Deze website gebruikt cookies. Ik ga akkoord met de privacy policy
OK
Sociaal

Duurzame chocolade? Werk aan de winkel!

Dat de cacaoteelt ook anno 2017 nog altijd met een aantal fundamentele sociale uitdagingen af te rekenen heeft, is geen geheim. Terwijl de meeste grote bedrijven de voorbije jaren wel degelijk hebben ingezet op een verduurzaming van de sector, blijft het maar de vraag hoe diepgaand die hervormingen zijn. En in welke mate ze ook de miljoenen cacaoboeren ten goede komen.

Filip Michiels

Journalist - schrijft onder meer over migratie, mensenrechten, sociale innovatie en economie.
Een Duitse ngo zette dit bord in 2007 neer in Ivoorkust bij de lancering van een campagne om kinderhandel en kinderarbeid tegen te gaan. Anno 2017 zijn de problemen nog verre van opgelost.
"Het percentage 15-jarigen dat in Ivoorkust school loopt, bedraagt amper 48 procent, terwijl ruim veertig procent van de jongens van die leeftijd ook al meewerkt op het land"

Duurzame chocolade? Werk aan de winkel!

Dat de cacaoteelt ook anno 2017 nog altijd met een aantal fundamentele sociale uitdagingen af te rekenen heeft, is geen geheim. Terwijl de meeste grote bedrijven de voorbije jaren wel degelijk hebben ingezet op een verduurzaming van de sector, blijft het maar de vraag hoe diepgaand die hervormingen zijn. En in welke mate ze ook de miljoenen cacaoboeren ten goede komen.

Toen ik in 2008 naar Ivoorkust trok voor een reportage over kinderarbeid op de cacaoplantages, werd ik daar onder meer ontvangen door Paul De Petter, Afrikamanager bij chocoladegigant Barry-Callebaut. Hij schetste toen een eerlijk maar weinig positief beeld van de situatie in het land, maar vroeg ook begrip voor de lokale situatie. “Ik wil niet ontkennen dat er al jarenlang kinderen gesmokkeld en doorverkocht worden vanuit buurlanden zoals Mali of Burkina Faso, maar ik schat dat vandaag nog hoogstens drie tot vier procent van de productie nog echt problematisch is,” klonk het toen op het hoofdkantoor in Abidjan. “Niet onbelangrijk in dit debat is ook het gegeven dat er tot voor kort helemaal geen wettelijk kader was om kinderarbeid aan te pakken. Pas onlangs heeft de regering hier de normering van de Internationale Arbeidsorganisatie op dat vlak goedgekeurd, maar op vlak van kinderhandel bijvoorbeeld blijven er nog heel wat lacunes.”

In februari van dit jaar, bijna tien jaar later dus, pakte het Franse agentschap voor ontwikkelingssamenwerking AFD uit met een bijzonder lijvig onderzoeksrapport over de situatie van de cacaoboeren in Ivoorkust, de belangrijkste cacaoproducent ter wereld. Rode draad doorheen dit rapport: de situatie van de cacaoboeren in het land blijft bijzonder schrijnend. Diepe armoede en zelfs kinderarbeid zijn er anno 2017 nog altijd schering en inslag. Het percentage 15-jarigen dat er nog school loopt, bedraagt amper 48 procent, terwijl ruim veertig procent van de jongens van die leeftijd ook al meewerkt op het land. Het merendeel van de zowat 700.000 cacaotelers wordt er zwaar onderbetaald, vele kinderen kunnen er niet naar school, de arbeidsomstandigheden blijven vaak zwaar en onveilig. AFD kreeg voor het onderzoek de logistieke en financiële steun van chocoladegigant Barry Callebaut, maar benadrukt dat de multinational de resultaten van het onderzoek op geen enkele wijze beïnvloedde. “Het bedrijf wilde hiermee in eerste instantie onderzoeken wat de grootste uitdagingen waren voor hun duurzaamheidsprogramma’s in Ivoorkust,” klinkt het.

85 eurocent per dag

Het dagelijks inkomen van Ivoriaanse cacaoboeren schommelt vandaag rond 85 eurocent, zo blijkt uit de studie. Daarmee zitten ze zelfs in hun eigen land ruimschoots onder de armoedelimiet. Ruim de helft van de cacaotelers heeft geen of amper toegang tot elementaire gezondheidszorg in de buurt. Zowat zes op tien van hen hebben vroeger nooit een school aan de binnenkant gezien, en verklaarden zich dan ook analfabeet. Ook vandaag nog blijkt één op vier kinderen jonger dan twaalf van ouders actief in de cacaoteelt er niet naar school te gaan, en het percentage kinderen ouder dan veertien dat mee helpt op het land blijft een stuk hoger dan het nationale gemiddelde in Ivoorkust. En hoewel sommige cacaoboeren de voorbije jaren inspanningen deden om hun activiteiten enigszins te diversifiëren, blijft ruim tachtig procent van hen uitsluitend op de cacaoteelt aangewezen.

De conclusies van het Franse onderzoek laten er dan ook weinig twijfel over bestaan: wil men een einde maken aan de schrijnende armoede en sociaal onaanvaardbare achterstelling van de overgrote meerderheid van de cacaoboeren in West-Afrika, dan moet in eerste instantie de rendabiliteit in de sector stevig de hoogte in. De gemiddelde opbrengst per boer is vandaag veel te laag, de productietechnieken zijn hopeloos verouderd en er is vaak te weinig landbouwgrond beschikbaar voor de zeer intensieve cacaoteelt. Bovendien stelden de onderzoekers een tekort aan goede meststoffen vast en is er een gebrekkige kennis rond moderne managementtechnieken en een beperkte toegang tot financiële middelen.

Weinig nieuws onder de zon dus, terwijl de regeringen van Ivoorkust en Ghana de voorbije jaren nochtans werk maakten van een door de overheid ingestelde prijsregulering. Hierdoor zouden kleine boeren al een zekere mate van bescherming moeten genieten. Toch lijkt dit voorlopig weinig zoden aan de dijk te brengen. Dat heeft ongetwijfeld te maken met een gebrek aan transparantie en efficiëntie van de bestaande aanpak, maar ngo’s en sociale organisaties wezen de voorbije jaren ook almaar vaker op de nefaste rol van de toenemende marktconcentratie in de sector. De zes grootste chocoladebedrijven ter wereld hebben vandaag een wereldwijd marktaandeel van zestig procent in de verkoop van chocoladegoed. Die totale markt was in 2015 zowat 120 miljard dollar waard.

"Hoewel de wereldwijde vraag naar cacao de voorbije jaren zowat constant is blijven stijgen, geven diverse studies aan dat de producenten zelf daar niet beter van geworden zijn"

Lage winstmarges blijven de norm

Het Nederlandse wetenschappelijke onderzoeksinstituut SEO, dat ontstond in de schoot van de economiefaculteit van de Universiteit van Amsterdam, deed op vraag van de Nederlandse regering in 2015 al uitgebreid onderzoek naar die groeiende marktconcentratie. Centraal daarbij stond de vraag of deze marktconcentratie effectief een nefaste invloed had op de blijvende armoede bij de overgrote meerderheid van cacaoboeren in West-Afrika.

De conclusies van dat rapport zijn enigszins verrassend, en gaan deels in tegen de bevindingen van de laatste editie van de internationale cacaobarometer (2015). Het klopt, zo concluderen de Nederlandse onderzoekers, dat er de voorbije jaren een sterkere marktconcentratie plaatsvond in de sector. Enerzijds op vlak van handel en verkoop, vooral door een aantal fusies en overnames waardoor een handvol multinationals de internationale markt beheerst. Anderzijds ook op productieniveau, waarbij een beperkt aantal grote traders vooral in Ivoorkust en Ghana ook de productie en export van cacao controleren. In de wetenschap dat Ivoorkust en Ghana respectievelijk goed zijn voor 43 en twintig procent van de totale wereldproductie aan cacao, laat deze marktconcentratie op het terrein zich dan ook voelen in de verdere productieketen van chocolade. De verticale integratie in de sector is bijzonder groot: de meeste bedrijven die instaan voor de lokale productie en export van cacao maken deel uit van – of hebben heel nauwe banden met – de grootste cacaoverwerkende bedrijven ter wereld, zoals Barry-Callebaut, Cargill en Olam.

Ook in de markt van de chocoladeproductie vonden er de voorbije jaren een aantal grote overnames plaats, waardoor er anno 2016 maar een handvol bedrijven meer overblijven die de markt domineren: Mondelez, Mars, Nestlé en Ferrero.

Toch kwamen de Nederlandse onderzoekers tot de conclusie dat er op geen enkel niveau echt sprake was van een overdreven grote marktconcentratie, laat staan dat multinationals hun macht zouden misbruiken. Ondanks de doorgedreven horizontale én verticale marktconcentratie is er nog altijd voldoende concurrentie, en blijven de winstmarges in de sector relatief laag, klonk het. Al hielden ze daarbij ook wel een slag om de arm: “We kunnen niet uitsluiten dat sommige lokale cacaotraders hun macht af en toe misbruiken tegenover individuele producenten, zeker in verafgelegen gebieden, maar op wereldschaal is die concentratie geen afdoende verklaring voor de lage lonen van de cacaoboeren.”

Een veel belangrijker verklaring voor die lage lonen en slechte arbeidsomstandigheden is wellicht de gigantische versnippering in de sector op productieniveau. Doordat er in de belangrijkste productielanden Ghana en Ivoorkust tot vandaag miljoenen kleine cacaoboeren actief zijn, beschikken die individuele producenten over weinig tot geen onderhandelingsmarge naar de lokale opkopers toe. Daar komt nog bij dat de overgrote meerderheid van die boeren ook uitsluitend cacaobonen teelt, en dus weinig of geen alternatieven heeft om het inkomen enigszins op te trekken.

En hoewel de wereldwijde vraag naar cacao de voorbije jaren zowat constant is blijven stijgen, geven diverse studies ook aan dat de producenten zelf daar niet beter van geworden zijn. Hun aandeel in de waarde van allerlei producten waarin cacao verwerkt wordt, is de jongste jaren stelselmatig gedaald. Onderzoek in Frankrijk toont aan dat die producenten in de periode 1960-1970 nog 23 procent ontvingen van de totale prijs van cacaoproducten op de Franse markt. In de periode 2000-2011 was dat nog amper tien procent.

"Het is te kort door de bocht om het gebrek aan duurzaamheid en de blijvende armoede onder de cacaoboeren gemakshalve op het conto van de grote multinationals te schrijven"

Armoede en uitbuiting tegengaan

Het is bijzonder verleidelijk om het gebrek aan duurzaamheid en de blijvende armoede onder de cacaoboeren gemakshalve op het conto van de grote multinationals te schrijven, maar ook dat lijkt vandaag toch iets te kort door de bocht. Het klopt immers niet dat die bedrijven de voorbije jaren niets ondernamen om de werk- en levensomstandigheden van cacaoboeren te verbeteren, of om de cacaoproductie en -wereldhandel een stuk duurzamer te maken. Er kwamen campagnes tegen kinderarbeid, tal van initiatieven focusten op gezondheidsprogramma’s in de productielanden en cacaoboeren kregen ook meer toegang tot allerlei financiële diensten. Bemoedigend is ook de vaststelling dat almaar meer multinationals vandaag ook samenwerken met ngo’s en organisaties die van een duurzame landbouw hun handelsmerk hebben gemaakt: van Rainforest Alliance over Solidaridad tot Technoserve en SwissContact.

Een aantal leidende cacao- en chocoladeproducenten, onder meer Barry Callebaut, Nestlé, Cargill en Mars, sloegen intussen ook zelf de handen in elkaar met de CocoaAction. Met dit initiatief, dat vorm kreeg in de schoot van de World Cocoa Foundation, hopen ze de productiviteit van de boeren op te drijven en tegelijk aan community development te doen in de belangrijkste productielanden. Voornaamste uitgangspunt hierbij is dat de industrie, de boeren en de betrokken regeringen meer moeten samenwerken om zo de efficiëntie en de duurzaamheid in de sector op te krikken.

Hiervoor werden intussen een aantal pilootprojecten opgezet in verschillende landen, met veel aandacht voor het gebruik van betere landbouwtechnieken. Op termijn zou dit nieuwe initiatief dan de massale armoede en uitbuiting van kleine boeren moeten tegengaan, zo is de redenering. Het concrete streefdoel is een stijging van het inkomen van minstens driehonderdduizend Afrikaanse cacaoboeren tegen 2020 met honderd tot tweehonderd procent, zodat ze dan minstens twee euro per dag zouden kunnen verdienen.

De Nederlandse onderzoekers van SEO zitten op dezelfde lijn. Zij gaan ervan uit dat de meest efficiënte manier om de lokale boer op microniveau een menswaardig inkomen te garanderen vooral een hogere productiviteit in de cacaoteelt is. Net in West-Afrika blijft er op dat vlak nog flink wat ruimte voor verbetering, zo concludeerden ze. Bijvoorbeeld door specifieke opleidingen en trainingen te voorzien voor de boeren, door financiersmechanismen op maat uit te werken en door als overheid zelf ook zwaarder in te zetten op expertise rond de cacaoteelt.

Op macroniveau zien de onderzoekers vooral heil in meer diversificatie in die landen, waarbij sommige boeren bijvoorbeeld hun productiviteit zouden moeten opdrijven en anderen eerder gemotiveerd worden om over te stappen op andere teelten.

Toch blijft het maar zeer de vraag hoe realistisch de vermeende impact van een betere productiviteit wel is. Als de productie effectief de hoogte ingaat terwijl de wereldwijde vraag niet in eenzelfde mate stijgt, zal dat veeleer een negatieve impact op het inkomen van de cacaoboeren hebben.  

"Misschien moeten we durven erkennen dat het vrijhandelssysteem gebaseerd op vraag en aanbod een echt fundamentele verbetering van de situatie van de boeren onmogelijk maakt"

Scherpe prijsdaling voorbije zes maanden

Terwijl het aandeel van zogenaamde duurzame cacao – de invulling van die definitie durft nogal eens te variëren – in de totale wereldhandel ook vandaag op maximaal vijftien procent wordt geschat, hebben een aantal van de grootste spelers op de wereldmarkt – met uitzondering van Nestlé – er zich intussen wel toe verbonden om tegen 2020 nog uitsluitend honderd procent gecertificeerde cacaobonen te gebruiken. Cacao dus waarvan de duurzame herkomst ook door derden wordt gegarandeerd. Hamvraag daarbij blijft uiteraard: wat is duurzame cacao precies?

En worden de boeren op het veld zelf dan ook altijd beter van de inspanningen van de grote spelers om naar meer duurzame productiemethoden te evolueren? Een aantal ngo’s, zoals Oxfam en Solidaridad, plaatsten daar in de laatste editie van de Cocoa Barometer (2015) alvast flink wat vraagtekens bij. Volgens hen zijn de grote multinationals in hun streven naar duurzaamheid veel te zwaar gefocust op een hogere productie en betere rendabiliteit, en blijft de aandacht voor de vaak ellendige levensomstandigheden van de cacaoboeren in dit nieuwe initiatief te beperkt.

Antonie Fountain, medeauteur van die tweejaarlijkse cacaobarometer, toont zich ook voor de komende jaren weinig hoopvol wat een fundamentele verbetering van de arbeids- en levensomstandigheden van de cacaoboeren betreft. “De cacaoprijs is de voorbije zes maanden met dertig procent gezakt. Die daling vloeit vooral voort uit de inspanningen die in een aantal landen gedaan zijn om een hoger rendement te krijgen bij de productie, vooral op initiatief van enkele multinationals.” Daardoor is er, zo stipt Fountain aan, vandaag een structureel overschot aan cacao. Die lage prijzen hebben uiteraard ook een belangrijke negatieve impact op het inkomen, de scholingsgraad en de algemene levenssituatie van de cacaoboeren in West-Afrika.

Niemand verwacht bovendien dat de prijzen de komende jaren opnieuw significant de hoogte zullen ingaan. Fountain: “Als er al inspanningen gedaan worden op vlak van duurzaamheid, dan kleuren die vandaag te veel binnen de lijntjes van het bestaande systeem en de bestaande structuren. Misschien moeten we gewoon durven erkennen dat het huidige vrijhandelssysteem gebaseerd op vraag en aanbod een echt fundamentele verbetering van de situatie van de boeren onmogelijk maakt.”

Een niet onbelangrijke rol hierin is ook weggelegd voor de lokale overheden. Zij moeten beter hun best doen en efficiënter werken, onderstreept Fountain, al is dat in praktijk soms gewoon ook niet mogelijk. “Ze zijn niet zelden aan handen en voeten gebonden door allerlei leningen bij het IMF en de Wereldbank, die het hen onmogelijk maken om protectionistische maatregelen te nemen.”

Of een echt duurzame cacaoteelt dan een illusie is en blijft? “Ik wil ook niet te pessimistisch overkomen. Er is de voorbije jaren wel degelijk al wat vooruitgang geboekt, maar er bestaat niet zoiets als één magische oplossing. Er is vooral nood aan meer ambitie, meer samenwerking tussen al betrokken partijen én een grotere verantwoordelijkheidszin bij al die partijen.”

Bronvermelding