Armoede en voedselonzekerheid. Wie een woordenwolk zou maken van alle welvaart- en ontwikkelingstudies over Sub-Sahara-Afrika, zou deze twee woorden wellicht in koeien van letters in het centrum plaatsen. Twee jaar geleden zagen de VN een groot potentieel in peulvruchten om af te rekenen met deze dubbele problematiek. 2016 werd omgedoopt tot het Internationaal Jaar van de Peulvrucht. Waar staan we intussen en hebben peulvruchten nog steeds een rol te spelen in de transformatie van de Afrikaanse landbouw?
Sommigen onder ons bijten weleens in een fajita gevuld met kidneybonen of serveren nu en dan een hummusdip bij het aperitief. Anderen zijn zelfs vertrouwd met de smaak van een linzenburger. Dat was vroeger anders. Peulvruchten – een categorie vlinderbloemigen die zich volgens de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) beperkt tot droge gewassen bestemd voor voeding en dierenvoeder – maakten traditioneel geen deel uit van ons Belgisch dieet. Een groeiende trend naar eiwitrijke vleesvervangers, aangezwengeld door een groter bewustzijn van de nood aan gezonde en milieuvriendelijke voeding, brengt hier echter traag maar zeker verandering in. Bovendien worden we door de stijgende multiculturaliteit van onze samenleving steeds vaker blootgesteld aan gerechten op basis van peulvruchten.
"Verschillende Afrikaanse landen zien kansen om hun landbouw te transformeren als antwoord op de groeiende afzetmarkt. En daar hebben ze meer mee te winnen dan eender welk ander land ter wereld"
Ook wereldwijd neemt de consumptie van peulvruchten toe. De drijvende kracht is de aanhoudende populatiegroei in landen zoals India, China, Pakistan en Bangladesh, waar vegetarische maaltijden op basis van peulvruchten voor velen dagelijkse kost zijn. Aangezien de binnenlandse productievolumes in deze landen de stijgende vraag niet kunnen bijhouden, groeit ook de import van peulvruchten. Volgens de India Pulses and Grain Association nam de wereldhandel in peulvruchten toe van 1,7 miljoen ton in 1981 tot 12,4 miljoen ton in 2011.
Deze evolutie creëerde een platform voor peulvruchtproducerende landen als Canada, de Verenigde Staten, Australië, China, Myanmar en Argentinië om nog meer in te zetten op het telen en exporteren van peulvruchten. Maar ook verschillende Afrikaanse landen zien kansen om hun landbouw te transformeren als antwoord op deze groeiende afzetmarkt. En daar hebben ze meer mee te winnen dan eender welk ander land ter wereld.
"200 miljoen van de 1 miljard Afrikanen is ondervoed, waaronder 58 miljoen onder de 5 jaar"
In Afrika leven ongeveer een miljard mensen. Daarvan zijn de meesten kleinschalige boeren die overleven op de schaarse opbrengsten van hun landbouwactiviteiten. Volgens statistieken van de World Hunger Education Service zijn 200 miljoen hiervan arm en ondervoed, mede door een gebrek aan nutriëntrijke voeding. Een studie van het International Food Policy Research Institute (IFPRI) toonde aan dat dit cijfer 58 miljoen kinderen onder de 5 jaar omvat. Aangezien de Afrikaanse bevolking volgens voorspellingen van de Verenigde Naties tegen 2050 zal verdubbelen, zal het probleem van ondervoeding drastisch toenemen. Ook het aantal mensen met obesitas zal oplopen. Door de welvaartsgroei in verstedelijkte gebieden zullen lokale diëten namelijk verschuiven richting meer vlees en bewerkte voeding.
Peulvruchten kunnen volgens de FAO een belangrijke bijdrage leveren aan het verminderen van deze dubbele voedingsproblematiek. Ze zijn rijk aan proteïnen, nutriënten, vitaminen, ijzer en zink, bevatten geen cholesterol, weinig vetten én ze zijn glutenvrij. Nochtans is de consumptie van peulvruchten vandaag relatief laag in Afrika in vergelijking met andere continenten. Dit is het gevolg van lokale consumentenvoorkeuren maar ook een complexe wisselwerking tussen institutionele, culturele en socio-economische factoren, zoals de historisch beperkte aandacht voor peulvruchten in het ontwikkelingsbeleid van Afrikaanse landen.
"Een unieke eigenschap van peulvruchten is dat ze stikstof uit de lucht fixeren in hun wortels met de hulp van bacteriën. Dat maakt dat ze minder meststoffen nodig hebben dan andere gewassen"
Niet alleen de consumptie, maar ook de teelt van peulvruchten kan grote voordelen opleveren voor de Afrikaanse landbouwgemeenschappen. Oude, onvruchtbare en zeer klimaatgevoelige bodems zijn een belangrijk struikelblok voor de ontwikkeling en diversificatie van de landbouw in Afrika. Omdat peulvruchten weinig water nodig hebben, zijn ze goed aangepast aan de vaak erg droge bodems. Hun brede genetische diversiteit leent zich dan weer uitstekend tot de selectie van klimaatresistente variëteiten. Wellicht nog belangrijker is hun unieke eigenschap om te fungeren als natuurlijke stikstoffabriekjes. Zo fixeren ze stikstof uit de lucht in hun wortels met de hulp van bacteriën. Dat maakt dat ze minder meststoffen nodig hebben dan andere gewassen. Ze verbeteren op die manier ook de bodemkwaliteit, wat hen perfect geschikt maakt voor intercropping, een techniek waarbij verschillende gewassen op eenzelfde stuk landbouwgrond worden verbouwd .
“Door een monocultuur van maïs eenmaal met peulvruchten te onderbreken, verbetert de bodemkwaliteit zodanig dat de boer het volgende seizoen een extra halve ton maïs per hectare kan oogsten”
“Peulvruchten bieden een mogelijkheid voor de Afrikaanse boeren om hun landbouwsystemen – vaak gebaseerd op monotone cultivaties van granen, maïs of cassava – te diversifiëren”, vertelt Ken Giller, professor Plantaardige Productiesystemen aan de Universiteit van Wageningen. “Door een monocultuur van maïs eenmaal met peulvruchten te onderbreken, verbetert de bodemkwaliteit zodanig dat de boer het volgende seizoen een extra halve ton maïs per hectare kan oogsten”,weet Giller uit ervaring. Bovendien brengen peulvruchten meer op dan de huidige graangewassen en zijn ze lang houdbaar waardoor ze in tijden van lage martkvraag door de boeren en hun families zelf kunnen worden opgegeten of verkocht.
Giller werkt al meer dan 30 jaar met peulvruchten in Afrika en leidt sinds 9 jaar het N2Afrika-project. Dat samenwerkingsverband met lokale ngo’s, overheden en universiteiten heeft als doel de voordelen van peulvruchten voor meer dan 550.000 kleinschalige boeren in Afrika te vergroten. “Cruciaal hierbij is het enten van de peulvruchtzaden met de stikstoffixerende Rhizobium-bacterie. Een relatief simpel en goedkoop proces, maar met een groot effect op opbrengsten”, meent Giller.
Via verschillende communicatiekanalen, zoals radio en magazines, worden de best geschikte plant- en bewerkingsmethoden met de boeren gedeeld. Zo leren de boeren hoe ze peulvruchten optimaal kunnen integreren met andere gewassen. Een belangrijke opdracht aangezien peulvruchten in Afrikaanse landen historisch gezien veel minder aandacht kregen in gewasonderzoek, -ontwikkeling en -beleid dan graangewassen. Dat leidde tot zwakkere teeltmethoden, minder toegang tot inputs zoals verbeterde zaden en lagere gemiddelde opbrengsten van peulvruchten dan op andere continenten.
“Een van de grootste uitdagingen bij het vergroten van gewasopbrengsten in Afrika is de tijdige aanlevering van zaden en meststoffen bij de boeren. Dat is niet anders bij peulvruchten, die ook nog steeds fosfor nodig hebben”, duidt Giller. Slechte infrastructuur gooit hier roet in het eten, hoewel Giller vooruitgang opmerkt: “Ik zie snelle veranderingen in rurale infrastructuur, zowel op vlak van wegen als telecommunicatie. Boeren kunnen tegenwoordig directe cash transfers uitvoeren via hun mobiele telefoon en je merkt dat handelsbedrijven zich vlotter in rurale regio’s beginnen te verspreiden.”
"Keniaanse boeren ontvingen in 2010 voor hun bonen slechts 36 procent van de exportwaarde"
Hoewel peulvruchten op de wereldmarkt meer waard zijn dan granen, verkopen de meeste boerenorganisaties tegen marktprijzen die relatief laag zijn. Een studie uit 2015 in het wetenschappelijk tijdschrift Knowledge Driven Development toonde bijvoorbeeld aan dat Keniaanse boeren in 2010 voor hun bonen slechts 36 procent van de exportwaarde ontvingen. Zo komt er onvoldoende geld binnen om te investeren in betere en efficiëntere productie. Een vicieuze cirkel, gevoed door een gebrek aan marktintelligentie en onderhandelingsvaardigheden bij de boerenorganisaties. Capaciteitsopbouw is dus noodzakelijk, net als een sterkere overheidsondersteuning van de boerenorganisaties en een verhoogde toegang tot financiering.
De overheid heeft eveneens een rol te spelen in het controleren van prijsvolatiliteit, volgens Giller een van de grootste struikelblokken voor de boeren. “Enkele jaren geleden boekten we grote successen in Noord-Ghana, waar boeren in snel tempo soja begonnen te telen. Vorig jaar zakte de sojaprijs echter in elkaar door een stortvloed aan goedkoop sojameel op de wereldmarkt. De boeren haakten massaal af, want het was opeens goedkoper om een container sojameel uit pakweg België te bestellen dan om de soja van bij de boer om de hoek te kopen.” Giller wijst dan ook op het belang van prijsstabiliteit. “Wanneer boeren een gewas zaaien bij de start van het seizoen, moeten ze een idee hebben van de opbrengsten aan het einde van het seizoen. Ze hebben immers niet de capaciteit om te bufferen tegen grote prijsschommelingen.”
"Als je een transparante, eerlijke keten wil opzetten moet je ervoor zorgen dat je zo weinig mogelijk tussenpersonen hebt en dat je heel goed weet wat de marges zijn. Zo kan je tot een eerlijke prijs komen voor de boer"
Uitdagingen genoeg dus als we duurzame en efficiënte productieketens van peulvruchten willen uitbouwen in Afrika. Dat weten ze ook bij Rikolto, de voormalige Vredeseilanden. Via het project Gezocht: Voedsel Voor De Toekomst probeert de ngo duurzame ketens op te zetten voor quinoa, peulvruchten en zeewier door samen te werken met het bedrijfsleven, universiteitsinstellingen, handelaars, boeren, burgers en maatschappelijke organisaties. “Als je een transparante, eerlijke keten wil opzetten moet je ervoor zorgen dat je zo weinig mogelijk tussenpersonen hebt en dat je heel goed weet wat de marges zijn. Zo kan je tot een eerlijke prijs komen voor de boer”, vertelt Caroline Huyghe, projectcoördinator bij Rikolto. “Idealiter wordt die prijs ook samen met al die verschillende actoren bepaald. Maar dat is natuurlijk een werk van lange adem.”
Voor quinoa lijkt dat evenwel al aardig te lukken. Zo zit Colruyt Group mee aan tafel met de Peruviaanse boerenorganisaties om een eerlijke prijs af te spreken. Bij peulvruchten is het voorlopig nog niet zover – de inkoopvolumes van Colruyt Group bleken te laag om de Tanzaniaanse exporteurs te overtuigen om aan de strengere Europese kwaliteitseisen te voldoen. “Dus hebben we in het geval van de peulvruchtenketen in Tanzania voor een bredere aanpak gekozen”, aldus Huyghe. Zo focust Rikolto zich op alle aspecten die inefficiëntie in de waardeketen veroorzaken. “We streven ernaar om de productie te verhogen, oogstverliezen te minimaliseren, inefficiënties van de transporteurs en handelaars te verminderen en transparante en eerlijke handelsvoorwaarden te installeren”, aldus regionaal Rikolto-directeur Mark Blackett.
Ook jongeren krijgen een belangrijke plaats binnen het Rikolto-project. “We kijken in dergelijke projecten altijd heel erg naar jongeren als trekkers voor verandering. De bedoeling is hen te stimuleren om sociale ondernemers te worden binnen de voeding- en agrosector”, legt Huyghe uit. “Dat doen we door hen actief te laten nadenken over enerzijds de uitdagingen van hun lokale voedingssystemen en anderzijds de businessopportuniteiten die hieruit kunnen voortvloeien. Van vertical farming – het kweken van producten in verticaal gestapelde lagen – tot oplossingen voor voedselverspilling. We zetten het heel breed in."
Een belangrijk puzzelstuk in dit verhaal is het stimuleren van de lokale consumptie van peulvruchten. Brede sensibiliseringscampagnes zijn nodig om de gezondheids- en milieuvoordelen van peulvruchten te benadrukken en zo hun consumptie te promoten. “Dat zorgt niet alleen voor een betere lokale opname van proteïnen en nutriënten – en dus minder gezondheidsproblemen – maar ook voor risicospreiding bij de boeren”, weet professor Erik Mathijs, eveneens betrokken bij het Gezocht: Voedsel voor deToekomst-project vanuit de afdeling Bioeconomics van de KU Leuven. “Een grotere lokale markt biedt een buffercapaciteit voor boeren wanneer marktprijzen fluctueren.”
Ook professor Ken Giller erkent deze dynamiek. “Ik ken voorbeelden van vrouwen in Noord-Ghana en Noord-Nigeria die koeienerwten gebruiken om snacks te bereiden die ze vervolgens op straat verkopen. Zo verdubbelen ze hun inkomen uit peulvruchten”, weet Giller. Het is dus een kwestie van mensen te informeren over de gezondheisvoordelen van peulvruchten, maar ook onderzoek te doen naar producten en recepten die gesmaakt worden door de lokale bevolking. En die vervolgens te introduceren.
Verschillende ontwikkelingsprojecten focussen dan ook op voedingsvoorlichting en trainingen rond maaltijdbereidingen. Zo ook het SPIFoNS project, kort voor Scaling-up Pulse Innovations for Food and Nutrition Security, een samenwerkingsverband tussen een Ethiopische en Canadese universiteit met steun van de Canadese regering en het International Development Research Center. Het project richt zich op 70.000 boerenfamilies in Zuid-Ethiopië, een regio waar 75 procent van de zwangere vrouwen leidt aan zinkarmoede en 50 procent van alle kindersterftes gerelateerd is aan tekorten van proteïnen en micronutriënten.
Naast het verspreiden van verbeterde landbouwpraktijken, zaden en biomeststoffen, introduceren de projectpartners snacks, meel en pappen op basis van peulvruchten in rurale huishoudens, scholen en dorpwinkels. Een aanpak die ook in Kenia, India en Malawi succesvol bleek bij het diversifiëren van lokale diëten en het verbeteren van de gezondheid van moeders en kinderen.
Door meer peulvruchten te eten, verbetert niet alleen onze gezondheid, maar stimuleren we ook de peulvruchtenteelt. Dat is dan weer positief voor het milieu en een ideale manier om de voedselonzekerheid en armoede tegen te gaan. Klinkt simpel, niet? Toch zijn er vaak culturele barrières die moeten worden gesloopt. En die kunnen behoorlijk hardnekkig zijn. Zo worden peulvruchten in Afrikaanse steden gezien als ‘voedsel voor de arme man’, waardoor hun consumptie laag blijft. “Er is een grote nood aan educatie over wat een gezond dieet is”, besluit Giller. “Niet alleen in Afrika, maar ook in de Verenigde Staten en Europa.”
28/2/2018
Om tijdens de COVID-19 pandemie de regionale voedselvoorziening voor een paar maanden te garanderen, riep de Tanzaniaanse president de bevolking op om massaal peulen te planten. David Leyssens, regionaal directeur van Rikolto Oost-Afrika, getuigt: ‘Peulvruchten zijn nu bijzonder belangrijk voor de voedselzekerheidsstrategie van elk Oost-Afrikaans land. Omdat de voorbije twee seizoenen bijzonder slecht waren, met extreme droogte en maandenlang bijzonder hevige regens, zijn er echter te weinig zaden voor handen. Wij hebben een covid-urgentieprogramma opgestart dat boeren aan kwaliteitsvol lokaal zaad moet helpen om die gigantische uitdaging om bonen te produceren aan te kunnen.’
25/5/2020