moeten zijn met het aanbod dat er is. Bij de wilde Pacifische zalm is daar echter een trucje op gevonden.

"Tachtig tot negentig procent van de gevangen zalmen in de Noordwest kust van de VS en veertig procent van de zalm gevangen in Alaska, komt oorspronkelijk uit aquacultuur"

Wilde zalm uit de Pacific

In tegenstelling tot onze Atlantische oceaan, zwemt er in de Grote Oceaan wilde zalm in overvloed. Helaas worden de standen van de Pacifische zalm kunstmatig hoog gehouden. En wel zo: in kwekerijen worden eitjes grootgebracht tot jonge zalmen om vervolgens vrijgelaten te worden in het wild. Dat vergroot de overlevingskans van de zalmen enorm, aangezien in de natuur vooral de jonge larven kwetsbaar zijn. Als vorm van populatiebeheer was dat oorspronkelijk een initiatief vanuit de overheid om zalmsoorten die met uitsterven bedreigd werden te ondersteunen. Inmiddels is het uitgegroeid tot een enorme private industrie, vooral gerund vanuit de visserij. Tussen 2005 en 2009 werden jaarlijks tussen de 474 en 580 miljoen jonge zalmen uitgezet. De visserij spekt hiermee haar eigen portemonnee. Inmiddels komen tussen de tachtig en negentig procent van de gevangen zalmen in de Noordwest kust van de VS en veertig procent van de zalm gevangen in Alaska, oorspronkelijk uit aquacultuur. Voor Alaska werpt het vruchten af in het zalmseizoen van 2015 was de vangst de op twee na hoogste in de geschiedenis. Goed voor een opbrengst van 350 miljoen dollar.

Los van het feit dat je je als consument best beduveld mag voelen – jouw stukje wilde zalm blijkt immers helemaal niet zo wild als je misschien dacht – legt dit allerlei ecologische problemen op ons bord. Worm: “Net zoals de Atlantische zalm genetisch beïnvloed wordt door de kweekzalm in Europa, kan ook het bijzetten van kweekzalmen in het wild hier een nadelig effect hebben. Het beïnvloedt de genenpoel immers op ongunstige wijze.”

In tegenstelling tot de Atlantische kweekzalm, wordt de Pacifische bijzetzalm niet geselecteerd op specifieke kenmerken zoals snellere groei. Ook wordt over het algemeen gebruik gemaakt van een brede genenpoel voor de productie van de bijzetzalmen. Dat kan echter nooit zo divers zijn als in het wild. Onderzoekers waarschuwen dan ook dat er een aanzienlijke kans is dat het bijzetten van zalmen de voorplantings- en ouderschapscapaciteiten van de wilde zalm doet afnemen.

Volgens Worm is dergelijk beheer dan ook enkel wenselijk wanneer de populaties schrikbarend laag zijn en er dringend ingegrepen moet worden. Hij ziet er evenwel geen methode in om de visserij te ondersteunen. Dit is gelijk aan hoe het Marine Stewardship Council (MSC), een label voor verduurzaming van wilde vis, hier in staat. Voor hun Pacifische zalm laten zij de bijzetzalm enkel toe als tijdelijke methode om de populaties te versterken, niet wanneer dit routinematig gebeurt.

Dit artikel werd gepubliceerd in januari 2017. In een eerdere versie stond dat ook kwekerijen die beloven in de toekomst te verduurzamen het ASC-label kunnen krijgen, dit is niet langer het geval en is dus rechtgezet.

De zalmconclusie

De meeste consumenten zullen weinig notie hebben van de industrieën die zijn opgezet om te voldoen aan onze zin in zalm. Op veel fronten boet het ecologisch belang in op de economische waarde die gecreëerd wordt met zalm.

Voor wilde zalm kun je je met de huidige wereldbevolking afvragen of het wel mogelijk is om die op duurzame wijze te consumeren. Kiezen we massaal voor het MSC label, dan zal het wilde zalmaanbod snel slinken. Het is in ieder geval duidelijk dat we nooit zoveel zalm uit de zeeën kunnen vissen als we nu eten. Het bijzetten van kweekzalmen drijft wilde populaties kunstmatig op. De gevolgen hiervan vormen een bedreiging voor de wilde zalm. Welke zalm kan immers straks haar weg tijdens de paaitrek vinden, wanneer het overgrote deel in een kwekerij is geboren?

De zalm met de kleinste milieu-impact is waarschijnlijk de kweekzalm uit een gesloten systeem. Die verstoort immers de zeeën niet met ontlasting en chemicaliën en vermengt zich bovendien niet met de wilde zalm. Wanneer die ook nog resten te eten krijgt, kan dat een behoorlijk duurzaam stukje zalm opleveren. Vooraleer die zalm in de supermarkten ligt, zal er nog een grootschalige transitie in de zalmkweek moeten plaatsvinden.

Wist je dat zeewier en schelpdieren de zalmkweek milieuvriendelijker kunnen maken? Toon Lambrechts schreef er een artikel over.

Bronvermelding