Voor de komst van intensieve veeteelt teelde de boer zelf het voer voor zijn dieren. De mest kwam terug op het land terecht: een min of meer gesloten kringloop. Vandaag importeert Vlaanderen jaarlijks meer dan een half miljoen ton soja voor verwerking in veevoer. Dat zorgt niet alleen voor een grote ecologische voetafdruk in het Amazonewoud, maar laat ook zijn sporen na op de natuur bij ons. Al dat krachtvoer nodig voor een intensieve varkensteelt zorgt voor veel mest waarvan schadelijke stoffen overblijven die terechtkomen in de bodem en rivieren, meer dan Vlaanderen kan slikken.
Door een deel van het krachtvoer uit soja te vervangen door reststromen uit de levensmiddelenindustrie kan een varkensboer de kringloop herstellen en de impact op het milieu beperken. Sinds kort wordt dat in Nederland van varkenshouders afgedwongen. Tegen 2030 moet varkensvoer in Nederland voor 75 procent bestaan uit reststromen. Vanaf 2040 is dat 100 procent.
Volgens Nevedi, de Nederlandse Vereniging van de Diervoederindustrie, halen Nederlandse varkensboeren vandaag ongeveer 65 procent van de grondstoffen voor varkensvoer uit de levensmiddelenindustrie, zoals aardappelschillen, bierdraf en bietenpulp. Dat zou nog meer kunnen zijn als het gebruik van etensresten en diermeel weer zou worden toegestaan, wat sinds de uitbraak van dierziekten als de varkenspest en mond- en klauwzeer verboden is. Zolang dat niet het geval is, zijn de nieuwe normen volgens experts in de sector onhaalbaar want te duur.