Deze website gebruikt cookies. Ik ga akkoord met de privacy policy
OK
Milieu

Gevist, geveild, gebakken: pladijs van boot tot bord

Waar komt de pladijs of schol op ons bord vandaan en hoe is hij gevangen? In een poging dat te achterhalen raak je als consument al snel de weg kwijt. Al kan je via je vishandelaar en met het nodige opzoekwerk behoorlijk wat te weten komen.

Sofie Vandendriessche

Journalist

Onlangs kocht ik bij de vishandelaar twee grote pladijzen. Als nieuwsgierig aagje met oog voor de ecologische voetafdruk van mijn eten wilde ik precies weten waar ze waren gevangen, op welke manier dat is gebeurd en of mijn aankoop kon worden bestempeld als duurzaam. De korte antwoorden zijn: ‘in de Noordzee’, ‘met een boomkor’ en ‘ja’. Wie wil weten hoe ik daar precies aan kwam, kan in deze tekst mijn queeste helemaal volgen. Vooral bij het verhaal van duurzaamheid komt heel wat kijken.

Honkvaste pietjes-precies

Pladijs, dat is de platvis met de kenmerkende rode stippen. In Nederland staat hij vooral bekend als schol. De vis wordt door Belgische vissers gevangen in meerdere visserijgebieden. Ze brengen hem binnen vanuit verschillende regio’s: de Noordzee, het noordelijke Kattegat, de Keltische Zee, de Ierse Zee, de Golf van Biskaje en het Engels Kanaal. Maar op de etiketten in de supermarkt staat vaak enkel ‘Noordoost-Atlantische oceaan’ als herkomst vermeld. Niet erg specifiek.

Gelukkig wist mijn vishandelaar meer. Mijn vissen kwamen uit de zuidelijke Noordzee. Of tenminste: daar waren ze gevangen. Waar ze geboren zijn, dat is een andere vraag. Pladijzen leggen vaak honderden kilometers af naar hun paaigebied waar ze eitjes leggen. Belangrijke paaigebieden zijn de zuidelijke Noordzee, het oostelijke Kanaal, de noordelijke kust van Cornwall en de zeegebieden tussen Ierland en Engeland. In het paaiseizoen kan je daar grote concentraties eitjes en larven aantreffen in het zeewater.

Pladijzen blijken in elk geval zeer honkvast: ze weten heel goed waar hun paai- en voedingsgronden zijn en keren daar steevast naar terug. Onderzoek suggereert dat dit aangeleerd gedrag kan zijn, waarbij de jonkies de volwassen vissen volgen tijdens de migraties. Mijn vissen zijn flink uit de kluiten gewassen, dus waarschijnlijk hebben ze er al een paar van die tripjes van en naar de zuidelijke Noordzee op zitten.


Boomkor

Uit navraag bij visserij-onderzoekers blijkt dat pladijzen uit de zuidelijke Noordzee waarschijnlijk gevangen zijn met een boomkor. Dat is een sleepnet dat over de bodem wordt getrokken en wordt opgehouden door een metalen boom van 4 tot 12 meter breed. Op een boomkorvaartuig of kotter heb je aan elke kant van het schip zo’n net. Het wordt neergelaten naar de bodem en enkele uren lang over de zeebodem gesleept.

In de zuidelijke Noordzee is de bodem vooral zanderig. Dat gaat dus vlot. Al heb je nog steeds een serieuze trekkracht en veel brandstof nodig. Tijdens het slepen duwt de boomkor zich enkele centimeters diep in het zand, zodat alle vissen die zich verschuilen – waaronder pladijzen – worden opgeschrikt en opgeschept.

Alle vis verzamelt zich aan het uiteinde van het net, de zogenaamde kuil. Het is die kuil die na de sleep aan boord wordt getrokken, waarna de inhoud wordt geleegd in een opvangbak aan boord. De vis wordt gesorteerd door vissers aan een lopende band. De waardevolle exemplaren worden eruit gepikt, schoongemaakt en op ijs in het gekoelde ruim bewaard.

Er zijn ook andere manieren om pladijs te vangen. In de Noordzee gebruiken vissers soms andere net-types, zoals bordennetten en Deense zegen. Bovendien wordt menige pladijs opgevist met een hengel vanaf het strand, een pier of een bootje. Al zijn die laatste methodes in Vlaanderen beperkt tot de recreatieve vormen van visserij. De gevangen vissen komen niet bij de vishandelaar terecht. In het Belgische deel van de Noordzee maken recreatieve vangsten grofweg & procent uit van de totale vangsten.

By © Hans Hillewaert, CC BY-SA 4.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=479616

Veilklok

Of de pladijzen een duurzame aankoop waren, blijkt van een groot aantal factoren af te hangen. Om te beginnen zijn er drie pijlers binnen het begrip duurzaamheid: de ecologische, de economische en de sociale. Om de ecologische duurzaamheid te evalueren, moet je een antwoord zoeken op de volgende vragen: zijn de vissen in het juiste seizoen gevangen, wordt de bodem door het vissen niet te veel beschadigd en zijn de visbestanden wel groot genoeg om vissen uit weg te vangen?

Bij het evalueren van de sociale en economische duurzaamheid moet je je dan weer afvragen of de visser wel een faire prijs krijgt voor zijn vangst, of de arbeidsomstandigheden aan boord aanvaardbaar zijn, en of er rekening wordt gehouden met dierenwelzijn.

Voor een consument is het onbegonnen werk om dat te achterhalen. Gelukkig is er deskundige hulp. Ik ging mijn licht opsteken bij de ontwikkelaars van het Visserij Verduurzaamt-programma. Dat is een Vlaams verbetertraject voor verduurzaming in de visserij, dat aan de hand van elf ecologische, sociale en economische indicatoren beoordeelt hoe duurzaam de gevangen vis is. Bij goed scorende vis is dat zichtbaar op de veilklok. Handelaars kunnen dus bewust kiezen voor vis van vissers die hun best doen om te verduurzamen.

Die verduurzaming is nodig als we genoeg vis in zee willen voor de komende generaties. De hamvraag is natuurlijk: wanneer ben je zeker dat er genoeg vis is, en dat het dus verantwoord is om te gaan vissen?

Even terug naar mijn pladijzen. Die werden gevangen in de zuidelijke Noordzee. Via Geofish, een online tool ontwikkeld door ILVO, kan je zien dat daar voldoende pladijs is en dat de huidige sterfte door bevissing het voortbestaan van het bestand niet in gevaar brengt. Er zijn met andere woorden genoeg volwassen vissen die zich kunnen voortplanten en het bestand kunnen aanvullen met nakomelingen.

Als dat niet zo is, zoals in het pladijsbestand van het westelijke Kanaal, dan adviseren wetenschappers om de toegestane vangsten te beperken. Dat kan zich dan vertalen in lagere quota voor de visserijvloten van landen die dat bestand bevissen. Het systeem moet erover waken dat bestanden niet overbevist raken. Het zorgt er ook voor dat overbeviste bestanden de kans krijgen om te herstellen.

Paul Einerhand - Unsplash

Bijvangst

Maar ecologische duurzaamheid draait uiteraard niet alleen rond de gevangen vis. De laatste tien jaar is er een sterk besef gekomen dat als we een vissoort willen beschermen, we ook zijn leefgebied en ecosysteem in stand moeten houden. Dat heet dan een ecosysteembenadering in het visserijbeheer.

In het geval van boomkorvisserij is bodemberoering een heikel punt. Aangezien de boomkor de toplaag van de zeebodem omwoelt, dwarrelen de bodemdeeltjes als een stofwolk op. Resultaat is dat de structuur van de bodem en de bodemfauna schade ondervinden. Dat kan op langere termijn minder kwaad als de bodemdieren zich snel voortplanten en de bodem dynamisch en zanderig is. Maar als de bodem langlevende oesterbedden of een grindbed met zachte koralen heeft, zijn de gevolgen niet te overzien.

Onderzoekers hebben de laatste jaren hard gewerkt om die wisselwerking tussen bodem en vistuig in kaart te brengen. Het uiteindelijke doel is om een gericht en aangepast beheer mogelijk te maken van eerder gevoelige visgronden. Dat kan bijvoorbeeld door de visgronden op te schuiven of te kijken of er aanpassingen mogelijk zijn aan het vistuig. Zo kan de schade worden beperkt.

Pladijs komt vooral voor in minder gevoelige, zanderige visgronden, maar is in noordelijke wateren ook te vinden op stenige bodem en koraalgrond. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de vis zich wel thuis voelt in onze windmolenparken. Daar bestaat de bodem immers uit plekjes zacht zand tussen de stenen die de turbines beschermen tegen erosie.

Uit recent onderzoek blijkt dat pladijzen de stenen en turbines gebruiken als buffet van kleine dieren, en dat ze zich op de zanderige plekjes veilig kunnen ingraven. En tussen de windmolens mag je met een boomkor niet vissen. Pladijzen in windparken hebben hun zaakjes dus goed voor elkaar.

Naast bodemberoering moeten we het ook hebben over bijvangst, zeker in het geval van pladijs. De boomkorvisserij is een gemengde visserij en weinig selectief: bij het slepen over de zeebodem wordt heel wat meer opgeschept dan de vis waarnaar vissers op zoek zijn. Bij het vissen op grote of maatse pladijs worden ook heel wat kleine, ondermaatse visjes gevangen, samen met niet-eetbare visjes zoals harnasmannetjes en schurftvis, en ongewervelden zoals zeesterren en krabbetjes. Die vangst is voor de vissers waardeloos en gaat overboord.

Op zich klinkt dat niet slecht, ware het niet dat een deel van de teruggegooide vis het vangstproces niet overleeft. En een ander deel wordt verorberd door de meeuwen die boven de boot cirkelen. Die sterfte is te mijden, vooral als het gaat over kleine exemplaren van commercieel belangrijke vissoorten. Die hebben we nodig om de visbestanden weer aan te vullen.

Om de bijvangst binnen de perken te houden, is er nu een Europese aanlandplicht. Die zegt dat de bij-vangst niet zomaar overboord mag gaan. De vangst van ondermaatse commerciële vis wordt zelfs afgetrokken van de quota. Geen pretje voor de vissers. Die doen dan ook hun uiterste best om bijvangst te vermijden.

De beste manier is op zoek gaan naar gebieden waar een ‘propere’ vangst wordt verwacht. Je kan ook ontsnappingsmogelijkheden inbouwen in de visnetten, bijvoorbeeld door de maaswijdte aan te passen. Vissers die daar oog voor hebben, dragen bij aan een verduurzaming van de visserij.

Steeds kleiner

En wat met het klimaat, vroeg ik me nog af. Je hoort toch wel dat sommige vissen daar last van hebben. Het leefgebied van kabeljauw schuift op naar het noorden. Is dat bij pladijzen ook zo? De evaluatie van de visbestanden geeft aan dat het goed gaat met de pladijs, en dat de aantallen sterk gestegen zijn. Van overbevissing is er helemaal geen sprake meer, zeker niet in de Noordzee.

Tegelijk zien onderzoekers dat de pladijzen die nuworden opgemeten pakweg 10 centimeter kleiner zijn dan in 1985, Nochtans worden ze net zo oud als vroeger. Die evolutie wijst op voortdurende stress, ondanks het feit dat de visserijdruk sterk is gedaald. Het kan een nazinderend effect zijn, maar het is waarschijnlijker dat ook klimaatstress een rol is gaan spelen.

Onderzoekers weten dat er bij sterke visserijdruk een selectie is naar vissen die geslachtsrijp worden bij kleinere lichaamsgrootte. Bij een warmer klimaat gebeurt iets soortgelijks. De vissen gaan dan sneller groeien en worden vroeger in het groeiproces geslachtsrijp. Het resultaat is hetzelfde: kleinere vis. Onderzoekers proberen nu na te gaan hoe groot dat aandeel van klimaatdruk precies is bij de grootteveranderingen. Het is niet duidelijk of een dergelijke verandering omkeerbaar is.

In de pan

Al bij al gaat het op dit moment zeer goed met de pladijs. Het is zeker niet onverantwoord om er af en toe eens een paar in de pan te gooien -oef... Zeker tijdens de zomer- en herfstperiode, wanneer de aanvoer van gevleesde schol op zijn hoogtepunt is, bieden vissers topkwaliteit aan. Tussen januari en april is schol uit de Noordzee dan weer erg mager en smaakloos, omdat hij dan paait.

In 2020 werd pladijs nog uitgeroepen tot vis van het jaar. Daar was op wetenschappelijk niveau weinig bezwaar tegen. In het Engels Kanaal bleek wel nog wat vooruitgang te boeken: in het westelijke deel wordt het duurzaamheidsniveau maar nipt gehaald. Toch is er geen gevaar voor overbevissing. De visserij-inspanning neemt over het algemeen af, de quota worden gerespecteerd en het aandeel van duurzamere visserijtechnieken neemt toe.

Tot zover mijn queeste. Het had wat voeten in de aarde om alle informatie op een rijtje te krijgen. Maar ze is er wel. Er wordt duidelijk moeite gedaan om de visvangst te verduurzamen, en om dat helder te communiceren naar de consument. Nu maar hopen dat ik de vis, de vissers en de wetenschappers eer kan aandoen met mijn kooktalent.

Bronvermelding